
Jurisprudentie
BI1496
Datum uitspraak2009-04-09
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 09 / 458
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 09 / 458
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter niet-ontvankelijk verklaard omdat de getroffen voorlopige voorziening geacht moet worden van rechtswege te zijn vervallen nu de oorspronkelijke verzoeker het bezwaar heeft ingetrokken en de andere bezwaarmakers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaren en in die besluiten berusten.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09 / 458
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:87 juncto artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[verzoekster] BV te Roermond, verzoekster,
gemachtigde mr. M.C. Muus
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond,
te Roermond, verweerder.
1. Overwegingen
1.1. Bij verzoekschrift van 2 april 2009 heeft verzoekster verzocht om opheffing van de voorlopige voorziening die de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 11 februari 2009, onder procedurenummer AWB 09/37, heeft getroffen ten aanzien van een vergunning onder vrijstelling verleend aan verzoekster tot het oprichten van een winkelgebouw met bijbehorende ruimten.
1.2. De mogelijkheid van een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening is geregeld in artikel 8:87 van de Awb. Dit artikel biedt die mogelijkheid indien er sprake is van een wijziging in de relevante omstandigheden op grond waarvan aan een (gedeeltelijke of voorlopige) tenuitvoerlegging van het geschorste besluit overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het belang dat is gediend met het (ongewijzigd) voorduren van de voorlopige voorziening.
1.3. Op de eerste plaats moet worden vastgesteld dat de bij uitspraak van 11 februari 2009 getroffen voorlopige voorziening, nu daarbij geen vervaltermijn is bepaald, blijft gelden totdat zich een van de situaties als bedoeld in artikel 8:85, tweede lid, van de Awb voordoet, dit uiteraard afgezien van de mogelijkheid van opheffing van de schorsing als nu door verzoekster gevraagd.
1.4. De voorzieningenrechter acht in het onderhavige geval termen aanwezig om met toepassing van 8:83 van de Awb uitspraak te doen.
1.5. Bij besluit van 27 november 2008 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond aan [verzoekster] B.V. een vergunning onder vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het oprichten van een winkelgebouw met bijbehorende ruimten aan de St. Wirosingel te Roermond.
1.6. Lidl Nederland GmbH (hierna Lidl) te Huizen evenals de Coöperatieve Vereninging van eigenaren Winkelcentrum “Donderberg”, de heer [belanghebbende A], de heer [belanghebbende B] en A.J. Investment B.V. te Helvoirt hebben tegen voornoemd besluit bezwaar gemaakt.
1.7. Lidl heeft zich voorts tot de voorzieningenrechter gewend met het voorzoek een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb, bekend onder procedurenummer AWB 09/37.
1.8. Op 11 februari 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond naar aanleiding van dit verzoek uitspraak gedaan. Het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen en de besluiten betreffende de vrijstelling en de bouwvergunning zijn geschorst.
1.9. Op 10 maart 2009 heeft Lidl het bezwaar ingetrokken.
1.10. Bij brief van 2 april 2009 heeft mr. M.C. Muus namens [verzoekster] B.V. en Aldi een verzoek ingediend om opheffing van de voorlopige voorziening.
1.11. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van verzoeksters verzoek tot opheffing overweegt de rechter als volgt.
1.12. Artikel 8:85, tweede lid van de Awb, voor zover hier van belang, bepaalt dat de voorlopige voorziening in ieder geval vervalt zodra het bezwaar is ingetrokken dan wel de termijn voor het instellen van beroep bij de rechtbank tegen het besluit op bezwaar ongebruikt is verstreken.
1.13. De voorzieningenrechter overweegt dat in het geval tegen het besluit ook door een of meer andere belanghebbenden, dan degene(n) die eerder een verzoek om voorlopige voorziening hebben gedaan, bezwaar of beroep is ingesteld, dat niet wordt ingetrokken, dit anders kan zijn. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 februari 2000 (Gemeentestem 2000, 7120, nr. 7).
1.14. De voorzieningenrechter stelt vast dat zich thans een situatie voordoet, waarin ook door andere belanghebbenden dan verzoekster bezwaar hebben gemaakt, met dien verstande dat het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond deze bezwaren bij besluit van 2 april 2009 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Teneinde de betekenis van deze niet-ontvankelijkheid en de eventuele belangen van de belanghebbenden in dit verband te wegen, heeft de rechtbank zich bij schrijven van 7 april 2009 gericht tot de gemachtigde van belanghebbenden;
- de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren Winkelcentrum “Donderberg”;
- de heer [belanghebbende A], [adres] te [plaats];
- de heer [belanghebbende B], [adres] te [plaats] en;
- A.J. Investment B.V., Rijksweg 16 te Helvoirt.
1.15. In bedoeld schrijven is onder meer aangegeven om in het geval dat de hiervoor genoemde belanghebbenden reeds het standpunt hebben ingenomen, dat zij berusten in het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond van 2 april 2009, dit per omgaande aan de rechtbank te berichten.
Bij schrijven van 9 april 2009 heeft de gemachtigde van bovengenoemde belanghebbenden de rechtbank bericht, dat belanghebbenden berusten in genoemd besluit.
1.16. Dat betekent naar het oordeel van de rechter dat de intrekking van het bezwaar door de Lidl, terwijl vast is komen te staan dat belanghebbenden berusten in het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond van 2 april 2009 waarbij zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaren, er toe leidt dat de voorlopige voorziening geacht moet worden van rechtswege te zijn vervallen.
1.17. Dat betekent dat het verzoek van [verzoekster] B.V. en Aldi, om opheffing van de voorlopige voorziening, om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:84 van de Awb;
verklaart het verzoek tot opheffing van de voorlopige voorziening niet-ontvankelijk nu deze van rechtswege is komen te vervallen;
Aldus gedaan door mr. C.M.W. Nobis in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2009.
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 10 april 2009
MC
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.