Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1501

Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/994205-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van het tenlastegelegde art 10.1 lid 1 WMbh en subsidiair art 13 Wbb. Vergunningverlenende instantie heeft in ieder geval niet willen toestaan dat groutwater naar belendende percelen zou percoleren, nu van die grond niet bekend is of deze voorzien is van een beschermende waterkerende verharding en aldus de mogelijkheid bestaat dat het groutwater aldaar een negatieve invloed op de bodem heeft. Voor de stelling dat het water in de plassen van verdachte afkomstig was, bevat het dossier uitsluitend de constateringen van de toezichthoudend ambtenaar dat er plassen lagen, dat de onderkant van het bassin donkerverkleurd was en nat aanvoelde (op een later moment tevens dat de dijken deels verzakten) en dat het water in de plassen evenals het water in de bassins zeer basisch was (zoals later is bevestigd door laboratoriumonderzoek). De rechtbank acht deze feiten en omstandigheden echter onvoldoende bewijs voor genoemde stelling. Dit geldt temeer, omdat deze feiten en omstandigheden niet, althans onvoldoende, uitsluiten dat het water geheel of ten dele van de activiteiten op het naastgelegen terrein afkomstig was. Dit oordeel zou wellicht anders zijn geweest, als nader (wetenschappelijk) vergelijkend onderzoek naar de chemische samenstelling van het water in de bassins en het water in de plassen was gedaan, anders dan alleen naar het basische karakter ervan, en/of als meer onderzoek naar de aard en omvang van de activiteit op het naastgelegen terrein was verricht. Van dergelijk onderzoek is echter niet gebleken. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen de opmerking ter terechtzitting dat sprake is van een aanmerkelijk afschot van het naastgelegen terrein van buurman naar dat van verdachte.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM HERSTEL VAN VONNIS Herstel van vonnis van 27 november 2008 van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte] met parketnummer: 13/994205-07. Aanleiding In de schriftelijke weergave van het bovengenoemde vonnis is abusievelijk in het dictum (kopje “9. Beslissing”) nagelaten de beslissing over de vervangende hechtenis op te nemen. Dit betreft een kennelijke omissie, nu dit bij oplegging van een geldboete een standaardbeslis-sing is. Herstel De rechtbank herstelt het vonnis dan ook als volgt. Onder het kopje “9. Beslissing” dient direct na “([bedrag] euro)” te worden ingevoegd: “bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 dagen”. Ondertekend door mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, en mr. P.C.N. van Gelderen, griffier. De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.