Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1600

Datum uitspraak2009-04-17
Datum gepubliceerd2009-04-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5792 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. De rechtbank heeft terecht de ingeschakelde deskundige gevolgd in zijn oordeel dat de FML de voor appellante geldende medisch objectiveerbare beperkingen juist weergeeft. De bezwaararbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat en waarom de door hem gehandhaafde functies voor appellant geschikt zijn. Waar het gezichtsvermogen van appellante niet medisch objectiveerbaar is beperkt, bestond geen noodzaak tot een afzonderlijke toelichting op het aspect zien.


Uitspraak

07/5792 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 30 augustus 2007, 06/6908, (de aangevallen uitspraak) in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 april 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante is hoger beroep ingesteld en is tot twee maal (para-) medische informatie en een reactie van appellante ingezonden. Het Uwv heeft verweer gevoerd en op de nadere stukken van appellante gereageerd met schriftelijk commentaar van de bezwaarverzekeringsarts. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 6 maart 2009. Appellante is daar bijgestaan door mr. F.J. ten Seldam, advocaat te Haarlem. Namens het Uwv is verschenen mr. R.A. Sowka. II. OVERWEGINGEN 1. Het beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 12 juli 2006 door het Uwv bekend gemaakte besluit. 2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. 3.1. Appellante heeft haar werk als buurtconciërge in 2000 wegens psychische klachten gestaakt. Aan haar is een WAO-uitkering toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Op 11 januari 2006 heeft appellante gevraagd om herkeuring, want zij achtte zich toegenomen arbeidsongeschikt. 3.2. Op 13 februari 2006 heeft de verzekeringsarts appellante onderzocht en haar medische arbeidsbeperkingen vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant op 10 mei 2006 gezien en is het eens met de FML. 3.3. De arbeidsdeskundige heeft de functies productiemedewerker industrie, elektronicamonteur en wikkelaar als geschikt geselecteerd. Voor haar eigen werk is appellante ongeschikt. Het loonverlies bedraagt ongeveer 8%. 3.4. Bij besluit van 17 maart 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant per 16 mei 2006 ingetrokken en hij heeft die intrekking gehandhaafd met zijn besluit van 12 juli 2006. 4. In hoger beroep heeft appellant opnieuw opgeworpen dat het Uwv haar belastbaarheid, met name op psychisch vlak, heeft overschat. De functies zijn voor appellante niet geschikt, want onvoldoende is toegelicht dat de belasting op het aspect zien haar belastbaarheid niet overtreft. 5.1. De rechtbank is naar het oordeel van de Raad terecht de door ingeschakelde deskundige psychiater R. Tonneijck gevolgd in zijn oordeel dat de FML de voor appellante geldende medisch objectiveerbare beperkingen juist weergeeft. De deskundige Tonneijck heeft gemotiveerd en overtuigend aangegeven dat appellante lijdt aan een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en een somatisatiestoornis. Hij meldt een enorme discrepantie tussen anamnese en de klachtenpresentatie bij zijn onderzoek, een verschil dat ook tijdens de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken naar voren kwam. Appellante heeft zich volgens de deskundige overbelast en dat uit zich op verschillende terreinen zonder dat sprake is van een psychiatrische stoornis sec. Appellante presenteert zich weliswaar met klachten die wijzen op een matige tot ernstige depressie, maar daarvan kan de deskundige bij psychiatrisch onderzoek weinig terug vinden. De andersluidende opvatting van de psychiater H.H. van der Meiden verwerpt de deskundige Tonneijck, naar het oordeel van de Raad overtuigend, met het argument dat die alleen stoelt op een anamnese zonder (kenbaar) psychiatrisch onderzoek. 5.2.1. De rechtbank is deels afgeweken van het advies van haar deskundige en overweegt daartoe: “De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het advies van de deskundige om een urenbeperking aan te nemen op grond van subjectieve gegevens. De omstandigheid dat eiseres full time loonvormende arbeid als zeer stressvol en frustrerend zal ervaren hetgeen zal leiden tot een subjectief beleven van chronische overbelasting en toename van de somatisatie zal, mocht het zover komen, mogelijk tot een nieuwe beoordeling van eiseres op dat moment dienen te leiden.” 5.2.2. Hiermee heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat het advies van de deskundige Tonneijk onvoldoende medisch objectieve aanknopingspunten biedt voor een duurbeperking, waar dit deel van zijn advies vooral berust op de subjectieve klachtenbeleving van appellante. De Raad onderschrijft ook dit deel van de aangevallen uitspraak. 5.3. De door appellante in hoger beroep overgelegde medische stukken brengen de Raad niet tot een ander oordeel. De bezwaararbeidsdeskundige heeft er terecht op gewezen dat deze zien op de situatie (ver) na 16 mei 2006. 5.4. Naar het oordeel van de Raad heeft de bezwaararbeidsdeskundige voldoende toegelicht dat en waarom de door hem gehandhaafde functies voor appellant geschikt zijn. Waar het gezichtsvermogen van appellante niet medisch objectiveerbaar is beperkt, bestond geen noodzaak tot een afzonderlijke toelichting op het aspect zien. 6. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt. 7. Voor een kostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.V. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 april 2009. (get.) R.C. Stam. (get.) R.V. Benza. KR