Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1622

Datum uitspraak2009-03-24
Datum gepubliceerd2009-04-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.380/01 (voorheen rolnummer 0600555)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Conflicterende verkeerslichtinstallaties.


Uitspraak

Arrest d.d. 24 maart 2009 Zaaknummer 107.001.380/01 (voorheen rolnummer 0600555) HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: [appellant], toevoeging, procureur: mr. F. Vortman, advocaat te Hardenberg, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats geïntimeerde], geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [geïntimeerde], procureur: mr. A.T. Bolt, advocaat te Arnhem. De inhoud van het tussenarrest van 28 februari 2008 wordt hier overgenomen. Het verdere procesverloop Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 24 juni 2008 het getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] plaats gevonden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in de afschrift bij de stukken. [geïntimeerde] heeft vervolgens afgezien van contra-enquête. Partijen hebben ieder nog een memorie na enquête genomen. Door [geïntimeerde] zijn daarbij producties overlegd. Tenslotte hebben partijen wederom de stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest. De verdere beoordeling Wederom met betrekking tot de grieven 1. Bij eerdergenoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten te bewijzen dat ten tijde van het ten processe bedoelde ongeval het voor haar bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde toen zij, rijdende op het fietspad van de J.C. Kellerlaan, de kruising van deze laan met de Gramsbergerweg overtak. 2. Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [appellant] één getuige voorgebracht, te weten mevrouw [getuige]. De getuige heeft - zakelijk weergegeven - als volgt verklaard: "(...) Ik kwam op de fiets vanuit het centrum bij de kruising Kellerlaan/Gramsbergerweg te Hardenberg. Je steekt dan de Kellerlaan over, waarbij je een stoplicht passeert. Daar moet je een drukknop induwen. Ik herinner mij dat naast of net voor mij mevrouw [appellant] stond, als ik mij goed herinner reed ze op een bromfiets of iets dergelijk (...) Wij trokken beiden op en staken de Kellerlaan over. Mevrouw [appellante] reed iets voor me (...) Als je de Kellerlaan overgestoken bent kun je linksaf over de Gramsbergerweg. Ook daar staat een stoplicht, waarvan ik vrijwel zeker weet dat het wel een inschakelknopje heeft, maar altijd op groen staat als je via het stoplicht over de Kellerlaan bent gekomen. Indertijd reed ik die route vaak. Mevrouw [appellant] reed dus iets voor mij richting dat stoplicht. Ik reed iets daarachter en voor mij was het licht zeker groen. Mevrouw [appellant] moet dus door groen zijn gereden vlak voor mij ik heb namelijk alleen groen gezien. Omdat ik vlak achter haar reed en voor mezelf het groene stoplicht zag, kan het niet anders dan dat het ook voor mevrouw [appellant] groen was. Ik weet zeker dat ik naar het stoplicht heb gekeken net voordat ik zelf overstak. Ik weet zeker dat ik niet anders dan groen heb gezien en ik kijk eigenlijk altijd vanaf de bocht naar het stoplicht. Toen mevrouw [appellant] de Gramsbergerweg kruisend opreed was ik de bocht al om (...) Ik herinner me niet of er auto's stil stonden op de Gramsbergerweg toen ik de Kellerlaan overstak. Ik weet alleen wel zeker dat er toen geen auto's reden in dezelfde richting als waarin ik fietste (...) Je hoort wel vaker dat kruisende stoplichten gelijktijdig groen zijn, maar ik heb dat niet speciaal over dit kruispunt gehoord. Ter plaatse heeft de politie met mij gesproken en heb ik al gezegd dat mevrouw [appellant] een groen stoplicht had. U houdt mij de toen afgelegde verklaring voor en de verklaring die de politie op papier heeft gesteld klopt. U vraagt mij naar een tweede verklaring die ik zou hebben afgelegd op 24 februari 2001 en u toont mij die. Ik herinner me helemaal niets van het afleggen van die verklaring, maar zie wel dat het mijn handschrift is en mijn handtekening die bij die verklaring hoorde. U leest mij die verklaring voor. Ik zeg u dat de inhoud van die verklaring klopt en ook daar blijf ik bij. Op de vraag van mevrouw mr. Bos of ik de auto's al zag toen mevrouw [appellant] de weg op reed zag ik dat ik het busje net voor de aanrijding zag (...)". 3. Vooropgesteld moet worden dat de getuige heel stellig is in haar verklaring dat, op het moment dat [appellant] de kruising met de Gramsbergerweg op reed, het voor haar geldende verkeerslicht op groen stond. Een eensluidende verklaring heeft zij ook al direkt na het ongeval tegenover de politie afgelegd en die lezing is ook nog herhaald in een verklaring welke de getuige op 24 februari 2001 heeft afgelegd. In zoverre kan niet gezegd worden dat de getuige in haar verklaring niet consistent is. 3.1 Niettemin houdt het hof twijfels omtrent de juistheid van hetgeen de getuige heeft verklaard ten aanzien van de werking van het voor [appellant] bestemde verkeerslicht op het moment dat zij de Gramsbergerweg wilde oversteken. 3.2 De betrokken kruising heeft immers afzonderlijke verkeerslichtinstallaties voor verkeer dat van de hoofdrijbanen gebruikt maakt en voor het langzame verkeer op de naast de hoofdrijbanen gelegen fietspaden en, zoals blijkt uit de in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen van Vialis Verkeer & Mobiliteit (hierna: Vialis), is de verkeersregelinstallatie zodanig dat twee, zogenoemde, conflicterende richtingen nooit gelijktijdig groen vertonen. Weliswaar heeft [appellant] op de laatste verklaring van Vialis niet kunne reageren, maar zij is daardoor niet in haar verdediging geschaad omdat het hier gaat om een verklaring die inhoudelijk identiek is aan de reeds in eerste aanleg (ter gelegenheid van de comparitie van partijen) in het geding gebrachte verklaring van Vialis, op de inhoud van welke laatste verklaring [appellant] wel heeft kunnen reageren. De juistheid van die verklaring van Vialis is door [appellante] echter niet ter discussie gesteld. 3.3 De verklaring van de getuige [getuige 1], dat het verkeerslicht voor de kruising met de Gramsbergerweg altijd op groen staat als je via het stoplicht over de Kellerlaan bent gekomen, is strijdig met hetgeen Vialis heeft verklaard omtrent de werking van de verkeerslichten ter plaatse. uitgaande van de juistheid van de verklaring van Vialis behoorde een gelijktijdig "groen" voor [appellant] en [geïntimeerde] niet tot de mogelijkheden. Immers, indien de verkeerslichten voor het langzame verkeer op de fietspaden bij zowel de kruising met de J.C. Kellerlaan als bij die met de Gramsbergerweg al gelijktijdig groen licht geven, zal het verkeer over de hoofdrijbaan van de Gramsbergerweg rood licht hebben. Die situatie heeft zich hier echter niet voorgedaan, omdat vast staat dat het verkeerslicht voor [geïntimeerde] op groen stond toen hij de kruising overstak. 3.4 Het hof sluit dan ook niet uit dat hetgeen de getuige [getuige 1] heeft verklaard te hebben gezien, is ingegeven door hetgeen zij meende te hebben gezien en wellicht heeft afgeleid uit het feit dat het technisch mogelijk is - en ook voorkomt - dat de verkeerslichten voor het langzame verkeer op de fietspaden bij zowel het kruisen van de J.C. Kellerlaan als bij het kruisen de Gramsbergerweg gelijktijdig op groen staan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de getuige heeft verklaard dat zij indertijd die route vaak reed en ervaringsregels leren nu eenmaal dat het veelvuldig rijden van eenzelfde route tot gevolg kan hebben dat sprake is van een afnemende oplettendheid bij de bewuste weggebruiker. In dit verband is het opmerkelijk dat de getuige heeft verklaard dat zij bij het oversteken van de J.C. Kellerweg geen auto's heeft gezien die in dezelfde richting reden als zij, terwijl er, naar vast staat, wel degelijk auto's - waaronder de door [geïntimeerde] bestuurde auto - de kruising zijn opgereden. 4. Op grond van de inhoud van de verklaring van de getuige [getuige 1] kan derhalve niet worden geoordeeld dat [appellant] in het van haar verlangde bewijs is geslaagd. 5. Het door [appellant] in de memorie na enquête gedane aanbod om, indien sprake is van onvolledig bewijs, aanvullend getuigenbewijs te leveren, wordt als tardief door het hof gebasseerd. [appellant] is immers in het kader van de enquête in de gelegenheid geweest zelf een verklaring als partijgetuige af te leggen, die zij echter heeft voorbij heeft laten gaan. Na het horen van de getuige [getuige 1] is het getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] gesloten, zodat het als in strijd met een goede procesorde moet worden beschouwd om de enquête te heropenen ten einde [appellant] in staat te stellen alsnog een getuigenverklaring af te leggen. 6. In grief III heeft [appellant] de stelling betrokken dat [geïntimeerde] zich had dienen te realiseren dat andere weggebruikers, wellicht zelfs met overtreding van verkeersregels, zich op de door hem bereden rijbaan konden (gaan) bevinden, zodat, waar hij dat niet blijkt te hebben gedaan, niet de in het verkeer betamelijke zorgvuldigheid in acht heeft genomen. 6.1 Die stelling vindt in zijn algemeenheid geen steun in de wet of in het recht. [geïntimeerde] zou mogelijk een verwijt hebben getroffen indien in zijn wijze van rijden een concrete aanwijzing ligt besloten dat hij onvoldoende zorgvuldigheid of bedachtzaamheid heeft betrecht. Daaromtrent is echter niets gesteld of gebleken. 6.2 Het hof gaat daarom aan de bewuste stelling van [appellant] voorbij. 7. De grieven falen. Slotsom 8. Het beroepen vonnis van de kantonrechter van 5 juli 2006 dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (21/2 procespunten, tarief II). De beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt het vonnis van 5 juli 2006 waarvan beroep; veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op € 296,-- aan verschotten en op € 2.235,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat; verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Breemhaar en Rowel-van der Linde, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 maart 2009 in bijzijn van de griffier.