
Jurisprudentie
BI1871
Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-04-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805558/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805558/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 4 juli 2008, kenmerk 2008-007356, heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Maasdriel (hierna: de raad) bij besluit van 27 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Ammerzoden-Dorp, herziening 2007".
Uitspraak
200805558/1.
Datum uitspraak: 22 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2008, kenmerk 2008-007356, heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Maasdriel (hierna: de raad) bij besluit van 27 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Ammerzoden-Dorp, herziening 2007".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 augustus 2008.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman van het bureau Hartman Consultancy, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. de Meulder, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord de raad, vertegenwoordigd door A. Zweerus, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het college heeft het plan goedgekeurd dat voorziet in een partiële herziening van de bestemmingsplannen "Ammerzoden-Dorp 1995" en "Ammerzoden-Dorp 1995, herziening 1998" (beide laatstgenoemde plannen hierna: het vorige (bestemmings)plan). De voorschriften en plankaart van dit vorige bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. In artikel 12 van de voorschriften van het vorige bestemmingsplan was het totale aantal nieuwe woningen binnen het plangebied gemaximeerd op 80. Artikel 12 vervalt in het thans voorliggende plan om woningbouw gemakkelijker mogelijk te maken. Daarnaast voorziet het plan in de reparatie van een onvolkomenheid in artikel 9.6.6, onder f, van de voorschriften van het vorige plan door het zinsdeel 'van 50 meter' toe te voegen.
2.3. [appellant] betoogt dat de herziening van artikel 9.6.6, onder f, en het vervallen van artikel 12 van de voorschriften ertoe leiden dat op relatief eenvoudige wijze in de nabijheid van zijn bedrijf woningbouw kan worden gerealiseerd, waardoor hij in zijn bedrijfsuitvoering wordt geschaad en beperkt.
2.4. Artikel 9 van de voorschriften bevat bepalingen omtrent de bestemming "Agrarisch dorpsgebied". Artikel 9.2.1 van de voorschriften onder het kopje "Nieuwe woningen" bepaalt dat het oprichten van woningen op percelen waar ten tijde van het van kracht worden van het plan geen woning aanwezig is, uitsluitend is toegestaan op percelen welke op plankaart 2 zijn aangeduid met "nieuwe woning" alsmede op de percelen, welke op plankaart 2 met "bedrijven" zijn aangegeven. Ter zitting is gebleken dat het gaat om drie nieuwe woningen die zijn voorzien op een afstand van meer dan 100 meter van het bedrijf van [appellant] en dat deze woningen reeds onder de werking van het vorige plan zijn gerealiseerd. Gelet hierop heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat [appellant] niet wordt beperkt in de uitoefening van zijn agrarische bedrijf door het vervallen van artikel 12 van het vorige bestemmingsplan.
2.5. Artikel 9.6.6 van de voorschriften maakt - voor zover hier van belang - op het plandeel met de bestemming "Agrarisch dorpsgebied" met de aanduiding "onbebouwd" op plankaart 1, onder bepaalde voorwaarden een wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van bedrijven met daarbij behorende bedrijfswoningen mogelijk. Gelet op de plankaart staat vast dat het voormelde plandeel betrekking heeft op het gebied in het noordwesten van het plangebied tussen het bedrijventerrein Uilecoten en de Hogesteeg op minimaal 900 meter afstand van het perceel van [appellant]. Voorts heeft dit artikel betrekking op de vestiging van nieuwe bedrijven en niet op de bouw van nieuwe woningen. Op grond van het voorgaande heeft het college zich, in navolging van de raad, op het standpunt kunnen stellen dat artikel 9.6.6, onder f, van de voorschriften, waarin een van de voorwaarden voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, niet van invloed is op het perceel en het bedrijf van [appellant].
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009
177-602.