
Jurisprudentie
BI1935
Datum uitspraak2009-03-12
Datum gepubliceerd2009-04-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers294859 / HA RK 07-1005
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers294859 / HA RK 07-1005
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rijkswet op het Nederlanderschap; moeder van verzoeker heeft niet de Nederlandse nationaliteit verkregen omdat zij met gebruikmaking van valse persoonsgegevens een verzoek tot naturalisatie heeft ingediend. Gevolg is dat verzoeker als minderjarige niet is mee-genaturaliseerd en hij nimmer de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 294859 / HA RK 07-1005
Beschikking van 12 maart 2009
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. M.J. Mons,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te ’s-Gravenhage,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door: drs. R.J. Noks.
1. Het procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 11 september 2007 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij sinds 13 oktober 2000 de Nederlandse nationaliteit bezit.
1.2 Op 14 april 2008 is het schriftelijk standpunt van de Staat met betrekking tot het verzoekschrift ingekomen. De Staat is van mening dat verzoeker noch door naturalisatie noch anderszins het Nederlanderschap heeft verkregen.
1.3 De officier van justitie heeft bij brief van 26 mei 2008 medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
1.4 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op donderdag 19 juni 2008. Verzoeker is verschenen, vergezeld van mr. P.L.P.M. van Aalst, advocaat te Arnhem. Namens de Staat is drs. R.J. Noks verschenen.
1.5 De behandeling van het verzoekschrift is pro forma aangehouden teneinde de Staat in de gelegenheid te stellen een aantal stukken over te leggen. Verzoeker is in overweging gegeven om zijn stelling dat de heer [A.] niet zijn (biologische) vader is, aan te tonen door middel van een DNA-onderzoek. Vervolgens zouden partijen over en weer op de overgelegde stukken kunnen reageren.
1.6 De Staat heeft bij brief van 9 juli 2008 nadere stukken overgelegd. Een kopie van die stukken is door de Staat naar mr. Van Aalst verzonden. Bij brief van 24 november 2008 heeft mr. Mons de rechtbank bericht van zijn correspondent, mr. Van Aalst, bericht te hebben ontvangen dat verzoeker niet op zijn brieven reageert. Hij verzoekt de rechtbank uitspraak te doen op basis van de inhoud van het voorliggende dossier en het ter terechtzitting van 19 juni 2008 verhandelde.
2. De beoordeling
2.1 Verzoeker voert aan dat zijn moeder op 12 januari 2000 mede ten behoeve van hem een naturalisatieverzoek heeft ingediend. Bij koninklijk besluit van 13 oktober 2000 is dat verzoek ingewilligd, zodat hij vanaf die datum in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
2.2 De Staat voert aan dat de moeder van verzoeker wegens het gebruik van valse persoonsgegevens nimmer is genaturaliseerd, met als gevolg dat ook verzoeker de Nederlandse nationaliteit nooit heeft ver-kregen.
2.3 Uit de door de Staat overgelegde stukken is gebleken dat verzoeker met zijn moeder op 9 juli 2002 is verschenen op het Nederlandse Consulaat-generaal in Shanghai, samen met de heer [A.]. Doel van het bezoek was de rechterlijke uitspraak waarbij het huwelijk van de heer [A.] was ontbonden te laten legaliseren. Aldaar is argwaan ontstaan over de identiteit van de moeder van verzoeker nadat werd geconstateerd dat de voormalige echtgenote van de heer [A.], mevrouw [B.], evenals de moe-der van verzoeker is geboren op 21 september en de beide zonen van de heer [A.], evenals de zonen van de moeder van verzoeker, geboren zijn op 4 juni en op 28 maart.
2.4 Voorts is uit informatie van de Nederlandse vertegenwoordiging onder meer het volgende gebleken:
a) [B.] heeft in de periode 1989 tot 1992 viermaal tevergeefs een visum aangevraagd voor Nederland;
b) [B.] zou in 1993 met haar beide zonen Nederland zijn binnengekomen. Tot hun vertrek in 2000 naar Italië, hebben zij in Nederland gewoond op het adres van de heer [A.], [adres]. Ook de moeder van verzoeker stond op dat adres ingeschreven;
c) de moeder van verzoeker zou op het Consulaat-generaal gehoor hebben gegeven aan een mondelinge oproep gericht aan mevrouw [B.] om naar de interviewruimte te komen;
d) twee medewerkers van het Consulaat-generaal hebben in het geboortedorp van [B.] aan vijf leden van het dorpscomité een foto laten zien van de moeder van verzoeker. Zij werd daarbij door alle leden aangeduid met de naam [B.];
e) verzoeker heeft op het Consulaat-generaal op de vraag wie [B.] is geantwoord dat zij zijn moeder is.
Het onder c en e vermelde is ter zitting door verzoeker betwist.
2.5 Een medewerker van het Bureau Bijzondere Zaken van de IND heeft op 11 juli 2003 een vergelijking uitgevoerd van de pasfoto’s die afkomstig zijn van het Nederlandse paspoort van de moeder van ver-zoeker en van de visumaanvragen van [B.]. Uit het rapport van dit onderzoek blijkt dat op deze foto’s met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dezelfde persoon is afgebeeld.
2.6 Uit het vorenstaande valt af te leiden dat de moeder van verzoekster is genaamd [B.] en dat de heer [A.] de vader is van verzoeker. Om aan te tonen dat deze conclusie niet juist is en de heer [A.] niet de biologische vader is van verzoeker, is verzoeker in de gelegenheid gesteld dit door middel van een DNA-onderzoek aan te tonen. Verzoeker heeft van die mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt en heeft ook niet meer schriftelijk gereageerd op de door de Staat na afloop van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte stukken.
2.7 Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het koninklijk besluit van 13 oktober 2000 ten aanzien van de moeder van verzoeker geen rechtsgevolg heeft zodat zij niet daadwerkelijk de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Het staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat de moeder van verzoeker met gebruikmaking van valse persoonsgegevens de Nederlandse nationaliteit heeft aangevraagd. Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van verzoeker geen sprake kan zijn van mede naturalisatie als minderjarige, zodat ook verzoeker nimmer de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
2.8 Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing:
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier