Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2031

Datum uitspraak2009-04-23
Datum gepubliceerd2009-04-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/655600-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte die een bedrijf heeft waar paintballmarkers en onderdelen en toebehoren voor de paintballsport verkocht worden, heeft bedrijfsmatig gehandeld in wapens die voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn en zonder de daarvoor vereiste erkenning gehandeld in wapens van categorie IV onder 4. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool. Het verhandelen in voor bedreiging en afdreiging geschikte wapens kan vanwege de angst die daardoor kan ontstaan niet worden getolereerd. Datzelfde geldt voor het verhandelen van wapens zonder dat daarvoor een erkenning is verleend. Door het verlenen van een erkenning kan door de overheid toezicht en controle worden uitgeoefend om de openbare orde en veiligheid te waarborgen. Daarom is het van groot belang dat verdachte ervan is doordrongen dat hij verplicht is te handelen conform de WWM (Wet wapens en munitie). Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich daarvan kennelijk onvoldoende bewust is geweest.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer 09/655600-08 Datum uitspraak: 23 april 2009 Tegenspraak (Promis) De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, adres: [adres]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 januari 2009 en 9 april 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.A. Buitenhuis en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, 59 wapens van categorie I onder 7°, te weten paintballwapens van verschillende merken en modellen (waaronder Tippmann, A5, A5 Stealth, Bravo One en Tiberius, T9 Elite Noir en Zeus G2 en Tactmark, K4Pro, K4 Carbine), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of voor derden heeft hersteld en/of heeft doen binnenkomen en/of heeft doen uitgaan terwijl hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Art 55 lid 4 Wet wapens en munitie art 13 lid 1 Wet wapens en munitie 2. hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, zonder erkenning 342 wapens van categorie IV, te weten paintballwapens van verschillende merken en modellen (waaronder Tippmann, 98 Custom, 98 Custom Platinum Servics en Proto SLG en JT USA en Zeus, G1 en Tippmann, BT16 Elite), heeft vervaardigd, getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderszins ter beschikking gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld terwijl hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 55 lid 4 Wet Wapens en Munitie art 9 lid 1 Wet wapens en munitie 3. hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, 676 wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten onderdelen en hulpstukken bestemd voor paintballwapens, zijnde onderdelen en/of hulpstukken van diverse merken en modellen (waaronder vizieren, tacticalrail, mantels, mondingsvlamdempers, geluidsdempers, beugels, voorsteunen, handbeschermers en een magazijn, model Colt M4 en lopen en trekkergroepen voor Tippmann X7 en trekkergroepen voor Tippmann A5 en kolven/klapkolven en patroonmagazijnen) bestemd voor voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens en/of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of voor derden heeft hersteld en/of heeft doen binnenkomen en/of heeft doen uitgaan terwijl hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 55 lid 4 Wet Wapens en Munitie art 13 lid 1 Wet wapens en munitie 4. hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, zonder erkenning twee, althans één of meer onderdelen en/of hulpstukken bestemd voor wapens van categorie IV, te weten 2 trekkergroepen (merk Tippmann, model 98 Response trigger kit), heeft vervaardigd, getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderszins ter beschikking gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld terwijl hij daarvan zijn beroep of gewoonte heeft gemaakt; art 55 lid 4 Wet Wapens en Munitie art 9 lid 1 Wet wapens en munitie 5. hij op of omstreeks 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, een of meer wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Reck Miami, model 92F, kaliber 9mm) en/of munitie en/of onderdelen, te weten 20 patronen (CS-Reizsoff) en/of 39 knalpatronen en/of een schietbeker en/of 28 pyrotechnische patronen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie 3.1 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens 'grove miskenning van de algemene beginselen van behoorlijk strafvorderlijk bestuur' dan wel dat de in beslag genomen paintballvoorwerpen van het bewijs moeten worden uitgesloten. Hij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Het openbaar ministerie handelt in strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat verdachte op basis van de mededeling van bevoegde instanties (Bureau bijzondere wetten van het regiokorps Haaglanden en het Ministerie van Justitie) ervan mocht uitgaan dat hij de litigieuze voorwerpen mocht verhandelen. Voorts handelt het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Op dit moment wordt in Nederland geen enkele andere paintballwapenhandelaar vervolgd en de enkelingen die vervolgd zijn, zijn vrijgesproken. Tegen verdachte is geen aangifte gedaan, hij wordt ambtshalve vervolgd, terwijl zijn directe concurrenten ongemoeid worden gelaten. Er is herhaaldelijk tegen verdachte gezegd dat hij wordt gebruikt als "proefkonijn". Tot slot handelt het openbaar ministerie in strijd met het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging omdat niet is gekozen voor de minst bezwarende wijze van ingrijpen. Hoewel de paintballregeling voor iedereen onduidelijk was en andere handelaren hun handel ongestoord kunnen voortzetten, is bij verdachte de gehele bedrijfsvoorraad in beslag genomen en pas na maanden (gedeeltelijk) teruggegeven. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn derhalve niet in acht genomen. 3.2 Het standpunt van de officier van justitie Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer. In Delft heeft op 18 september 2008 een bedreiging plaatsgevonden met een wapen dat - volgens de verklaring van de verdachte in die zaak - bij Paintballsupplies was aangeschaft. Daarom was er voor de politie en het openbaar ministerie aanleiding om snel tot optreden jegens verdachte over te gaan en is van willekeurig handelen geen sprake. Ook de overige beginselen van een behoorlijke procesorde zijn niet geschonden. 3.3 Het oordeel van de rechtbank(1) De rechtbank stelt voorop, dat een zo vergaande sanctie als niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijk proces is tekort gedaan. Op 18 september 2008 word in Delft [A] aangehouden op verdenking van bedreiging met behulp van een voor bedreiging en afdreiging geschikt paintballwapen dat was voorzien van een laserpointer.(2) [A] verklaarde bij de politie dat hij het wapen had gekocht bij [bedrijf] in De Lier.(3) Verbalisant [B] werd door [C], één van de behandelend rechercheurs in de zaak tegen [A], verzocht een onderzoek in te stellen naar het bedrijf [bedrijf]. Hierop werd door [D], inspecteur van politie Haaglanden, aan [B] medegedeeld dat met betrekking tot voornoemd bedrijf tevens een M-melding was binnengekomen bij de politie Westland.(4) Deze M-melding betrof een melding, gedaan op 12 augustus 2008, dat vanaf de website [website] paintballpistolen werden verkocht zonder dat daarvoor een vergunning was afgegeven. Het bedrijf zou zijn gevestigd op de [adres] te De Lier.(5) Uit onderzoek bleek dat op dit adres het bedrijf '[naam] Motorsport' met als eigenaar [verdachte] gevestigd was.(6) Op 19 september 2008 heeft verbalisant [B] telefonisch contact opgenomen met de afdeling Bestuurlijke politiezorg en milieu. Hem is medegedeeld dat het bedrijf in De Lier in augustus 2006 een aanvraag had gedaan om erkenning als bedoeld in artikel 9 van de Wet wapens en munitie (hierna: de WWM), maar dat die erkenning nimmer was verleend.(7) Vervolgens is verbalisant [B] samen met brigadiers van politie Haaglanden [E] en [F] naar het bedrijf van verdachte gegaan. In het pand zagen zij diverse voor bedreiging en afdreiging geschikte wapens en onderdelen van wapens uitgestald.(8) Na daartoe toestemming van de officier van justitie te hebben verkregen(9) werd het pand doorzocht en werd een groot aantal wapens en onderdelen van wapens in beslag genomen.(10) Dat aan verdachte door politie of justitie zou zijn medegedeeld dat hij de litigieuze voorwerpen mocht verhandelen is niet gebleken. [G] heeft als getuige verklaard dat hij in 2006 werkzaam was op het Bureau bijzondere wetten van politie Haaglanden te Voorburg. Hij was als zodanig betrokken bij de aanvraag voor een erkenning door verdachte. Hij heeft meerdere keren telefonisch contact met verdachte gehad en is twee keer bij hem in De Lier geweest. Hij heeft niet tegen verdachte gezegd dat hij door mocht gaan met zijn handel.(11) Dat een dergelijke uitlating door het Ministerie van Justitie zou zijn gedaan, is ook niet aannemelijk geworden.(12) Wel is op 4 april 2006 een brief naar verdachte gezonden door het Bureau Bestuurlijke Politiezorg en Milieu van de Politie Haaglanden, waarin wordt aangegeven, dat lucht-, gas- en veerdrukwapens wapens zijn in de zin van de WWM, artikel 2, eerste lid, categorie IV onder 4 en dat volgens artikel 9 van de WWM het zonder erkenning verhandelen van deze wapens is verboden.(13) Van strijd met het vertrouwensbeginsel is derhalve geen sprake. De reden om een onderzoek te starten en uiteindelijk tot vervolging van verdachte over te gaan, is dat bij het eerdergenoemde voorval in Delft een paintballwapen is gebruikt dat bij verdachte was gekocht, dat er ten aanzien van verdachte een M-melding was binnengekomen en dat verdachte niet beschikte over de op grond van artikel 9 van de WWM vereiste erkenning. Gesteld noch gebleken is dat het openbaar ministerie in vergelijkbare gevallen niet tot vervolging is overgegaan. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is derhalve geen sprake. Gelet op het incident te Delft en de M-melding was snel optreden geboden. Dat rechtvaardigt de handelwijze van politie en de inbeslagneming van de gehele bedrijfsvoorraad van verdachte. Nadat de in beslaggenomen wapens en onderdelen waren onderzocht en aan verdachte op 30 december 2008 op een daartoe strekkende nieuwe aanvraag, alsnog de op grond van artikel 9 van de WWM vereiste erkenning was verleend, zijn de wapens en onderdelen van wapens die hij wel mocht verhandelen aan hem terug gegeven. Van schending van het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging is derhalve ook geen sprake. Gezien het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel bewijsuitsluiting moet plaatsvinden. 4. Het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft gehandeld in wapens en onderdelen voor wapens die voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, dat verdachte zonder dat hem daarvoor een erkenning was verleend in wapens en onderdelen van wapens als vermeld in artikel 2, categorie IV, onder 4 van de WWM heeft gehandeld, alsmede dat hij een gaspistool, munitie en een schietbeker voor handen heeft gehad. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de feiten 1, 2, 3 en 4 bepleit. Voor wat betreft feit 5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 4.3 De beoordeling van de tenlastelegging Ten aanzien van feit 1: Vooreerst heeft de rechtbank de vraag te beantwoorden of de WWM van toepassing is op paintballwapens. De WWM heeft ten doel de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en legaal bezit zoveel mogelijk te beheersen. De WWM geeft hiertoe regels die een kader vormen om voornoemde doelstelling te handhaven. De WWM maakt zelf geen melding van een uitzondering voor paintballwapens zodat de rechtbank voor wat betreft paintballwapens aansluiting zoekt bij de vereisten gesteld in artikel 2 van de WWM. Volgens de deskundige [H] valt een paintballwapen onder de WWM als het wapen op een vuurwapen lijkt in het oog van de burger.(14) De deskundige [I] heeft verklaard dat de paintballmarkers die in Nederland voorkomen met gasdruk, veerdruk of luchtdruk vallen onder de WWM. Onder welke categorie een voorwerp valt, ligt aan hoe het eruit ziet.(15) Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat paintballwapens onder de WWM vallen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder 7 van de WWM - voor zover van belang - kan als een wapen van categorie I worden aangemerkt een door onze Minister aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. De vraag of een voorwerp zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, dient te worden beantwoord aan de hand van artikel 3 van de Regeling wet wapens en munitie (hierna: de Regeling). Dit artikel vermeldt - voor zover van belang -: "Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen: a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen; b. voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen" De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de paintballwapens die bij verdachte zijn aangetroffen en in de tenlastelegging onder feit 1 zijn genoemd voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 3 van de Regeling. In onderhavige strafzaak is een aantal getuigen-deskundigen gehoord die verklaringen hebben afgelegd over de vraag of de in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde wapens naar hun inzicht onder categorie IV onder 4 dan wel onder categorie I onder 7 vallen. De rechtbank ziet zich genoodzaakt zich bij de beoordeling of de in de tenlastelegging genoemde wapens al dan niet onder categorie I onder 7 vallen te beperken tot de in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam genoemde wapens. Nu door de verdachte betwist wordt dat ook maar enig wapen zou vallen onder categorie I onder 7 van de WWM meent de rechtbank dat zij slechts kan oordelen over de wapens waarover door meerdere deskundigen is verklaard. Daarnaast zijn deze wapens ook beoordeeld door de Werkgroep advies Wet wapens en munitie Advies (hierna: de Werkgroep) A/00030.(16) [I] heeft bij de rechter-commissaris geen beoordeling van de wapens willen geven omdat hij het daarvoor nodig acht deze daadwerkelijk in handen vast te houden.(17) [J] heeft geverbaliseerd dat de in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam genoemde wapens onder categorie I onder 7 vallen.(18) [H] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat alle in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam genoemde wapens, met uitzondering van de Zeus G2, onder categorie I onder 7 vallen. Over de Zeus G2 durft [H] geen oordeel te geven.(19) [K] heeft verklaard dat de Tippmann A5 en de A5 Stealth in principe onder categorie IV onder 4 vallen, maar dat zij ook onder categorie I onder 7 kunnen vallen indien de bus en de hopper van het wapen verwijderd worden. De andere in de tenlastelegging onder feit 1 bij naam genoemde wapens vallen naar het oordeel van [K] onder categorie I onder 7.(20) De Werkgroep heeft een aantal in feit 1 genoemde paintballwapens beoordeeld en meent dat deze kunnen worden aangemerkt als een wapen, vallende onder artikel 2, eerste lid, categorie I onder 7 van de WWM.(21) De verdachte heeft ter terechtzitting van 9 april 2009 verklaard, dat de wapens realistisch zijn. Dit is nodig om de scenariogames zo echt mogelijk te laten lijken.(22) De raadsman heeft aangevoerd dat bij de beoordeling of de paintballmarkers sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, de paintballmarkers zoals die compleet geleverd worden, dus met hopper en gasbus, en niet ontmanteld en ook niet opgebouwd tot iets waardoor ze gaan lijken op een bestaand categorie I wapen, dienen te worden beoordeeld. De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de paintballwapens die in zijn winkel worden aangeboden, worden geleverd zonder gasbus, maar inclusief hopper en loop. Verdachte verkoopt naast de paintballwapens ook veel verschillende onderdelen hiervoor, waaronder lopen en hoppers. Al die onderdelen zijn eenvoudig te monteren op en te demonteren van de paintballwapens. De paintballwapens inclusief gasbus, hopper en loop kunnen gelet daarop niet als één onlosmakelijk geheel worden gezien. De beoordeling of de paintballwapens al dan niet onder categorie I onder 7 vallen kan dan ook plaats vinden zonder dat de gasbus en de hopper op de paintballmarkers gemonteerd zijn. Dit zou anders zijn indien - zoals de raadsman ter zitting aangaf - hopper en gasfles een onlosmakelijk deel zouden zijn van het paintballwapen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 9 april 2009 verklaard dat hij het bedrijf op 18 maart 2006 van de heer [L] heeft overgenomen. Hij verkoopt paintballmarkers en onderdelen en toebehoren voor de paintballsport.(23) Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in zijn bedrijf paintballmarkers verkoopt en ook reparaties uitvoert(24) en dat hij deze markers importeert vanuit de Verenigde Staten, Engeland en Duitsland.(25) Gelet op het vorenstaande, de verklaringen van [J], [H], [K], de beoordeling door de Werkgroep alsmede de foto's van de onder feit 1 genoemde wapens die zich in de processen-verbaal opgemaakt door [J], brigadier van politie, werkzaam als recherchespecialist bij het Bureau Recherche Expertise, ploeg Wapens bevinden,(26) is de rechtbank van oordeel dat de Tippmann A5, Tippmann A5 Stealth, Bravo One, Tiberius T9 Elite Noir, Zeus G2, Tactmark K4Pro en K4 Carbine onder categorie I onder 7 van artikel 2 van de WWM vallen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 18 maart 2006, het moment dat hij het bedrijf overnam, tot 19 september 2008, de datum waarop voornoemde wapens in beslag zijn genomen, bedrijfsmatig in wapens van categorie I onder 7 heeft gehandeld, deze heeft hersteld en heeft ingevoerd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de niet bij naam genoemde en bij verdachte aangetroffen en in beslag genomen wapens, nu daarvan niet voldoende overtuigend is vast te stellen dat dit wapens zijn zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I onder 7 van de WWM. Ten aanzien van feit 2: Ingevolge artikel 2, categorie IV onder 4 jo artikel 9, vijfde lid onder a van de WWM is het verboden om zonder erkenning wapens van categorie IV onder 4 te vervaardigen, transformeren, of in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen. Op 19 september 2008 heeft verbalisant [B] telefonisch contact opgenomen met de afdeling Bestuurlijke politiezorg en milieu. Hem is medegedeeld dat het bedrijf in De Lier in augustus 2006 een aanvraag had gedaan om erkenning als bedoeld in artikel 9 van de WWM, maar dat die erkenning nimmer was verleend.(27) Verdachte heeft ter terechtzitting van 9 april 2009 verklaard dat hij op 18 maart 2006 het bedrijf van [L] heeft overgenomen en dat hij kort daarna een aanvraag tot erkenning heeft ingediend. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij wist dat hij een erkenning nodig had voor de verkoop van de paintballwapens en dat hij deze daarom ook had aangevraagd. Ter terechtzitting van 26 januari 2009 heeft verdachte verklaard dat hij pas sinds 31 december 2008 beschikt over een erkenning om paintballwapens van categorie IV onder 4 te verhandelen.(28) De rechtbank acht dan ook bewezen, dat de verdachte in de tenlastegelegde periode niet over een erkenning beschikte om te handelen in paintballwapens van categorie IV onder 4. Dat het beslissen op de aanvraag om erkenning lang heeft geduurd, waardoor verdachte geruime tijd in onderzekerheid heeft verkeerd, is niet een constatering die bij de bewijsvraag in beschouwing kan worden genomen. De rechtbank komt daar bij de strafmaatoverweging op terug. Bij verdachte zijn bij de doorzoeking op 19 september 2008 de onder feit 2 in de tenlastelegging genoemde paintballwapens aangetroffen.(29) Uit de processen-verbaal van [J] blijkt dat de Proto SLG, JT USA, Zeus G1 en de Tippmann BT Elite en nog een aantal andere merken en modellen paintballwapens kunnen worden gekwalificeerd als wapens van categorie IV onder 4.(30) Uit de brief van [M] van de Dienst Justis, die het advies van de Werkgroep heeft overgenomen, blijkt dat ook de Tippmann Custom kan worden gekwalificeerd als een wapen van categorie IV onder 4.(31) Op grond van het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. Ten aanzien van feit 3 en 4: Artikel 3, eerste lid van de WWM stelt dat de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn. Volgens de Circulaire wapens en munitie 2005 (hierna: de Circulaire) is in artikel 2, eerste lid van de WWM de categoriale indeling te vinden voor wapens.(32) De rechtbank concludeert daaruit, dat artikel 3 WWM dus ook voor wapens van categorie I onder 7 en voor wapens van categorie IV onder 4 geldt. De Circulaire geeft vervolgens enkel met betrekking tot vuurwapens aan, dat als onderdelen waarop de WWM van toepassing is, kunnen worden aangemerkt die onderdelen die onontbeerlijk zijn voor het functioneren als vuurwapen, die in sterke mate de werking van het vuurwapen mede bepalen, die de werking van het vuurwapen kunnen wijzigen dan wel die het vuurwapen identificeren, hetzij door ingeslagen nummers, hetzij door bij het afvuren sporen achter te laten op de patroonhuls of de kogel.(33) De wapens die bij verdachte zijn aangetroffen, zijn evenwel wapens van categorie I onder 7, te weten wapens die voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn dan wel wapens van categorie IV onder 4 en zijn geen 'echte' vuurwapens, zodat de criteria die genoemd worden in de Circulaire voor de onderdelen als bedoeld in artikel 3 niet onverkort kunnen worden gebruikt. De vraag dient gesteld te worden welke criteria dan dienen te worden aangelegd bij wapens van categorie I onder 7 en categorie IV onder 4. Welke onderdelen van het wapen zijn nu essentieel en specifiek bestemd voor deze categorieën? De rechtbank meent, dat voor wat betreft deze categorieën moet worden gekeken of de onderdelen onontbeerlijk zijn voor het functioneren van een paintballwapen als een wapen van categorie I onder 7 of categorie IV onder 4 en de werking als zodanig mede bepalen of kunnen wijzigen. Uit de processen-verbaal van [J](34) is voor de rechtbank niet voldoende duidelijk geworden of en op welke wijze de in de tenlastelegging genoemde onderdelen en hulpstukken aan deze criteria voldoen zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 3 en 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 5: Op 19 september 2008 heeft [N] van [bedrijf 2], gevestigd aan de [adres] te De Lier telefonisch contact opgenomen met politie Westland. Hij deelde mede dat een personeelslid van verdachte een tasje met inhoud aan een van zijn medewerkers had afgegeven, met het verzoek dit even te bewaren. Gelet op het politieonderzoek in de loods van verdachte, dat zich bevindt onder het bedrijf van [N], heeft [N] dit tasje overgedragen aan de politie.(35) Hierop werd op 19 september 2008 een zwart gaspistool van het merk Reck, type Miami, kaliber 9MM in beslag genomen.(36) Uit onderzoek is gebleken dat dit gaspistool een vuurwapen is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III van de WWM. Bij het wapen zijn tevens 20 CS-Reizsoff patronen, 39 knalpatronen, een schietbeker en 28 pyrotechnische patronen aangetroffen op welke onderdelen en op welk hulpstuk dezelfde bepalingen van toepassing zijn als op het wapen.(37) Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 9 april 2009 verklaard dat hij het wapen en de munitie inderdaad in zijn bezit had en dat hij, toen de politie zijn bedrijf doorzocht, bedacht dat hij het wapen niet zou moeten hebben en dat het wapen de deur uit moest waarna hij het heeft ondergebracht bij [bedrijf 2] (38) Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 5 wettig en overtuigend bewezen. 4.4 De bewezenverklaring 1. hij in de periode van 18 maart 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, wapens van categorie I onder 7°, te weten paintballwapens van de merken en modellen Tippmann, A5, A5 Stealth, Bravo One en Tiberius, T9 Elite Noir en Zeus G2 en Tactmark, K4Pro, K4 Carbine, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en voor derden heeft hersteld en heeft doen binnenkomen terwijl hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt; 2. hij in de periode van 18 maart 2006 tot en met 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, zonder erkenning wapens van categorie IV, te weten paintballwapens van de merken en modellen Tippmann, 98 Custom, 98 Custom Platinum Servics en Proto SLG en JT USA en Zeus, G1 en Tippmann, BT16 Elite, in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en verhuurd en anderszins ter beschikking gesteld en hersteld en verhandeld terwijl hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt; 5. hij op 19 september 2008 te De Lier, gemeente Westland, een wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Reck Miami, model 92F, kaliber 9mm) en munitie en een onderdeel, te weten 20 patronen (CS-Reizsoff) en 39 knalpatronen en een schietbeker en 28 pyrotechnische patronen, voorhanden heeft gehad. 5. De strafbaarheid van de feiten 5.1 Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging op grond van artikel 43, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (bevoegd gegeven ambtelijk bevel). De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat [G] tegen verdachte heeft gezegd dat hij hangende de erkenningaanvraag en de beoordeling van de wapens door mocht gaan met de verkoop van de paintballwapens. 5.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat aan verdachte een ambtelijk bevel is gegeven tot het doorgaan met de verkoop, zodat het verweer dient te worden verworpen. 5.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank overweegt dat [G] heeft verklaard dat hij niet heeft gezegd dat verdachte door kon gaan met de verkoop, maar ook niet dat hij heeft gezegd dat hij daarmee moest stoppen. Nog daargelaten of van een ambtelijk bevel door het bevoegd gezag gegeven sprake zou zijn als hij wel zou hebben gezegd dat met de verkoop kon worden doorgegaan, is voor de rechtbank duidelijk, dat uit de feiten en omstandigheden zoals daarvan is gebleken uit het dossier, alsmede uit het verhandelde ter terechtzitting, dat door [G] aan verdachte geen bevel is gegeven tot het doorgaan met de verkoop van de wapens zoals in de bewezenverklaring beschreven en er dus geen sprake kan zijn van een rechtvaardigingsgrond welke de strafbaarheid van het feit zou uitsluiten. Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 Het standpunt van de verdediging Namens verdachte is aangevoerd dat niet duidelijk was hoe de zaken met betrekking tot de voorgelegde wapens in elkaar staken zodat van verdachte niet kon worden verwacht dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan. Deze afwezigheid van alle schuld zou naar het standpunt van de verdediging dienen te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. 6.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van verdachte niet opgaat omdat hij wist dat hij een erkenning nodig had voor de handel in de wapens van categorie IV onder 4 en hij geen goedkeuring voor de verkoop kon afleiden uit het feit dat de overheidsinstanties niet snel genoeg op zijn aanvraag reageerden, noch uit het feit dat hij wapens verkocht aan Defensie en het KLPD. 6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank overweegt dat verdachte na de overname van het bedrijf een erkenningsaanvraag heeft ingediend. Hij wist gelet op de hem toegezonden de brief van politie Haaglanden dat het zonder erkenning verkopen van wapens van categorie IV onder 4 strafbaar was.(39) Ondanks dat hij wist dat de aanvraag van de erkenning lastig was, is hij doorgegaan met de verkoop van voornoemde wapens zonder erkenning. Daarnaast heeft verdachte een aantal specifieke wapens voorgelegd aan [G] van Bureau bijzondere wetten van politie Haaglanden om uitsluitsel te krijgen over de vraag of die wapens al dan niet als verboden wapens konden worden gekwalificeerd. De rechtbank is met de verdediging eens dat er aan de zijde van de overheid sprake is geweest van enige mate van laksheid in die zin dat de beslissing op de aanvraag om erkenning lang op zich heeft laten wachten, echter dit laat de verwijtbaarheid van verdachte in deze onverlet. De rechtbank ziet aanleiding om de laksheid aan de zijde van de overheid mee te nemen in de strafmaatoverwegingen. 7. De straf/maatregel 7.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 t/m 5 wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis waarvan 75 uren, subsidiair 37 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 7.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel) bepleit. 7.3. Het oordeel van de rechtbank Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool. Toen de politie het bedrijfspand van verdachte doorzocht, heeft verdachte dit wapen bij een ander in bewaring gegeven omdat hij niet wilde dat dit bij hem zou worden aangetroffen. Verdachte heeft daarover bij de politie verklaard dat hij het wapen niet zelf heeft weggebracht, later verklaart hij echter dat hij dat wel zelf heeft gedaan. Door aldus te handelen heeft verdachte de politie willen misleiden en heeft hij tevens degene bij wie hij het pistool had onderbracht in een moeilijke positie gebracht. Daarnaast heeft verdachte bedrijfsmatig gehandeld in wapens die voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn en zonder de daarvoor vereiste erkenning gehandeld in wapens van categorie IV onder 4. Het verhandelen in voor bedreiging en afdreiging geschikte wapens kan vanwege de angst die daardoor kan ontstaan niet worden getolereerd. Datzelfde geldt voor het verhandelen van wapens zonder dat daarvoor een erkenning is verleend. Door het verlenen van een erkenning kan door de overheid toezicht en controle worden uitgeoefend om de openbare orde en veiligheid te waarborgen. Daarom is het van groot belang dat verdachte ervan is doordrongen dat hij verplicht is te handelen conform de WWM. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich daarvan kennelijk onvoldoende bewust is geweest. Hij heeft immers nadat hij het bedrijf had overgenomen niet alleen het assortiment paintballwapens gehandhaafd, maar dit ook nog eens uitgebreid voordat op zijn aanvraag om erkenning was beslist ofwel hem duidelijk was geworden of de wapens die hij in zijn winkel verkocht waren toegestaan. De rechtbank neemt ten voordele van verdachte in aanmerking dat, hoewel verdachte kort nadat hij het bedrijf had overgenomen erkenning heeft aangevraagd en aan [G] de vraag heeft voorgelegd of bepaalde paintballmarkers toegestaan waren, daarop buiten zijn toedoen lange tijd niet is beslist. De status van de paintballmarkers was daardoor mogelijk onduidelijk voor verdachte en hij heeft daardoor geruime tijd in onzekerheid verkeerd. Voorts is verdachte niet eerder veroordeeld wegens soortgelijke delicten. In de hierboven genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een werkstraf op te leggen. Daarnaast ziet de rechtbank ook aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om hem te doordringen van de ernst van zijn handelen in strijd met de WWM en als waarschuwing. Verdachte dient zich te houden aan de bepalingen van de WWM bij het uitoefenen van zijn bedrijf, ook indien de behandeling van een aanvraag lang duurt en de door hem gewenste duidelijkheid niet direct wordt geboden. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden. 8. De inbeslaggenomen goederen 8.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) op pagina 1 tot en met 5 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen genoemd op pagina 6 tot en met 15 zijn reeds teruggeven aan verdachte. 8.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen. 8.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 10, 11, 12, 30, 51, 52, 58 t/m 68, 70, 71 en 150 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan. De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 t/m 9, 13 t/m 29, 31 t/m 50, 53 t/m 57, 69, 72 t/m 149 en 151 t/m 159 genummerde voorwerpen. 9. De toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen: - 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht; - 9, 13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 10. De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder feit 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder feit 1, 2 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 1: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het uitwisselen/verhuren/anderszins te beschikking stellen/herstellen/verhandelen van wapens een beroep of gewoonte maken; ten aanzien van feit 2: Handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het uitwisselen/verhuren/anderszins te beschikking stellen/herstellen/verhandelen van wapens een beroep of gewoonte maken; ten aanzien van feit 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 40 (VEERTIG) UREN; beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 20 (TWINTIG) DAGEN; veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot: een gevangenisstraf voor de duur van 1 (EEN) MAAND; bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 10, 11, 12, 30, 51, 52, 58 t/m 68, 70, 71 en 150 genummerde voorwerpen; gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 t/m 9, 13 t/m 29, 31 t/m 50, 53 t/m 57, 69, 72 t/m 149 en 151 t/m 159 genummerde voorwerpen. Dit vonnis is gewezen door mrs. De Ruiter, voorzitter, Bastein en Renckens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2009. 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde (pagina's 1 t/m 375) proces-verbaal van de Politie Haaglanden, Bureau Westland met het nummer PL 1563/2008/21346-19 2 Proces-verbaal, p. 4 en proces-verbaal, p. 283, derde alinea 3 Proces-verbaal van verhoor[A], p. 27 4 Proces-verbaal, p. 4 5 Proces-verbaal M, p. 30, vierde alinea 6 Proces-verbaal M, p. 30, zesde alinea 7 Proces-verbaal, p. 5, eerste alinea en proces-verbaal p. 283, derde alinea 8 Proces-verbaal, p. 5 9 Proces-verbaal, p. 5 en p. 283, derde alinea 10 Proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming, p. 12-20 11 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 26 januari 2009 12 Proces-verbaal, p. 63, derde alinea 13 Proces-verbaal, p. 64 14 Proces-verbaal van verhoor getuige-deskundige [H] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 maart 2009 15 Proces verbaal van verhoor getuige-deskundige [I] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 maart 2009 16 Proces-verbaal, blz. 136 17 Proces-verbaal verhoor getuige-deskundige [I] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 maart 2009 18 Proces-verbaal, p. 140, 160, 166, 176, 186, 188, 192 19 Proces-verbaal verhoor getuige-deskundige [H] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 maart 2009 20 Proces-verbaal verhoor getuige-deskundige [K] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 maart 2009 21 Proces-verbaal, blz. 136 22 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 april 2009 23 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 april 2009 24 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67, dertiende alinea 25 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 68, tweede alinea 26 Proces-verbaal, p. 141, 142, 161, 167, 177, 187, 189, 193 27 Proces-verbaal, p. 5, eerste alinea en proces-verbaal p. 283, derde alinea 28 Proces-verbaal terechtzitting 26 januari 2009, p. 2, laatste alinea 29 Proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming, p. 12-20 30 Proces-verbaal, p. 138, 164, 168, 174, 182, 184, 190, 194, 207 31 Brief van [M], p. 135 en 136, onderaan 32 Circulaire wapens en munitie 2005, p. 5 33 Circulaire wapens en munitie 2005, p. 6 onder 1.2.3 34 Proces-verbaal, p. 131-132, 198-200, 222-223 35 Proces-verbaal, p. 32 36 Proces-verbaal, p. 58 37 Proces-verbaal, p. 58 38 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 april 2009 39 Brief politie Haaglanden aan verdachte, d.d. 4 april 2006, p. 64