
Jurisprudentie
BI2108
Datum uitspraak2009-04-21
Datum gepubliceerd2009-04-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.014.991
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.014.991
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gebruikersvergoeding ex art. 3:168 BW.
Redelijkheid en billijkheid
Uitspraak
LK
21 april 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV200.014.991/01
Zaaknummer eerste aanleg: 291504 EJ VERZ 08-1534
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.L.M. Martens,
t e g e n
[Y.] ,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen : de man,
advocaat: mr. J.J.H.S. Thomassen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht, Sector Kanton, locatie Heerlen (verder te noemen: de kantonrechter) van 4 juli 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2008, heeft de vrouw – zoals gewijzigd bij brief van de advocaat van de vrouw van 15 maart 2009 - verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voorzover de kantonrechter ten onrechte het verzoek van de vrouw als genoemd heeft afgewezen, met het verzoek een regeling met betrekking tot de echtelijke woning en de loods te [vestigingsplaats] treffen in dier voege dat het gebruik en het genot van de loods aan de man wordt toegewezen en te bepalen dat de man vanaf 1 september 2008 een gebruiks- vergoeding verschuldigd is aan de vrouw voor het gebruik van de echtelijke woning en de loods ten bedrage van € 376,15 per maand totdat de rechter onherroepelijk heeft geoordeeld over de verdeling van de genoemde onroerende zaken, of zoveel eerder of later als het gebruik eindigt.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 november 2008, heeft de man verzocht de voormelde beschikking te bekrachtigen, desnoods onder verbetering van de gronden, althans om de vrouw niet in haar beroep te ontvangen, althans om haar vorderingen af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, opgemaakt op 20 oktober 2008.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. J.L.M. Martens;
- de man, bijgestaan door mr. J.J.H.S. Thomassen.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn op 9 juli 1985 te Maastricht gehuwd. De tussen hen gewezen echtscheidingsbeschikking van 21 maart 2007 van de rechtbank Maastricht is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 2 augustus 2007.
3.2. In voornoemde beschikking is onder meer bepaald dat de vrouw tegenover de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De beschikking is op 2 augustus 2007 in de registers ingeschreven ten gevolge waarvan voormelde termijn is geëindigd per 2 februari 2008.
3.4. Bij beschikking van 26 september 2007 is bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen van partijen, [M.] en [O.], bij de man zal zijn. Partijen zijn nog in afwachting van de beschikking die gewezen moet worden op de verzoeken tot verrekening en verdeling. Bij kort geding vonnis van 20 februari 2008 heeft de voorzieningenrechter de door de man gevorderde voorzieningen waaronder het gebruik van de echtelijke woning afgewezen. De man heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Deze procedure staat thans voor antwoord.
3.5. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter – onder voorwaarde – bepaald dat de man met uitsluiting van de vrouw bevoegd is tot het genot en gebruik van de woning, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan de [adres], vanaf 1 september 2008 tot 1 maart 2009. De kantonrechter heeft het verzoek van de vrouw dat de man aan de vrouw een bedrag van € 1.283,13 per maand als gebruiksvergoeding zal voldoen afgewezen en voorts het door partijen meer of anders verzochte afgewezen.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6. In haar beroepschrift heeft de vrouw een drietal grieven geformuleerd:
1. ten onrechte heeft de kantonrechter geen oordeel gegeven over het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gebruik en een vergoeding daarvoor van de loods;
2. ten onrechte overweegt de kantonrechter dat “de man door alle lasten te voldoen, de vrouw genoegzaam vergoedt voor het gebruik van de gemeenschappelijke nog onverdeelde woning. Voor een (extra) gebruiksvergoeding zoals de vrouw verlangt, is volgens de kantonrechter geen reden.”;
3. ten onrechte overweegt de kantonrechter: “Voorzover de man in het verleden die vaste lasten voldeed bij wijze van alimentatie, heeft de hier nu volgende beslissing wellicht alimentaire consequenties. Verzoeken daaruit voortvloeiend moeten dan worden voorgelegd aan een andere rechter zoals de kantonrechter ook al ter zitting heeft duidelijk gemaakt. De kantonrechter kan bepalen wat de man aan de vrouw moet betalen voor het gebruik van hun beider woning, niet wat hij moet bijdragen in het onderhoud van de vrouw.”.
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.7. De vrouw heeft haar verzoek ter zitting in hoger beroep in die zin gewijzigd dat de vrouw thans niet langer verzoekt dat het gebruik en het genot van de woning en de loods wordt toegewezen aan de man maar dat zij verzoekt te bepalen dat de man vanaf 1 september 2008 een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan de vrouw voor het gebruik van de echtelijke woning en de loods ten bedrage van € 376,15 per maand totdat de rechter onherroepelijk heeft geoordeeld over de verdeling van de genoemde onroerende zaken, of zoveel eerder of later als het gebruik eindigt. Het hof zal het verzoek als zodanig behandelen nu de man ter zitting heeft verklaard dat hij de loods beheert en er derhalve gebruik van maakt. Het is de bedoeling van de man dat de loods wordt verhuurd, hetgeen nu gedeeltelijk het geval is.
3.8. Het hof overweegt als volgt.
3.8.1. Met de vrouw is het hof van oordeel dat de kantonrechter ten onrechte geen (inhoudelijk) oordeel heeft gegeven over het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gebruik en een vergoeding daarvoor van de loods door de man zodat de eerste grief van de vrouw slaagt. Voor zover de kantonrechter het meer of anders verzochte heeft afgewezen, is die beslissing in zoverre ongemotiveerd. Het hof zal dit verzoek alsnog inhoudelijk beoordelen.
3.8.2. Door de beëindiging van het huwelijk op 2 augustus 2007 is tevens de gemeenschap ontbonden en is de boedel vatbaar geworden voor scheiding en deling. Zolang deze niet heeft plaatsgevonden, blijft de mede-eigendom bestaan en blijft het recht op gebruik en genot van de voormalige echtelijke woning van ieder van partijen bestaan. Voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning en de loods kan na datum ontbinding van het huwelijk een redelijke gebruiksvergoeding worden toegekend. Ingevolge artikel 3:168 lid 2 BW kan de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij een regeling treffen met betrekking tot het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goederen, zo nodig met onderbe- windstelling van de goederen. Hij houdt daarbij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
3.8.3. De kantonrechter overweegt in zijn beschikking dat het uitgangspunt in zaken als deze is dat de man voor het gebruik van de woning aan de vrouw een vergoeding dient te voldoen. Echter, door alle vaste lasten te voldoen, vergoedt de man de vrouw genoegzaam voor het gebruik van hun gemeenschappelijke, nog onverdeelde woning. Voor een (extra) gebruiks- vergoeding, zoals de vrouw die verlangt, is geen reden.
Het hof neemt deze overwegingen van de kantonrechter over en maakt ze tot de zijne, temeer nu door de vrouw geen omstandigheden zijn gesteld die nopen tot een ander oordeel. Immers enkel de overwaarde van de woning is, afgewogen tegen de hierna te noemen bewoning door de vrouw, onvoldoende om een vergoeding vast te stellen. Het hof is van oordeel dat deze overwegingen eveneens hebben te gelden ten aanzien van de loods. Nu de vrouw ruim drie jaar in de echtelijke woning heeft gewoond zonder daar enige vergoeding voor te hebben voldaan en de man in die periode en ook thans nog altijd alle lasten voldoet, kan op basis van billijkheid niet van de man worden verlangd dat hij voor het huidige gebruik van de woning en de loods betaalt. Derhalve dient de tweede grief te falen.
3.8.4. De derde grief treft evenmin doel. Immers uit de bestreden beschikking blijkt dat de overweging van de kantonrechter ten aanzien van eventuele alimentaire consequenties van zijn beslissing een overweging ter overvloede is, zodat de beslissing van de kantonrechter niet door deze overweging wordt gedragen.
3.9. Nu de vrouw haar verzoek zodanig heeft ingericht dat hieruit afgeleid kan worden dat een te treffen regeling heeft te gelden tot datum onherroepelijke verdeling van de onroerende zaken dan wel tot datum einde gebruik en de man zich daartegen niet heeft verzet, zal het hof de beschikkingen vernietigen op het punt van de datum 1 maart 2009. Voor de leesbaarheid zal het hof derhalve het volledige dictum vernietigen.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Maastricht, Sector Kanton, locatie Heerlen van 4 juli 2008;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw bevoegd is tot het genot en het gebruik van de woning, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan de [adres] en de loods, staande en gelegen te [vestigingsplaats], vanaf 1 september 2008 tot datum onherroepelijke verdeling danwel tot datum einde gebruik;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lamers, Everaars-Katerberg en Milar, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2009.