
Jurisprudentie
BI2144
Datum uitspraak2009-04-16
Datum gepubliceerd2009-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/925 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/925 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering de gedeclareerde kosten voor de middelen “Supradyn Complex” en “Cranberry Capsules” voor vergoeding in aanmerking te brengen op de grond dat deze middelen geen geneesmiddelen zijn. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de geneeskundig adviseur voor onjuist te houden.
Uitspraak
08/925 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 16 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 28 december 2007, kenmerk BZ 47360, JZ/L85/2007, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009. Daar is appellante, zoals bericht, niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1923, is vervolgde in de zin van de Wet. Aanvaard is dat de bij appellante aanwezige psychische klachten, blaas- en urinewegklachten, gewrichts- en rugklachten en vroegtijdige veroudering in verband staan met de door haar ondergane vervolging. Bij besluit van 27 augustus 1981 heeft de rechtsvoorganger van verweerster aan appellante onder meer een vergoeding toegekend van de kosten verbonden aan de door de behandelend geneesheer voorgeschreven medische behandeling en medicijnen met betrekking tot de blaas- en urinewegklachten, voor zover deze niet op andere wijze worden gedekt.
1.2. Naar aanleiding van een door appellante in augustus 2007 bij verweerster ingediende declaratie heeft verweerster bij betalingsbeschikking van 4 september 2007, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, geweigerd de gedeclareerde kosten voor de middelen “Supradyn Complex” en “Cranberry Capsules” voor vergoeding in aanmerking te brengen op de grond dat deze middelen geen geneesmiddelen zijn.
1.3. In beroep heeft appellante in hoofdzaak aangevoerd dat het wel gaat om middelen die zij met succes gebruikt voor klachten waarvan een verband met de vervolging is aanvaard en dat zij bovendien deze middelen op aanwijzing van de huisarts gebruikt als alternatief voor door haar minder goed verdragen geneesmiddelen (met name antibiotica).
2. De Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd in rechte kan standhouden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
2.1. Blijkens de gedingstukken heeft de geneeskundig adviseur van verweerster geoordeeld dat “Supradyn Complex” en “Cranberry Capsules” behoren tot de gezondheidsbevorderende producten - en dus bij eenieder de algehele gezondheid kunnen verbeteren - maar niet behoren tot de groep geneesmiddelen. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de geneeskundig adviseur voor onjuist te houden. Dat de huisarts van appellante, zoals aangegeven in de brief van december 2007, haar mogelijk wel heeft geadviseerd de hier bedoelde middelen te gebruiken, kan aan het voorgaande niets afdoen omdat deze middelen daardoor niet van karakter veranderen.
3. Gezien het voorgaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden en dient het ingestelde beroep ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 april 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) I. Mos.
HD