Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2170

Datum uitspraak2009-04-24
Datum gepubliceerd2009-04-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 09 / 511 en 09 / 512
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Een door de gemeente als privaatrechtelijk geduide beslissing omtrent aanwijzing van een plein voor het houden van kermis, door de voorzieinignenrechter aangemerkt als publiekrechtelijk besluit in de zin van de Awb, dat niet rechtmatig is nu er geen evenementenvergunning op grond van de APV is verleend en ook geen ontheffing van de geluidbepaling in de APV is verleend. De gemeente, als organisator van het evenement, wordt aangemerkt als vergunninghouder. Voorlopige voorziening getroffen met nader omschreven voorwaarden.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector bestuursrecht Procedurenummer: AWB 09 / 511 en 09 / 512 Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake [verzoeker] te [woonplaats], verzoeker [verzoekster] te [woonplaats], verzoekster tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arcen en Velden, verweerder. 1. Procesverloop 1.1. Bij schrijven van 16 april 2009 heeft verweerder onder meer aan verzoekers bericht dat de kermis zal plaatsvinden op het [plein] te Arcen (hierna genoemd: het [plein]). 1.2. Hiertegen hebben verzoekers bij schrijven van 18 april 2009 een bezwaarschrift op grond van de Awb ingediend bij verweerder. Tevens hebben verzoekers zich tot de rechtbank gewend met het verzoek ter zake een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb. 1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn in afschrift aan verzoekers uitgereikt. Ter zitting zijn nog nadere stukken gewisseld. 1.4. Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 april 2009, waar verzoekers zijn verschenen. Namens verweerder is mr. L.E.J. M. Vehns-Janssen verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechter overweegt dat het schrijven van 16 april 2009 kan worden geduid als een besluit waarin wordt bepaald dat een evenement, te weten een kermis op het [plein] te Arcen zal plaatsvinden, waaraan een beslissing van verweerder van 7 april 2009 ten grondslag ligt. 2.2. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.3. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium mee brengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure. 2.4. Als aanstonds moet worden geconcludeerd dat verzoekers zonder enig nadeel een beslissing in de hoofdzaak kan afwachten, dan dient het verzoek om een voorlopige voorziening reeds op die grond te worden afgewezen en komt de rechter aan een verdere belangenweging als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb niet toe. Is een bepaald spoedeisend belang wel aanwezig, dan bestaat pas aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening indien de belangen van verzoekers bij de gevraagde voorziening zodanig is deze zwaarder dienen te wegen dan het belang van verweerder en andere belanghebbenden bij afwijzing van die voorziening en bij onmiddellijke uitvoering van het besluit. In het kader van die belangenweging kan worden betrokken een voorlopig oordeel van de rechter over het geschil in de hoofdzaak. 2.5. De rechter concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan nu verzoekers een bezwaarschrift hebben ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de rechtbank te Roermond bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. 2.6. De rechter ziet geen beletselen verzoekers in hun verzoek ex artikel 8:81 van de Awb te ontvangen. Ook acht de rechter de onverwijlde spoed genoegzaam aangetoond. 2.7. De rechter overweegt dat het ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Arcen en Velden (hierna: APV) verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. De rechter stelt vast dat een kermis van dit verbod niet is uitgesloten. De vergunning kan ingevolge artikel 2.2.2, tweede lid, van de APV worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid. 2.8. Ingevolge artikel 4.1.5, eerste lid, van de APV is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het college ontheffing verlenen van dit verbod. Onder dit verbod vallen ontegenzeglijk mede kermisattracties die muziek en/ of ander geluid produceren. 2.9. Ingevolge artikel 1.4, eerste lid, van de APV kunnen voorschriften en beperkingen worden verboden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing. Deze voorschriften of beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2.10. De rechter stelt voorop dat het in de artikelen 2.2.2. en 4.1.5 van de APV neergelegde vergunnings- respectievelijk ontheffingsstelsel, strekt ter bescherming van specifiek genoemde belangen. 2.11. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij – mede gelet op hun ernstige ziekte – overlast te duchten hebben en zullen hebben van de kermis. Zij hebben aangegeven dat zij ten aanzien van de opstelling van een aggregaat ten behoeve van de kermisattracties ernstige stankoverlast en geluidoverlast ondervinden. Verder vrezen zij zwerfafval, nu er geen voorzieningen voor het weggooien van afval zijn getroffen. Zij vrezen voorts wildplassen, nu er geen sanitaire voorzieningen zijn. Tenslotte vrezen zij geluidoverlast, welke nadelige gevolgen zal hebben voor hun nachtrust. Zij verzoeken de voorzieningenrechter het besluit te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat de voorgenomen stalling van de kermis op het [plein] wordt verboden totdat in de bodemprocedure definitief is beslist. 2.12. Namens verweerder is aangegeven dat de beslissing van 7 april 2009 van verweerder privaatrechtelijk van aard is, nu daarbij de “Kermisregeling gemeente Arcen en Velden 2005” (hierna: Kermisregeling) wordt gewijzigd voor wat betreft de locatie waarop de kermis zal worden toegelaten. De Kermisregeling wordt bij de toelating van kermisattracties meegezonden om te dienen als voorwaarden waaraan de kermisexploitanten zijn gehouden. De gemachtigde onderkent dat het toestaan van een kermis daarnaast evenwel publiekrechtelijke rechtsgevolgen heeft. De Burgemeester heeft voor het houden van een kermis op het [plein] geen evenementenvergunning op grond van de APV verleend en verweerder heeft in dit verband ook geen ontheffing van de hiervoor genoemde geluidbepaling in de APV verleend. 2.13. De rechter is, gelet op de publiekrechtelijke rechtsgevolgen van het kenbaar maken van de toestemming voor het houden van de kermis op het [plein], van oordeel dat het schrijven van 16 april 2009 moet worden geduid als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Gelet op de door gemachtigde van verweerder aangedragen feiten, gaat de rechter er van uit, dat het de gemeente is, die als organisator van het evenement moet worden aangemerkt, en dat de gemeente niet beschikt over de vereiste vergunning en ontheffing op grond van de APV. Verweerders besluit om de kermis op genoemde locatie toe te staan is dan ook gebrekkig, in zoverre dat daarin de vermelde vergunning en ontheffing niet zijn begrepen. 2.14. De rechter onderkent enerzijds dat verweerder, de kermisexploitanten en de bezoekers van de kermis belang hebben bij het doorgaan van de kermis. De rechter acht het niet realistisch dat de kermis thans nog kan worden verplaatst naar het Raadhuisplein, terwijl het verbieden van de kermis op het [plein] gezien de belangen van de kermisexploitanten naar het oordeel van de rechter niet proportioneel is. De rechter onderkent anderzijds dat de belangen van verzoekers zoveel mogelijk gewaarborgd dienen te worden. 2.15. Gelet op het vorenstaande zal de rechter een voorlopige voorziening treffen, inhoudende dat het bevoegd gezag (de burgemeester respectievelijk verweerder) heeft te handelen als ware het besluit van 16 april 2009 aldus gewijzigd dat een evenementenvergunning op grond van artikel 2.2.2 van de APV en een ontheffing als bedoeld in artikel 4.5.1 van de APV is verleend aan de gemeente, onder de volgende voorwaarden: a. de gemeente dient er zorg voor te dragen dat tenminste de bepalingen in de Kermisregeling (zoals de brandveiligheidseisen en de geluideisen) door de kermisexploitanten worden nageleefd; b. de gemeente draagt zorg voor voldoende afvalbakken ter voorkoming van zwerfvuil; c. de gemeente draagt er zorg voor dat de attracties inclusief het aggregaat worden opgesteld conform de ter zitting overgelegde tekening, hetgeen in elk geval inhoudt dat het aggregaat wordt verwijderd van de huidige locatie voor de woning van verzoekers; e. de gemeente dient er zorg voor te dragen dat - in afwijking van het bepaalde in de Kermisregeling op zondag 26 april 2009, op maandag 27 april 2009 en op dinsdag 28 april 2009 de muziek vanaf 23.00 uur op het [plein] is gestaakt; 2.16. De rechter gaat er van uit dat het bevoegd gezag zal toezien op de naleving van hiervoor genoemde voorwaarden. De rechter wijst er tenslotte op dat door de politie kan worden opgetreden tegen ordeverstoring of overlast die het toestaan van de kermis te buiten gaat. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe; bepaalt dat het bevoegd gezag (de burgemeester respectievelijk verweerder) heeft te handelen als ware het besluit van 16 april 2009 aldus gewijzigd dat een evenementenvergunning op grond van artikel 2.2.2 van de APV en een ontheffing als bedoeld in artikel 4.5.1 van de APV is verleend aan de gemeente, onder de volgende voorwaarden: a. de gemeente dient er zorg voor te dragen dat tenminste de bepalingen in de Kermisregeling (zoals de brandveiligheidseisen en de geluideisen) door de kermisexploitanten worden nageleefd; b. de gemeente draagt zorg voor voldoende afvalbakken ter voorkoming van zwerfvuil; c. de gemeente draagt er zorg voor dat de attracties inclusief het aggregaat worden opgesteld conform de ter zitting overgelegde tekening, hetgeen in elk geval inhoudt dat het aggregaat wordt verwijderd van de huidige locatie voor de woning van verzoekers; e. de gemeente dient er zorg voor te dragen dat - in afwijking van het bepaalde in de Kermisregeling op zondag 26 april 2009, op maandag 27 april 2009 en op dinsdag 28 april 2009 de muziek vanaf 23.00 uur op het [plein] is gestaakt; bepaalt dat verweerders gemeente aan verzoekers ieder afzonderlijk het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 150,- volledig vergoedt. Aldus gedaan door mr. C.M.W. Nobis in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Utteren-Hoving als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2009. w.g. mr. M.M. van Utteren-Hoving, griffier w.g. mr. C.M.W. Nobis, voorzieningenrechter Voor eensluidend afschrift: de griffier, verzonden op: Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.