Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2236

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16-711046-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft een drietal prostituees van geld beroofd en twee van hen ook verkracht. Het gaat hier om kwetsbare slachtoffers die onder risicovolle omstandigheden hun werk doen. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid door hen in de beslotenheid van hun kamer onder bedreiging van een mes te beroven en twee van hen te verkrachten. Uit de verklaringen van de slachtoffers kan worden afgeleid dat zij door de handelwijze van verdachte in grote angst hebben verkeerd en dat zij gevreesd hebben voor hun leven. Het handelen van verdachte heeft, gelet ook op het korte tijdsbestek waarin de handelingen plaatsvonden, bij andere op het [adres] werkzame prostituees gevoelens van angst teweeg gebracht en de reeds aanwezige gevoelens van onveiligheid verstrekt. Uit de houding van verdachte leidt de rechtbank af dat hij geen enkel mededogen heeft voor zijn slachtoffers en dat hij weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Een beroving of verkrachting zoals verdachte heeft gepleegd leidt volgens de uitgangspunten van de rechtbank al gauw tot het opleggen van een gevangenisstraf van 2 jaar per feit. Verdachte heeft blijkens het Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 2 oktober 2008 een omvangrijk strafblad waaronder enkele geweldsdelicten, maar geen zedendelicten.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16-711046-08 Datum uitspraak: 5 december 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [1964] te [geboorteplaats] Marokko, wonende te Utrecht, thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein, De Liesbosch 100 te Nieuwegein. Raadsman: mr. H.P. Verheijen, advocaat te Utrecht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 29 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen E 370,=, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en/of - die [slachtoffer 1] bij de haren heeft gepakt en/of - dat mes dicht bij de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of - die [slachtoffer 1] gezegd heeft: "geef mij jouw geld"; 2. hij op of omstreeks 26 april 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 200 euro en 10 Engelse ponden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en/of - die [slachtoffer 2] bij de haren heeft gepakt en/of - dat mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of - die [slachtoffer 2] gezegd heeft dat hij haar in het gezicht zou snijden en/of hij op of omstreeks 26 april 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte: - een mes tevoorschijn gehaald en/of - die [slachtoffer 2] bij de haren gepakt en/of - dat mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] gehouden en/of - die [slachtoffer 2] gezegd dat hij haar in het gezicht zou snijden en/of - die [slachtoffer 2] de wc in geduwd en/of - die [slachtoffer 2] (meermalen) in het gezicht geslagen en/of - die [slachtoffer 2] tegen haar borsten geslagen, en bestaande die handelingen eruit dat hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] heeft gebracht; 3. hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en/of - die [slachtoffer 3] bij de haren heeft gepakt en/of - dat mes tegen de wang van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of - die [slachtoffer 2] gezegd heeft dat hij haar in het gezicht zou snijden; en/of hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte: - een mes tevoorschijn gehaald en/of - die [slachtoffer 3] bij de haren gepakt en/of - dat mes tegen de wang van die [slachtoffer 3] gehouden en/of - die [slachtoffer 3] gezegd dat hij haar in het gezicht zou snijden en/of - die [slachtoffer 3] op bed geduwd en/of - het hoofd van die [slachtoffer 3] naar zijn penis gebracht, en bestaande die handelingen eruit dat hij, verdachte: - meermalen, althans een maal, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] heeft gebracht en/of - zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft gebracht; 4. primair hij op of omstreeks 28 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; subsidiair hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2008 tot en met 29 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten doordat hij deze gevonden had, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. De rechtbank leest de zinsnede in het onder 3 ten laste gelegde feit in de 13e regel “- die [slachtoffer 2] gezegd heeft dat hij haar in het gezicht zou snijden” als een kennelijke verschrijving van “- die [slachtoffer 3] gezegd heeft dat hij haar in het gezicht zou snijden”. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. De bewijsmiddelen Ten aanzien van feit 1 [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat zij als prostituee werkzaam is op [adres 1] in Utrecht. Op 29 mei 2008 omstreeks 05.00 uur kwam daar een man aan de deur. Hij vroeg [slachtoffer 1] naar de prijs en ging akkoord met een prijs van € 50,-. Toen de man binnen was haalde de man een mes tevoorschijn. Hij pakte haar bij haar haren vast en zette het mes op haar keel waarbij hij zei: “Geef mij jouw geld”. De man vroeg [slachtoffer 1] om haar kast open te maken. Ze bewaarde het geld in het bovenste laatje van de kast. Ze liep naar de kast en opende deze. De man liep met haar mee en had haar nog steeds bij haar haren vast. Hij hield het mes nog tegen haar keel aan. [slachtoffer 1] opende het bovenste laatje waarna de man het geld eruit pakte. Er zat € 70,- in haar portefeuille en er lag € 300,- in het laatje. De man gaf de portefeuille aan [slachtoffer 1], waarop zij deze opende en het geld eruit haalde. De man pakte het geld en stopte het in zijn broekzak. Hierna ging hij weg. [slachtoffer 1] heeft het volgende signalement van de man gegeven: - getinte huid; - kort grijs haar; - ongeveer 40 à 45 jaar oud; - 1,80 meter lang; - snorretje; - mager postuur; - bruin jasje tot op de heupen; - zwarte pantalon . [slachtoffer 1] is bij een fotoconfrontatie fotosessie B getoond. Zij heeft hierbij verklaard dat de man op foto nummer 7 de dader zou kunnen zijn . Bij de fotoconfrontatie met [slachtoffer 1] stond een foto van verdachte op nummer 7 . Ter terechtzitting heeft verdachte zichzelf herkend op een print van de camerabeelden van 29 mei 2008 te 04.52 uur . Ten aanzien van feit 2 [slachtoffer 2], werkzaam als prostituee op [adres 2] te Utrecht, heeft aangifte gedaan dat op 26 april 2008 omstreeks 03.30 uur een man met gebaren aan haar vroeg hoeveel het kostte. Aangeefster stak vijf vingers in de lucht. Dit wilde zeggen dat het € 50,- kostte. Toen de man binnen was, deed aangeefster het gordijn weer dicht waarna zij zich naar de man omdraaide. Zij zag dat de man op dat moment met een mes in zijn rechterhand voor haar stond. De man greep aangeefster gelijk bij de achterkant van haar haren beet met zijn linkerhand. Hij hield met zijn rechterhand het mes tegen haar keel. De man riep om geld waarna aangeefster hem de kast wees waarin het geld lag. De man nam haar onder bedreiging van het mes en terwijl hij haar bij de haren vasthield mee van de gordijnen naar de kast. Ze moest op het bed gaan zitten. Ze deed twee laatjes van haar kast open. De man heeft daarin € 200 en 10 Engelse ponden gevonden. De man dreigde aangeefster dat hij haar in het gezicht zou snijden. De man heeft haar constant bij de haren vastgehouden. Toen de man zag dat er geen geld meer in de kast lag, heeft hij aangeefster met geweld meegenomen naar de toiletruimte. Hij duwde haar met twee handen op haar schouders de toiletruimte in. De man zei dat zij op de deksel van het toilet moest zitten en hem moest pijpen zonder condoom. Aangeefster is gaan zitten op het toilet. De man hield met zijn linkerhand de haren van aangeefster vast en sloeg op haar borsten, terwijl zij hem pijpte. Op een gegeven moment hoorde aangeefster haar buurvrouw roepen en schreeuwen waarna zij begon te schreeuwen: “Help mij help mij”. Aangeefster sloeg tegen de muur waarna de man haar klappen in het gezicht gaf. De man verliet de toiletruimte en ging naar de deur om weg te gaan. Aangeefster had deze deur op slot gedaan. Toen het de man lukte om de deur open te krijgen zag aangeefster haar buurvrouw staan. De man duwde haar buurvrouw op de grond en ging toen weg. Zij heeft het volgende signalement van de man opgegeven: - ongeveer 45 jaar oud; - ongeveer 1,80 meter lang; - licht getinte huidskleur; - mager; - een snor met grijze haren; - dikke wenkbrauwen met grijze haren; - zwarte pet; - slank postuur; - korte zwarte jas; - blauwe spijkerbroek . [getuige] heeft als getuige verklaard dat zij als prostituee op [adres 3] werkt. Op 26 april 2008 omstreeks 03.30 of 03.40 uur hoorde ze de deur bij haar buurvrouw, [slachtoffer 2] (aangeefster), dichtgaan. Bij de getuige was een klant zich aan het uitkleden toen ze haar buurvrouw hard hoorde schreeuwen, waarna de getuige hard op de muur sloeg. Ze kleedde zich aan en rende met haar mobiel in de hand naar de [adres] van haar buurvrouw [adres], terwijl ze het kantoor van de [naam bedrijf] belde. Ze voelde dat de deur van haar buurvrouw op slot was en zag dat een man bezig was met het slot van de deur. Toen de man bezig was met het slot viel zijn pet af. Hij kreeg de deur uiteindelijk open. De getuige bleef voor de deur staan. De man duwde haar met twee handen tegen haar schouders waardoor ze achterover op de loopplank van de [adres] viel. De man sprong over de getuige heen en ging er vandoor. De getuige gaf het volgende signalement van de man op: - 40 à 45 jaar oud; - geen dik postuur; - onverzorgde snor; - grijze wenkbrauwen; - zwart jack; - blauwe spijkerbroek . Getuige [getuige 2], heeft verklaard dat hij op 26 april 2008 na 03.30 uur op het [straat x] liep. Hij zag een prostituee uit een [adres] lopen naar een ander [adres]. De voordeur van het andere bootje ging naar binnen toe open. [getuige 2] zag dat de prostituee opzij naar links werd geduwd. Ze werd omver gelopen door de man. Ze kwam op de brug ten val. De getuige stond 2 à 3 meter van de brug vandaan. De man rende over de weg in de richting van de [straat y] te Utrecht. De getuige geeft het volgende signalement van de man op: - 40 à 45 jaar oud; - 1,75-1,80 m lang; - getinte huidskleur; - zwarte jas; - blauwe spijkerbroek . Op 26 april 2008 uur vond een onderzoek van de regionale technische recherche plaats in [adres 1], op het [straat x]. Hierbij werd in de kamer direct achter de toegangsdeur een zwart petje aangetroffen . Getuige [getuige] verklaarde dat het petje van de dader was. Volgens de aangeefster heeft de man dit petje verloren toen hij wegvluchtte. Het petje werd door brigadier van politie Utrecht [naam] omstreeks 04.22 uur veiliggesteld en gewaarmerkt. . Dr. A.J. Kal, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft DNA-onderzoek verricht naar aanleiding van een zedenmisdrijf en een gewapende overval gepleegd te Utrecht op 26 april 2008 waarbij [slachtoffer 2] het slachtoffer was. Bij dit onderzoek is de binnenkant van voornoemd petje ter hoogte van het voorhoofd bemonsterd. Deze bemonstering is als [FGA473]#01 veiliggesteld voor DNA-onderzoek . Ing. V. van Marion, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, schrijft in een brief van 13 augustus dat het DNA in het sporenmateriaal met het DNA-identiteitszegel FGA473#01 uit DNA-profielcluster 10197 afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal bedraagt volgens de bijlage bij deze brief kleiner dan één op één miljard . [naam bedrijf] botenverhuur heeft beelden van de bewakingscamera’s van 26 april 2008 3.28 uur aan de politie ter beschikking gesteld. Van deze camerabeelden zijn drie fotoprints gemaakt . Verdachte herkent zichzelf op voormelde drie fotoprints van camerabeelden van [naam bedrijf] van 26 april 2008 die op bladzijde 20, 21 en 22 van het proces-verbaal zijn te zien. Ten aanzien van feit 3 [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan en verklaard dat op 11 mei 2008 tussen 03.00 uur en 04.00 uur een man binnen kwam. Terwijl aangeefster de gordijnen dichtdeed, pakte de man haar van achteren bij haar haren. Hij had een mes bij zich. Hij hield haar haren strak vast en hield het mes op haar rechterwang. De man pakte aangeefster van achteren vast en duwde haar op het bed. Daarna duwde hij haar op haar knieën op de grond. Toen ze op de grond zat zei hij dat ze hem moest pijpen. Hij duwde haar op bed en dwong haar te knielen. Aangeefster heeft de man gepijpt waarna hij zei dat hij haar ging neuken. Ze moest op bed gaan liggen waarna hij haar heeft geneukt. Na het neuken dwong hij aangeefster weer om hem te pijpen. Met de andere hand pakte hij aangeefster bij de haren. Hij heeft met zijn hand haar hoofd naar zijn penis gebracht en haar zo gedwongen hem te pijpen. Ze had het mes op haar gezicht. Hij maakte pijpbewegingen door haar hoofd te bewegen met zijn hand. De man legde vervolgens het mes op een tafel en vroeg naar geld. Aangeefster had op dat moment € 300,- à € 350,-. Hij moet het geld hebben meegenomen. Aangeefster heeft niet gezien dat hij het geld pakte maar het geld was weg. Vervolgens vloog hij de kamer uit. De man heeft zijn jasje bij aangeefster laten liggen. Aangeefster gaf het volgende signalement van de man op: - snor; - Marokkaanse of Turkse man gelet op de kleur van zijn huid; - ongeveer 38 à 42 jaar oud; - spijkerbroek . Op 8 juli 2008 is een foto-Oslo confrontatie uitgevoerd bij de aangeefster [slachtoffer 3]. De fotoselectie werd aan haar getoond op een fototoonbord met daarop acht foto’s voorzien van de nummers 1 tot en met 8. De foto van [verdachte] kwam daarbij op plaats 7. Aangeefster herkende de persoon op foto nummer 7 als zijnde de verdachte van de beroving en verkrachting op 11 mei 2008. Bij herkenning van de man begon ze onmiddellijk hevig te snikken . Op 11 mei 2008 heeft de regionale technische recherche onderzoek verricht op het [adres 4]. Een donkere lederen jas die door de man werd achtergelaten werd veiliggesteld en gewaarmerkt. In de zwarte leren jas werd een base-pijp aangetroffen. Het mondstuk van de base-pijp werd bemonsterd op aanwezigheid van speeksel . Ir. H.J.T. Janssen, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft DNA-onderzoek verricht naar aanleiding van een diefstal met geweld en een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Utrecht op 11mei 2008 waarbij [slachtoffer 3] het slachtoffer was. Bij dit onderzoek is het mondstuk van een basepijp bemonsterd en voorzien van DNA-identiteitszegel [FGA976]#1. Van het DNA in de bemonstering [FGA976]#1 van het mondstuk van een basepijp is een onvolledig DNA-profiel van een man verkregen. Dit onvolledige DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] en niet met het DNA-profiel van [slachtoffer 3]. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering [FGA976]#1 van het mondstuk van een basepijp afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De berekende frequentie van het onvolledige DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van het mondstuk van de basepijp is kleiner dan 1 op 1 miljard . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat hij op 11 mei 2008 tussen 03.00 uur en 04.00 uur bij [slachtoffer 3] op het[straat x] is geweest. Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 26 april 2008 tot en met 29 mei 2008 regelmatig prostituees heeft bezocht op het [straat x] te Utrecht. Hij kwam in deze periode dagelijks op het [straat x]. Verdachte draagt altijd een mes bij zich. Ten aanzien van feit 4 [benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee op 28 mei 2008 in Utrecht. Verdachte heeft ter terechtzitting dit feit bekend. De bewijsoverwegingen T.a.v. de feiten 1, 2 en 3 Door de verdediging is niet betwist dat de aan verdachte ten laste gelegde berovingen en verkrachtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ook de rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om op dit punt aan de verklaringen van aangeefsters te twijfelen. De verdediging heeft zich echter gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die deze feiten heeft gepleegd zodat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank zal hierna in bij de bespreking van het bewijs ingaan op de verweren die zijn gevoerd. Feiten gepleegd door dezelfde persoon? De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld heeft gezien is of deze feiten door dezelfde persoon zijn gepleegd. De rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord op basis van de navolgende overwegingen. Modus operandi Uit de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt dat de feiten binnen een periode van ruim een maand zijn gepleegd waarbij telkens op de navolgende overeenkomstige wijze door de dader werd gehandeld. In alle gevallen benaderde een man een prostituee in haar werkkamer aan het [straat x] te Utrecht, waarbij hij zich voordeed als klant. Met twee prostituees heeft hij overlegd over de prijs. Zodra de man zich alleen met de prostituee in haar afgesloten werkruimte bevond, haalde hij een mes tevoorschijn en pakte hij haar stevig bij haar haren . De man hield het mes telkens vlakbij of tegen de keel of het gezicht van de prostituee aan. In alle drie de gevallen was het de man om geld te doen. In twee gevallen dwong de man de prostituee tot seksuele handelingen. Twee prostituees moesten hem pijpen onder bedreiging van het mes. Signalementen Hoewel de signalementen die verschillende aangeefsters en getuigen hebben gegeven van de dader niet volledig met elkaar overeenkomen, zijn ze op een aantal cruciale punten wel gelijkluidend. Het gaat hier met name om de leeftijd van de dader, het feit dat hij een snor en een slank postuur had en een lichte of lichtgetinte huidskleur zoals van een Marokkaanse of Turkse man. Nu in alle drie de gevallen sprake was van een vergelijkbare werkwijze en een op belangrijke onderdelen overeenkomend signalement van de dader, komt de rechtbank tot de conclusie dat dezelfde persoon de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Is verdachte de dader? De volgende vraag die de rechtbank zich heeft gesteld is of het verdachte is geweest die deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vraag als volgt. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte op de hiervoor benoemde gelijkluidende onderdelen voldoet aan het signalement van de dader. Voorts is verdachte, zoals blijkt uit de beelden van de bewakingscamera´s, kort voordat de feiten 1 en 2 werden gepleegd op het [straat x] geweest. Verdachte heeft zichzelf herkend op deze beelden en toegegeven dat hij toen daar ter plaatse was. Naar aanleiding van het aantreffen van de jas en de basepijp heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij een keer drugs heeft gebruikt samen met een Spaanstalige prostituee en dat er toen onenigheid ontstond over de manier waarop zij de drugs aan hem zou betalen. Verdachte heeft uiteindelijk € 20,- meegenomen van het nachtkastje. Verdachte heeft spontaan verklaard dat hij toen zijn jas en zijn basepijp heeft achtergelaten en dat bij het weggaan vlak voor hem een ander meisje op de loopplank viel . Bij de politie wordt deze gebeurtenis geplaatst op 26 april 2008. De rechtbank sluit echter, gelet op het op pagina 72 en 73 van het B-verbaal gerelateerde verloop van het verhoor van verdachte, bepaald niet uit dat verdachte niet precies meer wist om welke datum het ging. Het achterlaten van een jas en een basepijp sluit immers beter aan bij de aangifte van mevr. [slachtoffer 3] van beroving en verkrachting op 11 mei 2008 waarbij de dader een jas met daarin een basepijp heeft achtergelaten. De politie heeft deze jas en de basepijp in beslaggenomen. Op de basepijp zijn door het NFI DNA sporen aangetroffen die overeenkomen met het DNA van verdachte. De rechtbank vindt opmerkelijk dat verdachte in zijn verklaring niet alleen spontaan melding maakt van het achterlaten van de jas met de basepijp maar bij dezelfde gebeurtenis ook het uitglijden op de loopplank van de buurvrouw plaatst. Ook ter terechtzitting heeft verdachte deze beide details verbonden aan één gelegenheid waarbij hij samen met een Spaanstalige prostituee drugs heeft gebuikt. Het incident van het uitglijden op de loopplank heeft echter plaatsgevonden op 26 april 2008, direct nadat het onder 2 ten laste gelegde feit had plaatsgevonden. De rechtbank stelt dit vast op basis van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] en van getuige [getuige]. Dit wijst naar het oordeel van de rechtbank erop dat verdachte ook betrokken moet zijn geweest bij de onder 2 ten laste gelegde feiten die zijn gepleegd op 26 april 2008. Daarbij komt dat het NFI na onderzoek heeft vastgesteld dat de DNA sporen die zijn aangetroffen op de binnenzijde van de pet die de dader van deze feiten ter plaatse heeft verloren, overeenkomen met het DNA van verdachte. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij mogelijk bij een andere gelegenheid zijn pet heeft achtergelaten bij aangeefster acht de rechtbank niet geloofwaardig, te meer niet omdat getuige [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de dader deze pet verloor toen hij probeerde de deur open te maken. [slachtoffer 1] heeft verdachte bij een fotoconfrontatie aangewezen als iemand die erg leek op de persoon die haar op 29 mei 2008 heeft beroofd. De raadsman heeft aangevoerd dat de fotoconfrontatie van aangeefster [slachtoffer 1] niet als bewijs mag dienen omdat verbalisant [naam] hierbij een sturende vraag aan [slachtoffer 1] heeft gesteld. Hierdoor is er in de visie van de raadsman geen sprake meer van een objectieve en zuivere fotoconfrontatie. Dit verweer wordt verworpen. Weliswaar is de gerelateerde vraag niet in overeenstemming met de regels van het Besluit ‘Toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’ maar dit maakt de confrontatie niet minder betrouwbaar. In het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] op bladzijde 43 van het B-verbaal is immers precies weergegeven hoe de reactie van aangeefster is geweest. Ook voordat verbalisant [naam] de bewuste vraag aan aangeefster heeft gesteld, heeft aangeefster aangegeven dat de dader erg leek op de persoon op foto nummer 7 - de foto van verdachte - maar dat deze persoon magerder in het gezicht is en iets korter haar heeft. [slachtoffer 3] heeft verdachte bij een fotoconfrontatie herkend als de persoon die haar op 11 mei 2008 heeft beroofd en verkracht. Ook deze confrontatie mag volgens de raadsman niet aan het bewijs meewerken omdat de raadsman niet voor deze confrontatie is uitgenodigd. Bovendien zijn er geen fotoprints van de confrontatie gemaakt zodat niet duidelijk is welke foto’s bij de confrontatie zijn gebruikt, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Hoewel de raadsman voor bedoelde fotoconfrontatie had moeten worden uitgenodigd, behoeft de omstandigheid dat dit niet is gebeurd niet te leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Uit het proces-verbaal dat van de fotoconfrontatie is opgemaakt blijkt dat aangeefster [slachtoffer 3] een fotoselectie op een foto toonbord werd getoond met daarop acht foto’s voorzien van de nummers 1 tot en met 8. De foto van [verdachte] kwam daarbij op plaats 7. Aangeefster herkende de persoon op foto nummer 7 als zijnde de dader van de beroving en verkrachting op 11 mei 2008. Bij herkenning van de man begon ze onmiddellijk hevig te snikken. Tenslotte heeft de rechtbank nog het volgende voor haar overtuiging mee laten wegen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich nimmer schuldig maakt aan de gewelddadige handelingen zoals in de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn omschreven. In het dossier bevindt zich echter een aangifte van verdachtes ex-vriendin, [naam], waarin deze heeft verklaard dat verdachte haar een keer een mes tegen de keel heeft gedrukt en haar aan haar haren door de woonkamer heeft getrokken . Weliswaar is deze aangifte naderhand ingetrokken maar aangeefster [naam] heeft bij die intrekking wel bevestigd dat deze gewelddadigheden heeft plaatsgevonden. De hiervoor genoemde bewijsmiddelen in verband gebracht met de eveneens hiervoor genoemde aangiftes, brengen de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De bewezenverklaring Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan in die zin dat: 1. hij op 29 mei 2008 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen € 370,- toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en - die [slachtoffer 1] bij de haren heeft gepakt en - dat mes dicht bij de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en - die [slachtoffer 1] gezegd heeft: “geef mij jouw geld”; 2. hij op 26 april 2008 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 200 euro en 10 Engelse ponden toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en - die [slachtoffer 2] bij de haren heeft gepakt en - dat mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en - die [slachtoffer 2] gezegd heeft dat hij haar in het gezicht zou snijden en hij op 26 april 2008 te Utrecht door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte: - een mes tevoorschijn gehaald en - die [slachtoffer 2] bij de haren gepakt en - dat mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] gehouden en - die [slachtoffer 2] gezegd dat hij haar in het gezicht zou snijden en - die [slachtoffer 2] de wc-ruimte in geduwd en - die [slachtoffer 2] tegen haar borsten geslagen en bestaande die handelingen eruit dat hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] heeft gebracht; 3. hij op 11 mei 2008 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 300 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte: - een mes tevoorschijn heeft gehaald en - die [slachtoffer 3] bij de haren heeft gepakt en - dat mes tegen de wang van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en hij op 11 mei 2008 te Utrecht door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte: - een mes tevoorschijn gehaald en - die [slachtoffer 3] bij de haren gepakt en - dat mes tegen de wang van die [slachtoffer 3] gehouden en - die [slachtoffer 3] op bed geduwd en - het hoofd van die [slachtoffer 3] naar zijn penis gebracht en bestaande die handelingen eruit dat hij, verdachte: - meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] heeft gebracht en - zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft gebracht; 4. primair hij op 28 mei 2008 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee toebehorende aan [benadeelde]. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken. Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde Telkens Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken. en Verkrachting. Ten aanzien van het onder 4 primair bewezenverklaarde Diefstal. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een drietal prostituees van geld beroofd en twee van hen ook verkracht. Het gaat hier om kwetsbare slachtoffers die onder risicovolle omstandigheden hun werk doen. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid door hen in de beslotenheid van hun kamer onder bedreiging van een mes te beroven en twee van hen te verkrachten. Uit de verklaringen van de slachtoffers kan worden afgeleid dat zij door de handelwijze van verdachte in grote angst hebben verkeerd en dat zij gevreesd hebben voor hun leven. Het handelen van verdachte heeft, gelet ook op het korte tijdsbestek waarin de handelingen plaatsvonden, bij andere op het [straat x] werkzame prostituees gevoelens van angst teweeg gebracht en de reeds aanwezige gevoelens van onveiligheid verstrekt. Uit de houding van verdachte leidt de rechtbank af dat hij geen enkel mededogen heeft voor zijn slachtoffers en dat hij weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Een beroving of verkrachting zoals verdachte heeft gepleegd leidt volgens de uitgangspunten van de rechtbank al gauw tot het opleggen van een gevangenisstraf van 2 jaar per feit. Verdachte heeft blijkens het Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 2 oktober 2008 een omvangrijk strafblad waaronder enkele geweldsdelicten, maar geen zedendelicten. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts nog gelet op: - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland van 18 november 2008, opgemaakt door T.J. Schaap, reclasseringswerker; - een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport van 12 juli 2008 van R.J.H. Winter, inhoudende als conclusie dat er aanwijzingen zijn voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis doch geen aanwijzingen voor andere psychiatrische stoornissen en dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: - een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het voorarrest; - niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]; - onttrekking aan het verkeer van nummer 19 van de beslaglijst; - retour aan de rechthebbende van de nummers 8 tot en met 15 van de beslaglijst; - bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de nummers 22, 23, 24, 27, 28, 32, 33, 34, 36, 38, 39, 41, 45 en 48; - retour aan verdachte van de nummers 1 tot en met 7, 16, 17, 18, 20, 21, 25, 26, 29, 30, 31, 35, 37, 40, 42, 43, 44, 46 en 47 van de beslaglijst. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten naar aard en ernst een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes jaar. Onttrekking aan het verkeer Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes, kleur zwart (nummer 19 op de beslaglijst), zal onttrokken worden verklaard aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf is aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bewaring in beslag genomen goederen Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de als bijlage I bijgevoegde beslaglijst vermelde nummers 8 tot en met 15, 22, 23, 24, 27, 28, 32, 33, 34, 36, 38, 39, 41, 45 en 48, kan thans geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten. Teruggave in beslag genomen goederen Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de als bijlage I bijgevoegde beslaglijst vermelde nummers 1 tot en met 7, 16, 17, 18, 20, 21, 25, 26, 29, 30, 31, 35, 37, 40, 42, 43, 44, 46 en 47, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 4 primair ten laste gelegde feit. De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a 57, 242, 310, 312, van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 jaren. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: het op de als bijlage I bijgevoegde beslaglijst vermelde nummer 19. Gelast de bewaring van de op de als bijlage I bijgevoegde beslaglijst vermelde nummers 8 tot en met 15, 22, 23, 24, 27, 28, 32, 33, 34, 36, 38, 39, 41, 45 en 48 ten behoeve van de rechthebbende(n). Gelast de teruggave van de op de als bijlage I bijgevoegde beslaglijst vermelde nummers 1 tot en met 7, 16, 17, 18, 20, 21, 25, 26, 29, 30, 31, 35, 37, 40, 42, 43, 44, 46 en 47 aan verdachte. Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil. Dit vonnis is gewezen door mrs. C.W. Bianchi, A.J.P. Schotman en R.S.B. Kool, bijgestaan door mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2008. Mr. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.