Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2294

Datum uitspraak2009-04-09
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003073-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte niet-ontvankelijk in hoger beroep, omdat het niet tijdig is ingesteld. Het hoger beroep is voorts niet op de bij de wet bepaalde wijze ingesteld. Akte rechtsmiddel vermeldt in strijd met de waarheid dat de gemachtigde van de verdachte ter griffie is verschenen.


Uitspraak

Parketnummer: 20-003073-08 Uitspraak : 9 april 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg, van 8 juli 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-408376-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats], [adres], waarbij de verdachte: - werd vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde; - ter zake van de onder 1. ten laste gelegde “Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 111 Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg 2005” werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van EUR 110,00 subsidiair 2 dagen hechtenis; - ter zake van de onder 2. ten laste gelegde “Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 69 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Tilburg” werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van EUR 75,00 subsidiair 1 dag hechtenis; - ter zake van de onder 3. ten laste gelegde “Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 111 Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg 2005” werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van EUR 110,00 subsidiair 2 dagen hechtenis; - ter zake van de onder 5. ten laste gelegde “Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 27 lid 1 Wet wapens en munitie” werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van EUR 75,00 subsidiair 1 dag hechtenis. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep. De verdediging heeft zich wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal. Ontvankelijkheid van het hoger beroep A. Uit de inhoud van het procesdossier blijkt het volgende. A.1 Aan het adres waarop verdachte in de gemeentelijke basisadministratie was ingeschreven, is door het Centraal Justitieel Incasso Bureau een Aanschrijving niet onherroepelijk boetevonnis (samengesteld vonnis) toegezonden. Dit stuk had betrekking op voormeld vonnis van 8 juli 2008. A.2 Op 8 augustus 2008 is bij de rechtbank Breda een brief gedateerd 6 augustus 2008 van [betrokkene] ingekomen. Deze brief houdt – kort weergegeven – in dat [betrokkene] als mentor van verdachte op 30 juli 2008 die Aanschrijving heeft ontvangen en dat zij bezwaar wil maken tegen voormeld vonnis. A.3 De griffier van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg, heeft op 18 augustus 2008 een brief verzonden aan [betrokkene]. Deze brief houdt onder meer in: “Hierbij treft u een ‘akte rechtsmiddel’ en een formulier grieven aan, zulks naar aanleiding van het door u ingestelde schriftelijk hoger beroep welke ik op 13 augustus 2008 in goede orde heb ontvangen. Ik verzoek u voornoemde akte te ondertekenen alsmede de lijst van grieven in te vullen en te ondertekenen. Vervolgens verzoek ik u alle formulieren aan mij te retourneren. Na ontvangst hiervan zal ik een kopie van de stukken aan u doen toekomen en zal uw zaak worden doorgestuurd naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling. Naar aanleiding van uw brief heb ik u als gevolmachtigde van de heer [naam verdachte] gezien. Ik verzoek u om alsnog een volmacht te voegen bij de te retourneren stukken.” A.4 Op 25 augustus 2008 is bij de rechtbank Breda een kopie van voormelde brief van 6 augustus 2008 van [betrokkene] ingekomen. Daarnaast is ingekomen een schriftelijk stuk, gedateerd 20 augustus 2008 en ondertekend door verdachte en [betrokkene], dat onder meer het volgende inhoudt: “Hierbij geef ik toestemming te geven aan mijn begeleidster, [betrokkene], om haar te volmachtigen tijdens het hoger beroep d.d. 20-08-2008 betreft parketnr. 408376-07.” Op diezelfde datum is voorts een grievenformulier ingekomen dat eveneens door zowel verdachte als [betrokkene] is ondertekend. A.5 De griffier van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg, heeft bij brief van 25 augustus 2008 aan [betrokkene] het volgende bericht: “Hierbij bevestig ik u de ontvangst van de lijst met grieven en de machtiging. Ik verzoek u de bijgevoegde ‘akte rechtsmiddel’ te ondertekenen en aan mij te retourneren. Na ontvangst hiervan zal ik een kopie van de stukken aan u doen toekomen en zal uw zaak worden doorgestuurd naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling.” A.6 Op 4 september 2008 is bij de rechtbank Breda een akte rechtsmiddel ingekomen. Deze vermeldt – voor zover hier van belang – dat [betrokkene], daartoe gemachtigd blijkens de aan de akte gehechte volmacht, verklaarde hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Breda d.d. 8 juli 2008, parketnummer 02/408376-07. Deze akte is opgemaakt en ondertekend door de griffier van genoemde rechtbank. Tevens is de akte ondertekend door de comparant, en wel op een plaats waarboven staat vermeld: de comparant, [naam betrokkene]. B. Uit hetgeen hierboven onder A is weergegeven trekt het hof het gevolg dat verdachte op 20 augustus 2008, de datum waarop het grievenformulier en de schriftelijke volmacht is opgemaakt en ondertekend door – onder meer – hemzelf, bekend was met de uitspraak van de eerste rechter. Voorts stelt het hof aan de hand daarvan vast dat – hebbende de hierboven vermelde datum van 4 september 2008 naar zijn oordeel als appèldatum te gelden – door of namens de verdachte niet binnen de bij artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn hoger beroep is ingesteld. De verdachte kan daarom, zijnde van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn niet gebleken, in het hoger beroep niet worden ontvangen C. Omwille van de volledigheid overweegt het hof nog het volgende. Het beroep is niet alleen, gelijk evenoverwogen, niet tijdig ingesteld, het is ook niet ingesteld op de wijze bij de wet bepaald. Dat kan immers niet schriftelijk geschieden door een door de verdachte schriftelijk gemachtigde. Verder vermeldt de meergemelde akte rechtsmiddel dat [betrokkene] op 13 augustus 2008 ter griffie van de rechtbank Breda verscheen en – daartoe gemachtigd blijkens de aan die akte gehechte volmacht – verklaarde namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Zoals blijkt uit hetgeen hierboven is weergegeven is die vermelding in strijd met de waarheid. BESLISSING Het hof: Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 9 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.