Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2321

Datum uitspraak2009-04-24
Datum gepubliceerd2009-04-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6945 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen medische gegevens ingebracht die zijn opvatting dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen ondersteunen. Juiste vaststelling beperkingen. Ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, staat voor de Raad genoegzaam vast dat appellant ten tijde hier van belang in staat was de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.


Uitspraak

07/6945 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 2 november 2007, 07/1548 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 24 april 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M. el Ahmadi hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2009. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. el Ahmadi. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. Kouveld. II. OVERWEGINGEN 1. Nadat appellant op 12 oktober 1998 wegens duizeligheids- en depressieve klachten was uitgevallen voor zijn werkzaamheden als conciërge, is hij met ingang van 11 oktober 1999 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 2. Bij besluit van 18 december 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant met ingang van 19 februari 2007 ingetrokken. Het daartegen gemaakte bezwaar van appellant is bij besluit van 3 mei 2007 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. 3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als volledig en zorgvuldig bestempeld en heeft overwogen dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in voldoende mate met appellants beperkingen rekening is gehouden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd zijn aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming de vastgestelde beperkingen. 4. In hoger beroep heeft appellant verwezen naar zijn in beroep ingediende gronden. Aangevoerd is dat hij door zijn klachten het werk niet kan hervatten. De in het verleden geconstateerde depressie is nog steeds aanwezig en appellant is daardoor vaak somber, hij heeft last van stemmingswisselingen en kan moeilijk in slaap vallen. Hierdoor is hij overdag tot weinig in staat. Appellant stelt dat een duurbeperking zou moeten gelden. Ter zitting heeft appellant gewezen op de in beroep overgelegde brief van de huisarts van 23 oktober 2007. Appellant is van mening dat de rechtbank deze brief onjuist heeft geïnterpreteerd en dat deze brief aanleiding zou moeten geven tot het aannemen van meer beperkingen. 4.1. De Raad heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. Appellant heeft in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die zijn opvatting dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen ondersteunen. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van de huisarts niet kan worden opgemaakt dat er meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen. 4.2. Ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, staat voor de Raad genoegzaam vast dat appellant ten tijde hier van belang in staat was de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. 5. Het bestreden besluit kan in rechte stand houden. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen. Deze beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 april 2009. (get.) J.P.M. Zeijen. (get.) T.J. van der Torn. TM