Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2351

Datum uitspraak2009-04-24
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000806-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van medeplegen van diefstal met braak, verbreking en/of inklimming vrijgesproken.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000806-08 Parketnummer eerste aanleg: 19-606661-06 Arrest van 24 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 19 maart 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1978] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 28 oktober 2005 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning staande aan/nabij de [straat] heeft weggenomen een geluidsbox en/of een versterker en/of een mengpaneel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; Vrijspraak Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met braak. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Verdachte was weliswaar aanwezig in de woning, maar hij heeft niet (actief) deelgenomen aan de diefstal. Het puur omstander zijn bij een feit maakt iemand niet tot medepleger aan dit feit, aldus de raadsvrouw. Voorts merkt de raadsvrouw op dat er ten tijde van de diefstal zeven mensen in de woning aanwezig waren, terwijl slechts drie personen over de diefstal zijn gehoord. Het hof overweegt als volgt. Verdachte heeft bij de politie ontkend dat hij de ten laste gelegde diefstal met braak heeft gepleegd. Verdachte heeft ter zitting zijn ontkenning gehandhaafd. Door de politie zijn slechts twee medeverdachten gehoord, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De ontkennende verklaring van verdachte vindt steun in het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2006. Medeverdachte [medeverdachte 2] beriep zich op zijn zwijgrecht. Aan de aangifte ontleent het hof evenmin de overtuiging dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Hetgeen aangever over verdachtes rol bij de diefstal heeft verklaard, is niet gebaseerd op eigen waarneming. Overig bewijs ontbreekt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen is ten laste gelegd. Benadeelde partij [benadeelde] Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in haar vordering in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij; verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. G. Dam en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.