
Jurisprudentie
BI2358
Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09/1397
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09/1397
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Verzoekster kan zich niet verenigen met de voorwaarde die is verbonden aan de aan haar verleende kapvergunning, inhoudende dat mag pas worden gekapt indien de bouwvergunning en kapvergunning onherroepelijk zijn geworden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, nu verweerder op grond van de APV gehouden was de voorwaarden aan de kapvergunning te verbinden. De APV voorziet niet in de mogelijkheid af te zien van het stellen van dergelijke voorwaarden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 / 1397
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 april 2009
in de zaak van:
Stichting Woningbeheer De Vooruitgang,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.C. van Galen, advocaat te Best,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,
verweerder,
derde partijen,
[derde partij naam 1],
[derde partij naam 2],
[derde partij naam 3],
allen wonende te [woonplaats].
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft verweerder aan verzoekster vergunning verleend voor het kappen van zeven bomen op het Siriusplein te Volendam.
Tegen dit besluit is bij brief van 22 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 september 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 8 mei 2008.
Tegen dit besluit is bij brief van 23 oktober 2008 beroep ingesteld.
Bij brief van 16 maart 2009 heeft verzoekster verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 maart 2009, alwaar namens verzoekster zijn verschenen de gemachtigde, voornoemd, [naam directeur], directeur, [naam bestuurslid], bestuurslid en [naam hoofd technische dienst], hoofd technische dienst. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K. Bant en A. Vink, beiden in dienst van de gemeente Volendam. De derde partijen zijn in persoon verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Artikel 4.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Volendam (hierna: APV) bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning van het college een boom of houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.3.4, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 1.2 APV wordt een vergunning geacht van rechtswege te zijn verleend, wanneer niet binnen acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag op de aanvraag om een kapvergunning is beslist.
Artikel 4.3.5 APV, voor zover hier van belang, luidt:
1. Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:
a. de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend;
b. beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;
c. beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan;
d. zolang andere vergunningen, waaronder de bouwvergunning of vrijstellingsvergunning ten behoeve waarvan de kapvergunning noodzakelijk is niet zijn verleend en onherroepelijk zijn geworden.
2.3 De voorgenomen kap van de in geding bomen is het gevolg van de plannen voor de bouw van een zeventiental appartementen op het Siriusplein te Volendam door verzoekster.
2.4 Primair verzoekt verzoekster de voorzieningenrechter om haar verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren omdat er sprake is van een inmiddels onherroepelijk geworden van rechtswege verleende vergunning. Subsidiair wordt verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de aan de kapvergunning gekoppelde voorwaarden worden opgeheven, een en ander onder de verplichting tot herplant van de gekapte bomen indien de verleende bouwvergunning geen stand mocht houden. Meer subsidiair wordt verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de aan de kapvergunning gekoppelde voorwaarden worden opgeschort totdat definitief op het beroep inzake de kapvergunning respectievelijk bouwvergunning is beslist. Tenslotte wordt meer meer subsidiair verzocht een voorlopige voorziening te treffen, waardoor de werking van de genoemde voorwaarden worden opgeschort.
2.5 De aanvraag van verzoekster om een kapvergunning is op 29 juni 2007 door verweerder ontvangen. De termijn van acht weken voor het nemen van een beslissing op de aanvraag is derhalve op 30 juni 2007 gaan lopen. Nu verweerder niet binnen acht weken op de aanvraag heeft beslist, wordt de kapvergunning geacht van rechtswege te zijn verleend op 24 augustus 2007. Een en ander is niet onderkend door verweerder, hetgeen op 1 februari 2008 heeft geleid tot een alsnog - maar onbevoegd genomen - primaire beslissing op de aanvraag van verzoekster.
2.6 De voorzieningenrechter is, anders dan verzoekster, van oordeel dat deze van rechtswege verleende kapvergunning niet onherroepelijk is geworden. Immers, uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat [derde partij naam 1], een van de bovengenoemde derde partijen, op 10 september 2007 aan een ambtenaar der gemeente een brief heeft overhandigd houdende bezwaren tegen het kappen van een aantal bomen op het Siriusplein in verband met de voorgenomen bouw van de appartementen aldaar tijdens een hoorzitting over die bouw. Dit schrijven is vervolgens door verweerder ingeboekt en in behandeling genomen.
2.7 Deze brief dient te worden aangemerkt als een bezwaarschrift en wel als één dat tijdig - dat wil zeggen binnen de termijn genoemd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht - bij verweerder is ingekomen. Dat verweerder dit schrijven niet als een bezwaarschrift heeft aangemerkt en ervan is uitgegaan dat eerst bij brief van 22 februari 2008 bezwaar is gemaakt en wel tegen de beslissing van 1 februari 2008 - welk bezwaarschrift overigens identiek is aan het op 10 september 2007 ingediende bezwaarschrift - doet hier niet aan af.
2.8 Verweerder was derhalve gehouden de van rechtswege verleende vergunning inhoudelijk te heroverwegen en daaraan op grond van de APV (alsnog) de in geding zijnde voorwaarde te verbinden. Ingevolge artikel 4.3.5 van de APV wordt immers een kapvergunning slechts verleend onder de voorwaarde dat er niet mag worden gekapt alvorens de kapvergunning en de bouwvergunning of vrijstelling waarvoor de kapvergunning noodzakelijk is, onherroepelijk zijn geworden. Deze bepaling laat derhalve geen mogelijkheden open voor het afzien van het opnemen van een dergelijke voorwaarde.
2.9 De voorzieningenrechter wijst, gelet op het vorenstaande, af het primaire verzoek om voorziening. Er ligt immers, anders dan verzoekster meent, geen onherroepelijke kapvergunning voor. Voor het treffen van de subsidiair, meer subsidiair en meer meer subsidiair gevraagde voorziening bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen ruimte. Dit houdt verband met het voormelde imperatief karakter van artikel 4.3.5. APV. De door verzoekster bedoelde mogelijkheden van herplant indien de verleende vrijstelling en bouwvergunning geen stand zouden houden, kunnen niet als een gelijkwaardig alternatief worden gezien, mede gelet op de grootte en ouderdom van de in geding zijnde bomen.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 10 april 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.