Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2403

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/758322-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het zwaarste verwijt dat de rechtbank verdachte maakt, is dat hij op 16 oktober 2007, om aan controle door de politie te ontkomen, welbewust als bestuurder van een grote, zware auto, waarvan hij de snelheid had laten opvoeren, de levens van mede-weggebruikers, zowel buiten als binnen de bebouwde kom, in gevaar heeft gebracht door met extreme snelheden, in ernstige mate onder invloed van cocaïne en met een ernstig slaaptekort, levensgevaarlijk verkeersgedrag heeft vertoond. Dat er geen doden en/of zwaargewonden tijdens zijn dollemansrit zijn gevallen, mag een wonder heten en is in ieder geval niet aan hem te danken. Eveneens treft verdachte het ernstige verwijt dat hij gedurende een lange periode een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Voor eigen gewin heeft hij daarmee belangen van volksgezondheid ter zijde geschoven en criminele bij-effecten van deze overtreding van de Opiumwet op de koop toe genomen. Ten behoeve van zijn kwekerij heeft hij illegaal elektriciteit afgetapt met het nodige nadeel en gevaar voor anderen. Ook de schade die hij aan de door hem ten behoeve van de kwekerij gehuurde woning heeft toegebracht is een bijkomende omstandigheid die de rechtbank hem kwalijk neemt, evenals de omstandigheid dat hij ten behoeve van het huren van de woning valsheid in geschrifte heeft gepleegd. De hardnekkigheid waarmee hij strafbare feiten pleegt, ook in dezelfde sfeer gelegen als de feiten die nu bewezen worden verklaard, blijkt niet alleen uit het feit dat verdachte pal na de bewezenverklaarde feiten van 16 oktober 2007 een auto heeft bestuurd, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en daarbij wederom de maximumsnelheid heeft overtreden, maar ook uit het Uittreksel Justitiële Documentatie op zijn naam. Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van de feiten en de mentaliteit van verdachte bij het plegen daarvan zoals uit het hiervoor overwogene naar voren komt. Uit het weinige dat over de persoonlijkheid van verdachte naar voren komt - hij heeft er ook voor gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen - blijkt niet van omstandigheden die tot een matigende werking op de straf aanleiding geven. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke, gevangenisstraf van 24 maanden. Tevens zal de rechtbank hem wegens de ernstige overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet die heeft bijgedragen aan de poging tot doodslag, de rijbevoegdheid ontzeggen gedurende drie jaren.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer 09/758322-07 Datum uitspraak: 10 april 2009 Tegenspraak (Promis) De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, [postadres] thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 maart 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.N. Ferdinandusse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.C. Spigt, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 16 oktober 2007 (tussen 21.30 en 22.20 uur) te Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) perso(o)n(en) (te weten een (onbekend gebleven) fietser en/of bestuurders van andere motorrijtuigen en/of andere (mede)weggebruikers) van het leven te beroven (terwijl hij de voorgaande vier nachten niet, althans (in totaal) ongeveer 6 uur, had geslapen en/of onder invloed van cocaïne, althans verdovende middelen, verkeerde), als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]) (rijdende in/met dit voertuig): - met een snelheid van (tot) ongeveer 280 km per uur, althans met een hoge snelheid, heeft gereden over de autosnelweg A4 (alwaar een maximum snelheid gold van 100 km/u) en/of (vervolgens) - (bestuurders van) andere motorrijtuigen (rechts en/of links) heeft ingehaald en/of (vervolgens) - met (zeer) hoge snelheid door een bocht (in de richting van de verkeerslichten op de N14 Noordelijke Randweg) heeft gereden en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg (nabij de Vliettunnel)) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - in een tunnel (te weten de Vliettunnel) (alwaar een maximumsnelheid van 70 km/u gold) met een snelheid van 210 km/u, althans met hoge snelheid, (ongeveer 10) (bestuurders van) andere motorrijtuigen heeft ingehaald (die op dat moment ongeveer 70 km/u reden) en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg met de Noordsingel) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd (zodat de bestuurder(s) van een/twee andere auto('s) (krachtig) moest(en) remmen om een aanrijding te voorkomen) en/of (vervolgens) - met een snelheid van 162 km/u, althans met hoge snelheid, over de kruising van de Noordsingel met de Weigelia heeft gereden (terwijl een (onbekend gebleven) fietser die de kruising naderde of was genaderd om de Noordsingel, zijnde de rijbaan van verdachte, over te steken) en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de Noordsingel met de J.S. Bachlaan) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - op/over de Prinses Beatrixstraat heeft gereden tegen de rijrichting in, (waardoor/terwijl (telkens) (een of meer van) voornoemde (bestuurders van) andere motorrijtuigen moesten uitwijken en/of remmen om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen) , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; EN/OF hij op of omstreeks 16 oktober 2007 (tussen 21.30 en 22.20 uur) te Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan (een) perso(o)n(en) (te weten een (onbekend gebleven) fietser en/of bestuurders van andere motorrijtuigen en/of andere (mede)weggebruikers) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (terwijl hij de voorgaande vier nachten niet, althans (in totaal) ongeveer 6 uur, had geslapen en/of onder invloed van cocaïne, althans verdovende middelen, verkeerde), als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]) (rijdende in/met dit voertuig): - met een snelheid van (tot) ongeveer 280 km per uur, althans met een hoge snelheid, heeft gereden over de autosnelweg A4 (alwaar een maximum snelheid gold van 100 km/u) en/of (vervolgens) - (bestuurders van) andere motorrijtuigen (rechts en/of links) heeft ingehaald en/of (vervolgens) - met (zeer) hoge snelheid door een bocht (in de richting van de verkeerslichten op de N14 Noordelijke Randweg) heeft gereden en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg (nabij de Vliettunnel)) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - in een tunnel (te weten de Vliettunnel) (alwaar een maximumsnelheid van 70 km/u gold) met een snelheid van 210 km/u, althans met hoge snelheid, (ongeveer 10) (bestuurders van) andere motorrijtuigen heeft ingehaald (die op dat moment ongeveer 70 km/u reden) en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg met de Noordsingel) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd (zodat de bestuurder(s) van een/twee andere auto('s) (krachtig) moest(en) remmen om een aanrijding te voorkomen) en/of (vervolgens) - met een snelheid van 162 km/u, althans met hoge snelheid, over de kruising van de Noordsingel met de Weigelia heeft gereden (terwijl een (onbekend gebleven) fietser die kruising naderde of was genaderd om de Noordsingel, zijnde de rijbaan van verdachte, over te steken) en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de Noordsingel met de J.S. Bachlaan) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - op/over de Prinses Beatrixstraat heeft gereden tegen de rijrichting in, (waardoor/terwijl (telkens) (een of meer van) voornoemde (bestuurders van) andere motorrijtuigen moesten uitwijken om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen) , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art. 302 Wetboek van Strafrecht art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, als bestuurder van een voertuig (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, autosnelweg A4 en/of N14 Noordelijke Randweg en/of Vliettunnel en/of Noordsingel en/of Sweelincklaan en/of Prins Bernhardlaan, (terwijl hij de voorgaande vier nachten niet, althans (in totaal) ongeveer 6 uur, had geslapen en/of onder invloed van cocaïne, althans verdovende middelen, verkeerde): - met een snelheid van (tot) ongeveer 280 km per uur, althans met een hoge snelheid, heeft gereden over de autosnelweg A4 (alwaar een maximum snelheid gold van 100 km/u) en/of (vervolgens) - (bestuurders van) andere motorrijtuigen (rechts en/of links) heeft ingehaald en/of (vervolgens) - met (zeer) hoge snelheid door een bocht (in de richting van de verkeerslichten op de N14 Noordelijke Randweg) heeft gereden en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg (nabij de Vliettunnel)) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - in een tunnel (te weten de Vliettunnel) (alwaar een maximumsnelheid van 70 km/u gold) met een snelheid van 210 km/u, althans met hoge snelheid, (ongeveer 10) (bestuurders van) andere motorrijtuigen heeft ingehaald (die op dat moment ongeveer 70 km/u reden) en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg met de Noordsingel) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - met een snelheid van 162 km/u, althans met hoge snelheid, over de kruising van de Noordsingel met de Weigelia heeft gereden en/of (vervolgens) - een (op de kruising van de Noordsingel met de J.S. Bachlaan) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) - op/over de Prinses Beatrixstraat heeft gereden tegen de rijrichting in, (waardoor/terwijl (telkens) (een of meer van) voornoemde (bestuurders van) andere motorrijtuigen moesten uitwijken en/of remmen om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 2. hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht; art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 3. hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een motorrijtuig (BMW type 760LI) met het kenteken [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, autosnelweg A4 en/of N14 Noordelijke Randweg en/of Vliettunnel en/of Noordsingel en/of Sweelincklaan en/of Prins Bernhardlaan, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden; art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen 4. hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 3 Opiumwet 5. hij op of omstreeks 16 oktober 2007, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van 7.057,20 euro en/of 2.465 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; art 420quater Wetboek van Strafrecht art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht 6. hij in op of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 27 november 2005 te 's-Gravenhage (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat]) (telkens) een (onbekend gebleven) (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet 7. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 27 november 2005 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen a) een (grote) hoeveelheid elektriciteit en/of b) een koelkast, (telkens) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan a) Eneco en/of B) [persoon A.], (telkens) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; art 310 Wetboek van Strafrecht 8. hij op of omstreeks 11 september 2003 te 's-Gravenhage opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of voorhanden heeft gehad een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Nederlands paspoort, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, zich met genoemd Nederlands paspoort heeft gelegitimeerd tegenover [persoon A.] (bij het aangaan van een huurovereenkomst) en/of tegenover (medewerkers van) energiebedrijf Eneco (bij het aangaan van een overeenkomst betreffende energielevering respectiefelijk energie-afname) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat: - op dat paspoort een niet bestaand en/of een niet met het in het machine leesbare deel van de personalisering overeenkomend Burgerservicenummer/sofinummer (te weten [******03]) was aangebracht en/of - op dat paspoort een niet afgegeven/niet bestaand en/of niet met het geperforeerde paspoortnummer (te weten [N0000000]) overeenkomend paspoortnummer (te weten [N0000001]) was aangebracht en/of - de expiratiedatum van dat paspoort en/of de geboortedatum niet overeenkomt met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering en/of - op dat (kopie van een) tussen enkele karakters van het machine leesbare deel van de personalisering hoogteverschillen bestaan die duiden op veranderingen; art 231, tweede lid, Wetboek van Strafrecht EN/OF hij op of omstreeks 11 september 2003 te 's-Gravenhage opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of voorhanden heeft gehad een vals(e) of vervalst(e) (kopie van een) Nederlands paspoort, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, zich met genoemde (kopie van een) Nederlands paspoort heeft gelegitimeerd tegenover [persoon A.] (bij het aangaan van een huurovereenkomst) en/of tegenover (medewerkers van) energiebedrijf Eneco (bij het aangaan van een overeenkomst betreffende energielevering respectiefelijk energie-afname) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat: - op dat (kopie van een) paspoort een niet bestaand en/of een niet met het in het machine leesbare deel van de personalisering overeenkomend Burgerservicenummer/sofinummer (te weten [******03]) was aangebracht en/of - op dat (kopie van een) paspoort een niet afgegeven/niet bestaand en/of niet met het geperforeerde paspoortnummer (te weten [N0000000]) overeenkomend paspoortnummer (te weten [N0000001]) was aangebracht en/of - de expiratiedatum van dat (kopie van een) paspoort en/of de geboortedatum niet overeenkomt met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering en/of - op dat (kopie van een) tussen enkele karakters van het machine leesbare deel van de personalisering hoogteverschillen bestaan die duiden op veranderingen; art 225, tweede lid, Wetboek van Strafrecht art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht 9. hij op of omstreeks 07 november 2007 te Leimuiden, gemeente Jacobswoude, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Vriezenweg, een motorrijtuig, te weten een personenauto (met kenteken [kenteken]), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de geldende wegenverkeerswetgeving betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 9 lid 7 Wegenverkeerswet 1994 10. ter berechting gevoegd: 09/700158-08 hij op of omstreeks 07 november 2007 te Leimuiden, gemeente Jacobswoude, als bestuurder van een motorvoertuig (auto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vriezenweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 95 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden; art 62 jo bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 Kennelijke verschrijving De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de feiten 2, 4 en 5 in Leidschendam-Voorburg zouden zijn begaan en niet in 's-Gravenhage, zoals ten laste is gelegd. Deze feiten zijn op hetzelfde tijdstip en dezelfde plaats gepleegd als feit 1 en 3 van de tenlastelegging. De rechtbank merkt het opnemen van 's-Gravenhage als de pleegplaats van de feiten 2, 4 en 5 in de tenlastelegging aan als een kennelijke en voor verdachte blijkens zijn verhoor door de politie en de raadsman blijkens het verhandelde ter terechtzitting kennelijk duidelijke verschrijving en verstaat de tenlastelegging zo, dat de steller heeft bedoeld dat ook deze feiten in Leidschendam-Voorburg zijn begaan. Door het aldus verstaan van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte niet in zijn verdedigingsbelangen geschaad. Voorts overweegt de rechtbank naar aanleiding van het op de dagvaarding onder 8 ten laste gelegde feit het volgende. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat in feit 8 per abuis staat: "niet op zijn naam gesteld". Dit is volgens de officier van justitie aan te merken als een kennelijke verschrijving en moet zijn: "vervalst". De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd. De rechtbank deelt de mening van de officier van justitie en verstaat dat dit is aan te merken als een kennelijke verschrijving, waardoor verdachte niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. 3. Het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 november 2007 in Leidschendam-Voorburg geprobeerd heeft om opzettelijk onbekend gebleven medeweggebruikers van het leven te beroven door die avond onder meer, terwijl hij de afgelopen vier nachten slechts zes uur had geslapen en hij ernstig onder invloed was van cocaïne, met een snelheid van 280 km/u over de snelweg te rijden, in een tunnel 210 km/u te rijden en binnen de bebouwde kom 162 km/u, in plaats van de toegestane maximum snelheid van respectievelijk 100, 70 en 50 km/u, andere weggebruikers links en rechts in te halen, op enkele kruispunten door rood te rijden, waardoor auto's hard moesten afremmen om een aanrijding te voorkomen en terwijl een fietser één van die kruispunten al dicht was genaderd, en in een woonwijk tegen de rijrichting in te rijden. Cumulatief/alternatief is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling en subsidiair als het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg (feit 1). Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op hetzelfde tijdstip en dezelfde plaats een personenauto heeft bestuurd onder invloed van cocaïne (feit 2), dat de auto waarin hij reed niet verzekerd was (feit 3), dat hij - met een ander of alleen - in het bezit was van 2,7 gram cocaïne (feit 4) en dat een bedrag van € 7.057,20, dat hij contant bij zich had, afkomstig was van een misdrijf (witwassen, feit 5). Voorts wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 27 november 2005 in een pand aan de [a-straat] in Den Haag - met een ander of alleen - een hennepkwekerij heeft gehad (feit 6) en elektriciteit heeft gestolen om deze kwekerij van stroom te voorzien (feit 7). Ook wordt hij ervan verdacht dat hij uit dit pand een koelkast heeft gestolen (eveneens feit 7). Verdachte wordt voorts verweten dat hij op 11 september 2003 in Den Haag opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en voorhanden heeft gehad een vervalst paspoort. Dit feit is ten laste gelegd als het gebruik maken en voorhanden hebben van een vervalst reisdocument en/of als valsheid in geschrift (feit 8). Tot slot zou verdachte op 7 november 2007 in Leimuiden 35 km/u te hard hebben gereden in een personenauto (feit 10), terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd (feit 9). De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 primair eerste cumulatief/alternatief, 2, 4, 5, 6, 7, 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 9 en 10 heeft begaan en verdachte zal vrijspreken van feit 3. 3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte van de onder 1 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman motiveert zijn standpunt als volgt. Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsman dat verdachte uitdrukkelijk ontkent een zodanig risico te hebben genomen dat hij het opzet heeft gehad om iemand van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij de aanmerkelijke kans dat dit zou gebeuren heeft aanvaard. Verdachte voelde zich goed in staat een motorrijtuig te besturen. Bovendien werd zijn rijgedrag (deels) veroorzaakt door het opjagen en de achtervolging door de politie. Verdachte heeft dus, gelet op de omstandigheden, niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met zijn rijgedrag iemand van het leven zou beroven of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Feit 3 kan volgens de raadsman niet bewezen worden verklaard, omdat uit het dossier blijkt dat de auto van verdachte wel verzekerd was, namelijk bij Nationale Nederlanden. Subsidiair dient verdachte volgens de raadsman om deze reden te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De cocaïne van feit 4 is deels aangetroffen bij verdachte zelf (1 zakje) en deels in zijn auto (2 zakjes). Ook een deel van het contante geld, te weten € 2.465,00 (feit 5), is in de auto van verdachte aangetroffen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Nergens uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte toestemming heeft gegeven voor een doorzoeking in zijn auto. De raadsman concludeert dat hierom de twee in de auto aangetroffen zakjes cocaïne en het geld moeten worden uitgesloten van het bewijs. Bovendien zijn slechts twee zakjes door het NFI onderzocht, waarbij niet duidelijk is of daartoe ook het zakje behoorde dat op verdachte zelf is aangetroffen. Dit zouden ook de zakjes uit de auto kunnen zijn geweest. Daarmee is niet aangetoond dat juist het zakje dat verdachte bij zich had, cocaïne bevatte. Voorts zouden de twee in de auto aangetroffen zakjes cocaïne ook van de vriendin van verdachte kunnen zijn geweest. Verdachte heeft een logische verklaring afgelegd over het bij hem aangetroffen bedrag van € 7.057,20. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat dit geld van misdrijf afkomstig is. Verdachte ontkent uitdrukkelijk iets te maken te hebben met de hennepkwekerij (feit 6), de daarbij behorende diefstallen (feit 7) en het vervalste paspoort (feit 8). Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode meerdere malen gedetineerd gezeten en kan dus volgens de raadsman niet aan de kwekerij hebben meegewerkt. Ook ontkent verdachte het pand aan de [a-straat] gehuurd te hebben. Verdachte is weliswaar aan de hand van een foto herkend door mevrouw [A.] en haar vader, maar deze herkenning heeft drie jaar na de ontmoeting met de huurder plaatsgevonden. Bovendien werd verdachte herkend aan zijn ogen en zijn manier van kijken, wat volgens de verdediging een erg onbetrouwbare herkenning is bij een paspoortfoto. Voorts is het volgens de verdediging uiterst ongeloofwaardig dat iemand zijn eigen paspoort vervalst om een hennepkwekerij op te zetten. Verdachte heeft bovendien wegens vermissing van zijn paspoort aangifte gedaan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De raadsman is van mening dat de feiten 1 subsidiair, 2, 9 en 10 wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. 3.3 De beoordeling van de tenlastelegging Feiten 1 tot en met 5 De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.1 Op 16 oktober 2007 is verdachte naar een feest geweest, waar hij veel drugs heeft gebruikt. Hij is toen, opgefokt omdat hij ruzie had met zijn vriendin, onder invloed van veel cocaïne en terwijl hij in de vier nachten daarvoor in totaal maar zes uur had geslapen, samen met zijn vriendin in zijn BMW, met kenteken [kenteken], gestapt.2 Deze BMW heeft een standaard maximum snelheid van ongeveer 250 km/u. Verdachte heeft echter in juli 2007 zijn auto nog verder laten opvoeren.3 Als verdachte die avond op de snelweg A4 rijdt in de richting van Den Haag, waar de maximale toegestane snelheid 100 km/u is, ziet hij een surveillance-auto van de politie, waarna hij besluit er vandoor te gaan.4 Twee agenten, in burgerkleding gekleed en rijdende in een onopvallend surveillancevoertuig, zien omstreeks 21:35 uur een BMW met een hoge snelheid over de A4 rijden. Op dit moment is er een gemiddelde verkeersdrukte op de A4. Ze rijden met 160 km/u naar de BMW toe5 en zien dan dat de bestuurder van de BMW plotseling zijn snelheid nog verder verhoogt tot 260 km/u. Als de agenten hun zwaailichten aanzetten en de BMW het stopteken geven, zien zij dat de BMW zijn snelheid nogmaals verhoogt en binnen enkele seconden ongeveer 500 meter op hen uitloopt.6 De snelheid van de BMW wordt geschat op 280 km/u.7 Een getuige, die op dat moment ook over de A4 reed, zegt dat hij "keihard" werd ingehaald door een auto die over de linker vluchtstrook reed.8 Verdachte verklaart zelf dat hij ongeveer 300 km/u heeft gereden.9 De BMW haalt op de A4 met deze hoge snelheid links auto's in. Eén keer remt hij hard om een aanrijding te voorkomen.10 Daarna haalt hij nog ongeveer tien auto's rechts in, nog steeds met deze hoge snelheid.11 Dan rijdt de BMW met 260 km/u de afrit Leidschendam op, die in een zeer scherpe bocht loopt, en rijdt vervolgens de N14 op.12 De BMW rijdt terwijl het verkeerslicht op rood staat een kruispunt over en rijdt de Vliettunnel in, waar de maximale toegestane snelheid 70 km/u is. Ook hier is de verkeersdrukte gemiddeld. De agenten, die nog steeds achter de BMW aanrijden, zien dat hij 210 km/u rijdt en wederom rechts en links ongeveer tien auto's inhaalt.13 Als de BMW de tunnel uit rijdt, rijdt hij op het Hraniceplein opnieuw door terwijl een verkeerslicht op rood staat en slaat hij rechtsaf de Noordsingel op, waar de maximale snelheid 50 km/u bedraagt. Twee auto's moeten krachtig afremmen om een aanrijding met de BMW te voorkomen. Dit lukt ternauwernood.14 De BMW rijdt vervolgens over het kruispunt Noordsingel / Weigelia met een snelheid van 162 km/u. Deze snelheid wordt geregistreerd door een flitspaal op de kruising.15 Verdachte verklaart zelf dat hij binnen de bebouwde kom ongeveer 150 km/u reed en dat zijn auto los kwam van het wegdek toen hij over drempels reed.16 Op foto's van deze flitspaal is ook een fietser te zien, die de kruising dicht genaderd is en op de oversteekplaats staat op het moment dat verdachte over de kruising heen rijdt.17 Op het kruispunt Noordsingel / J.S. Bachlaan rijdt de BMW weer door een rood verkeerslicht en rijdt dan een woonwijk in. Hier rijdt de BMW nogmaals door rood en op de Prinses Beatrixstraat rijdt hij met hoge snelheid tegen het verkeer in. De agenten verliezen de BMW dan uit het oog18, maar een getuige hoort de auto met gierende remmen stoppen, ruikt een brandlucht afkomstig van de remmende auto en ziet in de Roomolenstraat de BMW met draaiende motor stilstaan, met de beide voorportieren open en de verlichting nog aan. Ook ziet hij twee personen, een man en een vrouw wegrennen.19 De agenten worden door een andere getuige naar de Roomolenstraat verwezen en treffen daar ook de lege BMW met draaiende motor aan. Zij zien dat de rechter voor- en rechter achtervelg beschadigd zijn en dat de rechter voor- en achterbanden kapot zijn.20 Na een korte zoekactie wordt verdachte door twee andere agenten gevonden in een tuin, terwijl hij geknield achter bosjes zit.21 Als verdachte op het politiebureau is gearriveerd gaat hij op de grond liggen en drukt hij zijn handen stevig tegen zijn hoofd, terwijl hij erg transpireert. Hij kreunt heftig en zegt dat hij snel een dokter wil omdat hij vier dagen niet heeft geslapen, veel coke heeft gebruikt en hartkloppingen heeft. Als verdachte naar de insluitingsplaats wordt gebracht, kan hij nauwelijks op zijn benen staan.22 Verdachte heeft bovendien bloeddoorlopen ogen en verwijde pupillen. Hij wil door een arts onderzocht worden. Verdachte blijkt in zijn toestand niet in staat om een blaastest uit te voeren, waarop met toestemming van verdachte een bloedonderzoek wordt verricht.23 Uit dit onderzoek blijkt dat verdachte geen alcohol in zijn bloed had, maar dat verdachte zodanig veel cocaïne in zijn bloed had dat de concentratie hoger was dan het hoogste ijkpunt van de door het NFI gebruikte apparatuur.24 Verdachte verklaart bij de politie dat hij cocaïne heeft gebruikt om wakker te blijven. Hij heeft zoveel coke gebruikt, dat hij zelf niet meer weet hoeveel precies.25 Ook verklaart hij dat hij gevaarlijk heeft gereden en dat hij blij is dat iedereen er ongedeerd van af is gekomen.26 Tijdens de insluitingsfouillering wordt bij verdachte een ponypack met een witte substantie lijkende op cocaïne en een geldbedrag van € 7.057,20 aangetroffen.27 In de auto van verdachte worden nog twee ponypacks met een witte substantie lijkende op cocaïne en een geldbedrag van € 2.465,00 aangetroffen.28 In totaal is 2,7 gram van de op cocaïne lijkende stof aangetroffen.29 Het NFI heeft twee van de drie aangetroffen ponypacks onderzocht en vastgesteld dat de daarin aangetroffen substantie inderdaad cocaïne betreft als bedoeld in lijst I van de Opiumwet.30 Conclusie Uit het hiervoor weergegeven relaas op grond van de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is komen vast te staan dat de BMW van verdachte niet was verzekerd (feit 3). Ten aanzien van het witwassen oordeelt de rechtbank dat op grond van de door de officier van justitie aangevoerde bewijsmiddelen op zichzelf en in onderlinge samenhang niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het bij verdachte aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is (feit 5). De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 3 en 5. De onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief, 2 en 4 ten laste gelegde feiten acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder nog het volgende. Voor een bewezenverklaring van de onder primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot doodslag is nodig dat verdachte het opzet had om zijn mede weggebruikers van het leven te beroven. De vraag die daarbij voorligt is of verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat zijn rijgedrag de dood van mede-weggebruikers tot gevolg kon hebben en of hij deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Daartoe dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of naar algemene ervaringsregels sprake is van een aanmerkelijke kans dat verdachte door zijn rijgedrag andere weggebruikers had kunnen doden, waarbij de omstandigheden van het voorliggende geval moeten worden beoordeeld en voorts moet worden gekeken naar de verweten gedragingen, en niet naar het -al dan niet- ingetreden gevolg. In het zogenoemde Porsche-arrest31 is overwogen dat, omdat de verdachte in die zaak door zijn rijgedrag ook zelf de aanmerkelijke kans liep om te komen overlijden, het niet waarschijnlijk was dat hij deze kans bewust had aanvaard. In enkele arresten na dit arrest heeft de Hoge Raad evenwel overwogen dat verkeersgedrag dat aanzienlijk gevaar voor de bestuurder zelf oplevert, niet aan het voorwaardelijk opzet op de dood van medeweggebruikers in de weg staat32. Voor de beantwoording van de vraag of tijdens de gehele rit van verdachte sprake is geweest van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op ongelukken waarbij dodelijke slachtoffers hadden kunnen vallen, is het volgende van belang. Verdachte heeft niet alleen de maximum snelheid in extreem hoge mate overschreden, hij was ook onder invloed van zoveel cocaïne dat het NFI niet heeft kunnen vaststellen hoeveel cocaïne verdachte precies in zijn bloed had omdat dit het hoogste ijkpunt van de apparatuur van het NFI te boven ging. Bovendien had verdachte naar eigen zeggen in de vier voorgaande nachten slechts een paar uur geslapen. Vast staat dat de verkeersdrukte gemiddeld was op het moment dat verdachte over de weg reed, dat verdachte met zeer hoge snelheid links en rechts andere auto's heeft ingehaald, dat verdachte meerdere malen met zeer hoge snelheid een kruispunt overgereden is, waarbij hij telkens het rode verkeerslicht heeft genegeerd en dat hij in een woonwijk tegen de rijrichting in heeft gereden. Hierdoor hebben enkele auto's krachtig moeten remmen om een aanrijding te voorkomen. Wanneer verdachte met de gemeten snelheden een andere weggebruiker zou hebben geraakt, moet de kans op een ongeval met fatale gevolgen bepaald meer dan "aanmerkelijk" worden geacht. Daarbij heeft de rechtbank het volgende betrokken. Bij de bewijsmiddelen is gevoegd een geschrift "Snelheid: berekenen van de stopafstand"33.Daaruit blijkt dat de reactieafstand (de afstand die wordt afgelegd tussen het zien van het gevaar en het ogenblik dat het rempedaal wordt ingedrukt) berekend kan worden aan de hand van de formule: snelheid : 10 x 3. Verdachte heeft op de snelweg 280 km/u gereden, in de Vliettunnel reed hij 210 km/u en binnen de bebouwde kom 162 km/u. De reactieafstand van een nuchtere bestuurder zou dan respectievelijk 84 meter, 63 meter en 48,6 meter zijn. Over die afstanden zou verdachte dus met dezelfde snelheid zijn doorgereden voordat zijn voet het rempedaal zou hebben bereikt. De remweg van een auto kan bij droog weer worden berekend met de formule: (snelheid : 10)² : 2. Dit zou bij de gemeten snelheden neerkomen op een remweg van respectievelijk 392 meter op de snelweg, 220 meter in de Vliettunnel en 131 meter in de bebouwde kom. De reactieafstand en de remweg bij elkaar opgeteld geven de stopafstand weer. Volgens deze berekeningen zou verdachte dus op de snelweg ten minste (84+392=) 476 meter, in de Vliettunnel (63+220=) 283 meter en in de bebouwde kom (48,6+131=) 179,6 meter nodig hebben gehad om zijn auto tot stilstand te brengen. Omdat verdachte onder invloed was van cocaïne en weinig had geslapen was zijn reactiesnelheid trager, waardoor de reactie- en stopafstand in dit geval nog langer waren dan de hierboven berekende afstanden. Als op de snelweg of in de tunnel iemand onverwacht van rijbaan zou zijn gewisseld of als iemand één van de kruispunten was overgestoken terwijl verdachte door rood licht dat kruispunt op reed, zou het voor een nuchter iemand met deze snelheden al niet meer mogelijk geweest zijn om op tijd tot stilstand te komen, maar zou hij de andere verkeersdeelnemer met zeer grote snelheid hebben geraakt. Bovendien kan verdachte zowel ten aanzien van fietsers als ten aanzien van veel andere motorrijtuigen worden gezien als een sterkere verkeersdeelnemer. De grote, zware auto van verdachte heeft immers een betere en veiligere kooiconstructie dan veel andere auto's. Terecht heeft de officier van justitie er op gewezen dat sterke verkeersdeelnemers zich ervan bewust moeten (de rechtbank voegt hieraan toe: normaal gesproken zullen) zijn dat er zwakkere verkeersdeelnemers op de weg zijn die fouten maken. Verdachte heeft hier met zijn rijgedrag op geen enkele wijze geen rekening mee gehouden. Los van het vorenoverwogene is er door de extreem hoge snelheden, de invloed van drugs en het daarmee samenhangend afgenomen reactievermogen alsmede de evident onverantwoordelijke rijstijl van verdachte, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen omschreven, eveneens een grote kans geweest dat verdachte zelf een fout zou maken, met evenzeer een grote kans op fatale gevolgen. Onder deze omstandigheden is tijdens de gehele rit van verdachte sprake geweest van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op ongelukken waarbij dodelijke slachtoffers hadden kunnen vallen. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Daartoe wordt het volgende overwogen. Bij verkeersdeelnemers mag bekend worden verondersteld welke gevolgen het rijden met een (veel) te hoge snelheid en zeker in combinatie met het rijden onder invloed van cocaïne en slaapgebrek kunnen hebben Verdachte is desondanks gedurende de rit, die geruime tijd heeft geduurd, voortdurend met een veel te hoge en, gezien de verschillende verkeerssituaties waarin hij zich begaf, zelfs extreem te noemen hoge snelheid blijven rijden. Op de snelweg heeft hij aldus bewust het risico genomen dat iemand van rijbaan zou wisselen en dat hem dan onvoldoende tijd en ruimte zou resteren om een aanrijding te voorkomen. Slechts aan het begin van zijn wilde rit heeft hij één keer krachtig geremd om niet op een voor hem rijdende auto te botsen; dit remgedrag bij een zeer hoge snelheid had ook al tot een ongeval kunnen leiden. Het is verdachte kennelijk om het even geweest of hij door zijn verkeersgedrag andere verkeersdeelnemers had kunnen aanrijden. In de Vliettunnel was er nog minder uitwijkmogelijkheid dan op de open weg. Ook in de tunnel was de verkeersdrukte gemiddeld. Verdachte heeft ook hier veel te hard gereden en onverantwoord gevaarlijk ingehaald. In de bebouwde kom is zijn auto, volgens zijn eigen verklaring, zelfs losgekomen van het wegdek. Verdachte is vervolgens ook nog tegen de rijrichting in gereden. Verdachte reed in een zeer zware auto en heeft de snelheidsbegrenzer daaruit laten verwijderen. Voormelde omstandigheden bijeengenomen brengen de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte zich niets gelegen heeft laten liggen aan andere weggebruikers, dat hij zich derhalve bewust is geweest van de kans op een ongeluk met mogelijk fatale gevolgen en die kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank wordt in deze overtuiging nog gesterkt door de verklaring van verdachte op het politiebureau dat hij gevaarlijk had gereden en dat hij "blij is dat iedereen er ongedeerd vanaf is gekomen". De rechtbank concludeert derhalve dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van andere verkeersdeelnemers. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de in de auto van verdachte aangetroffen cocaïne dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze tijdens een onrechtmatige doorzoeking is aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat bij de betreffende doorzoeking van de auto aan alle voorwaarden als genoemd in artikel 9 van de Opiumwet is voldaan, zodat deze niet onrechtmatig is geweest. Daar komt bij dat verdachte na aankomst op het bureau kreunend en heftig transpirerend op de grond is gaan liggen en gezegd heeft: "Ik wil snel een dokter. Ik heb veel coke gebruikt. Ik heb hartkloppingen."Naar aanleiding van deze gedragingen konden de agenten redelijkerwijs vermoeden dat in de auto van verdachte cocaïne aanwezig zou zijn en hadden zij derhalve rechtmatig toegang tot de auto van verdachte zonder zijn toestemming. Feiten 6, 7 en 8 De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.34 Op 27 november 2005 gaat de politie naar de [a-straat] in Den Haag omdat daar zou zijn ingebroken.35 De woning op dat adres is eigendom van [persoon A.]. Zij verhuurt de woning via een verhuurdersvereniging sinds 1 november 2003 aan ene [naam verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1967.36 Op 10 september 2003 heeft [naam verdachte] het huurcontract ondertekend, .37 Op 11 september 2003 heeft deze [verdachte] samen met mevrouw [A.], haar vader, een vriendin van mevrouw [A.] en een vertegenwoordiger van de verhuurdersvereniging de woning geïnspecteerd. Tijdens deze inspectie heeft hij aan mevrouw [A.] zijn paspoort laten zien. Zij zag toen dat het uiterlijk van deze [verdachte] overeen kwam met de persoon op de foto van het paspoort. Van het paspoort is een kopie gemaakt.38 Op 21 juli 2008 wordt aan mevrouw [A.] door de politie een politiefoto van verdachte getoond. Mevrouw [A.] herkent verdachte dan voor 100% als de man die haar woning heeft gehuurd en waarvan zij het paspoort heeft gezien tijdens de inspectie van de woning.39 Ook de heer [A.] heeft op de dag van de woninginspectie het paspoort bekeken en gezien dat de uiterlijke kenmerken van de huurder overeenkwamen met de persoon op de foto in het paspoort. Na de inspectie heeft de heer [A.] de huurder nog ongeveer vijf keer gezien. Aan hem is eveneens op 21 juli 2008 de politiefoto van verdachte getoond. De heer [A.] herkent de persoon op de foto voor 100% als de persoon die de woning van zijn dochter heeft gehuurd.40 Van 11 september 2003 tot 27 november 2005 is iedere maand € 1.500,00 huur aan mevrouw [A.] betaald.41 Nadat de politie de woning is binnengetreden, is een hennepkwekerij ontdekt. De politie heeft het volgende geconstateerd en aangetroffen. In de kelder wordt bij binnenkomst meteen een sterke wietlucht geroken42 en worden watertonnen, jerrycans met plantenvoeding en plantenbakjes, zoals die gebruikt worden bij hennepplantages, aangetroffen. Ook ligt er een groot aantal draden, slangen en kabels.43 Deze lopen van en naar de watertonnen en naar bovengelegen verdiepingen.44 Op de eerste verdieping is de woonkamer ingericht als professionele hennepkwekerij. Aan het plafond hangt een groot aantal assimilatielampen, koolstoffilters en transformators. Op de vloer worden zwarte bakken aangetroffen, waarin ruimte is voor ongeveer twaalf wietplantjes. Er zitten echter geen plantjes meer in de bakken. Er zit nog wel aarde in.45 Van de woonkamer naar de tweede verdieping hangen, via het trapgat, zilverkleurige luchtafvoerpijpen.46 De meterkast op de overloop is zodanig aangepast dat illegaal stroom kon worden afgetapt.47 De verzegelingen van het deksel van de hoofdaansluitkast zijn verbroken en verwijderd. Het deksel van de hoofdaansluitkast ligt op de vloer van de meterkast. Op de plaats waar door Eneco een hoofdzekering van 35 Ampère was geïnstalleerd, zijn drie hoofdzekeringen van 63 Ampère bijgeplaatst. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen zijn dertien elektriciteitsdraden bijgeplaatst en aangesloten voor de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitsdraden wordt afgenomen niet door de elektriciteitsmeter wordt geregistreerd.48 Deze elektriciteitsdraden zijn van de meterkast naar de hennepkwekerijen aangelegd.49 Op de tweede etage is ook een kamer ingericht als hennepkwekerij. Hier staan een werktafel en vier stoelen en er is een in werking zijnde luchtafzuiginstallatie aanwezig, voorzien van een koolstoffilter. Ook branden de assimilatielampen nog. Diverse planten liggen verspreid over de vloer van deze kamer. De rest van de plantjes is verdwenen.50 Een volgende kamer is eveneens ingericht als kwekerij. Er hangen assimilatielampen en koolstoffilters aan het plafond. In weer een andere kamer staat een grote waterbak met leidingen naar één van de kamers waar hennep wordt gekweekt.51 Er zit kalkaanslag in het watervat.52 De lucht wordt afgevoerd door middel van afvoerpijpen over de hele tweede verdieping. In de doucheruimte worden lege verpakkingsmaterialen gevonden.53 Op de kappen van de assimilatielampen zit een dikke laag stof, het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters is door het gebruik in de hennepkwekerijen zwaar vervuild en er zijn veel vuilniszakken aanwezig, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten.54 Door een narcotica expert van de politie zijn foto's bekeken van de op 27 november 2005 in de [a-straat] aangetroffen hennepplanten. Hij herkent deze als vrouwelijke hennepplanten, zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet.55 Verdachte is op 5 augustus 2005 door de politie aangehouden met 45 kilo henneptoppen in zijn bestelbus. Bij die gelegenheid is bij verdachte een agenda aangetroffen. Deze is in beslag genomen. In de agenda stonden diverse berekeningen en data waartussen steeds ongeveer 8 weken zit. Deze periode komt overeen met de periode van een hennepoogst. Ook staan er verschillende aantekeningen in de agenda, waaronder "wortel", "voeding", "stekken" en het woord "[a-]".56 Bij de aanhouding van verdachte op 16 oktober 2007 is een agenda met dezelfde soort berekeningen en data gevonden.57 Verdachte is op 6 augustus 2005 gehoord door de politie. Tijdens dit verhoor heeft hij onder andere verklaard dat hij op 5 augustus 2005 met zijn maat in de aangehouden bestelbus reed. Met hem had hij de aangetroffen zakken met hennep opgehaald en ze zouden die samen wegbrengen. Ook zegt hij, naar aanleiding van de vraag naar de betekenis van het woord "[a-]", dat hij wel 60 adressen kan geven waar kwekerijen zitten.58 Uit de in het dossier aanwezige klantgegevens van Eneco blijkt dat de energienota voor het pand aan de [a-straat] te Den Haag op naam staat van [verdachte], geboren op [datum] 1967. Eneco heeft een kopie van het paspoort van deze [verdachte].59 De handtekening op de Eneco aanvraag komt overeen met de handtekening onder het huurcontract, de handtekening in het nieuwe paspoort van verdachte en de handtekening van verdachte onder zijn verklaring bij de politie van 18 oktober 2007.60 Het paspoort dat gebruikt is bij de huur van de woning aan de [a-straat] en bij de aanvraag bij Eneco is op naam gesteld van [naam verdachte], geboren op [datum] 1967 te 's-Gravenhage. Het paspoort heeft het nummer [nummer] en is uitgegeven door de burgemeester van Den Haag. Het paspoort is voorzien van het Burgerservicenummer [******03]. Bij controle in de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Den Haag blijkt echter dat het Burgerservicenummer [******03] niet is uitgegeven, maar dat het Burgerservicenummer van verdachte [nummer] is. Ook blijkt dat door de gemeente Den Haag nooit een paspoort met nummer [nummer] is afgegeven, maar dat wel op 14 oktober 1998 aan verdachte een paspoort met nummer [nummer] is afgegeven.61 De fotokopieën van het paspoort dat gebruikt is bij de huur van de woning aan de [a-straat] en bij de aanvraag bij Eneco zijn onderzocht, waarbij het volgende is vastgesteld: - de expiratiedatum (14-10-2004) komt niet overeen met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering (14-10-2003); - de geboortedatum (01-01-1967) komt niet overeen met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering (03-03-1967); - het persoonlijke-/sofinummer ([******03]) komt niet overeen met het overeenkomstige nummer in het machine leesbare deel van de personalisering ([nummer]); - het paspoortnummer op de houderpagina ([nummer]) komt niet overeen met het geperforeerde paspoortnummer ([nummer]); - tussen enkele karakters van het machine leesbare deel van de personalisering, zitten hoogteverschillen die zouden kunnen duiden op veranderingen; - aan de onderzijde van de pasfoto, onder de tangcode, is een onverklaarbaar zwart deel zichtbaar, dat mogelijk afkomstig is van een andere pasfoto of van een meegekopieerde pasfoto. Het paspoort met nummer [nummer] staat niet in NSIS (Nationaal Schengen Informatiesysteem) en VIS (Verificatie Identificatie Systeem) als gestolen of vermist gesignaleerd. De materiedeskundige documentonderzoek van de politie concludeert hieruit dat het paspoort op de kopieën hoogstwaarschijnlijk vervalst is.62 Op de paspoortaanvraag, gedateerd 14 oktober 1998, op naam van [verdachte], is dezelfde pasfoto gevoegd die op de kopieën van het paspoort van verdachte, zoals afgegeven aan [persoon A.] en Eneco, te zien is.63 Conclusie Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden zoals blijkt uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte de koelkast heeft gestolen. De rechtbank spreekt verdachte daarom in zoverre vrij van feit 7. De onder 7 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit en de onder 6 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten acht de rechtbank, gelet op voormelde bewijsmiddelen, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder nog het volgende. Hoewel verdachte ontkent de woning aan de [a-straat] te Den Haag te hebben gehuurd, vindt de rechtbank in de bovengenoemde bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte dit wel heeft gedaan. Eveneens acht de rechtbank op grond van de hierboven gemelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in dit pand hennep heeft geteeld. Verdachte is door mevrouw [A.] en haar vader herkend als degene aan wie het pand was verhuurd. Bovendien is bij verdachte een agenda aangetroffen waarin meerdere malen het woord "[a-]"staat, hetgeen (in samenhang met overige aantekeningen) naar het oordeel van de rechtbank een verwijzing naar "[a-straat]" inhoudt. Ook komen de in de agenda opgeschreven data en periodes overeen met de kweekperiode van hennep. De rechtbank acht de ten laste gelegde periode van de hennepkwekerij in zijn geheel wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de woning in deze gehele periode werd gehuurd door verdachte en dat hij ook elke maand de huur van € 1.500,00 overmaakte. Voorts wijzen de kalkaanslag in het watervat, de dikke laag stof op de kappen van de assimilatielampen, de zware vervuiling van het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters door het gebruik in de hennepkwekerijen en het grote aantal vuilniszakken gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten erop dat de kwekerij al lange tijd in werking was. De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hennep in vereniging heeft geteeld. Verdachte is in de bewezenverklaarde periode aangehouden met 45 kilo hennep in zijn bestelbus, terwijl hij met een ander in deze bestelbus reed. Bij de politie noemt hij die ander zijn "maat". De rechtbank overweegt voorts dat het verweer van de raadsman dat verdachte niet bij de aangetroffen hennepkwekerij betrokken kan zijn omdat hij in de ten laste gelegde periode enkele malen gedetineerd heeft gezeten, geen doel treft. De kwekerij is blijkbaar tijdens deze detenties draaiende gehouden, hetgeen de overtuiging van de rechtbank versterkt dat verdachte de hennep in vereniging heeft geteelt. De kwekerij was immers kennelijk nog in werking toen deze op 27 november 2005 geript werd, terwijl verdachte ook toen gedetineerd zat. Feiten 9 en 10 De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.64 Nadat verdachte op 17 oktober 2007 is opgepakt na de rit in zijn BMWonder de in feit 1 en 2 omschreven omstandigheden, wordt tijdens het verhoor van verdachte op het politiebureau mondeling aan hem medegedeeld dat zijn rijbewijs is ingevorderd. Verdachte heeft op dat moment zijn rijbewijs niet bij zich, zodat hij dat niet meteen kon overhandigen. De agent heeft verdachte toen mondeling en schriftelijk medegedeeld dat een misdrijf pleegt als hij een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs vereist is zal besturen65 Op 11 november 2007 wordt verdachte staande gehouden terwijl hij als bestuurder van een Volkswagen op de Vriezenweg in Leimuiden (gemeente Jacobswoude) 35 km/u te hard rijdt. Verdachte rijdt namelijk 95 km/u, terwijl maximaal 60 km/u is toegestaan.66 Conclusie Gelet op voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 november 2007 in Leimuiden een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij wist dat hij dit niet mocht omdat de overgifte van zijn rijbewijs was gevorderd en dat verdachte op 11 november 2007 te Leimuiden als bestuurder van dit motorrijtuig de daar toegestane maximumsnelheid met 35 km/u heeft overschreden. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: 1. op 16 oktober 2007 (tussen 21.30 en 22.20 uur) te Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een onbekend gebleven fietser en bestuurders van andere motorrijtuigen en andere medeweggebruikers van het leven te beroven (terwijl hij de voorgaande vier nachten (in totaal) ongeveer 6 uur, had geslapen en onder invloed van cocaïne verkeerde), als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]) rijdende in dit voertuig: - met een snelheid van ongeveer 280 km per uur heeft gereden over de autosnelweg A4 (alwaar een maximum snelheid gold van 100 km/u) en vervolgens - (bestuurders van) andere motorrijtuigen rechts en links heeft ingehaald en vervolgens - met (zeer) hoge snelheid door een bocht (in de richting van de verkeerslichten op de N14 Noordelijke Randweg) heeft gereden en vervolgens - een op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg (nabij de Vliettunnel) rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens - in een tunnel (te weten de Vliettunnel) alwaar een maximumsnelheid van 70 km/u gold met een snelheid van 210 km/u ongeveer 10 (bestuurders van) andere motorrijtuigen heeft ingehaald (die op dat moment ongeveer 70 km/u reden) en vervolgens - een op de kruising van de N14 Noordelijke Randweg met de Noordsingel rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd zodat de bestuurders van andere auto's krachtig moesten remmen om een aanrijding te voorkomen en vervolgens - met een snelheid van 162 km/u over de kruising van de Noordsingel met de Weigelia heeft gereden terwijl een (onbekend gebleven) fietser die de kruising naderde of was genaderd om de Noordsingel, zijnde de rijbaan van verdachte, over te steken en vervolgens - een op de kruising van de Noordsingel met de J.S. Bachlaan rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens - over de Prinses Beatrixstraat heeft gereden tegen de rijrichting in, waardoor/terwijl bestuurders van andere motorrijtuigen moesten uitwijken en/of remmen om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 16 oktober 2007 te Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk BMW met kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht; 4. hij op 16 oktober 2007 te Leidschendam-Voorburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,7 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 6. hij in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 27 november 2005 te 's-Gravenhage (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [a-straat] (telkens) een onbekend gebleven aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 7. hij in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 27 november 2005 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Eneco; 8. hij op 11 september 2003 te 's-Gravenhage opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en voorhanden heeft gehad een vervalst reisdocument, te weten een Nederlands paspoort, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, zich met genoemd Nederlands paspoort heeft gelegitimeerd tegenover [persoon A.] bij het aangaan van een huurovereenkomst en tegenover medewerkers van energiebedrijf Eneco bij het aangaan van een overeenkomst betreffende energielevering respectievelijk energie-afname en bestaande die vervalsing hierin dat: - op dat paspoort een niet bestaand en/of een niet met het in het machine leesbare deel van de personalisering overeenkomend Burgerservicenummer/sofinummer (te weten [******03]) was aangebracht en - op dat paspoort een niet afgegeven/niet bestaand en/of niet met het geperforeerde paspoortnummer (te weten [N0000000]) overeenkomend paspoortnummer (te weten [N0000001]) was aangebracht en - de expiratiedatum van dat paspoort en de geboortedatum niet overeenkomt met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering en - op die tussen enkele karakters van het machine leesbare deel van de personalisering hoogteverschillen bestaan die duiden op veranderingen; en hij op 11 september 2003 te 's-Gravenhage opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en voorhanden heeft gehad een vervalst Nederlands paspoort, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, zich met genoemde Nederlands paspoort heeft gelegitimeerd tegenover [persoon A.] bij het aangaan van een huurovereenkomst en tegenover medewerkers van energiebedrijf Eneco bij het aangaan van een overeenkomst betreffende energielevering respectievelijk energie-afname en bestaande die vervalsing hierin dat: - op dat paspoort een niet bestaand en een niet met het in het machine leesbare deel van de personalisering overeenkomend Burgerservicenummer/sofinummer (te weten [******03]) was aangebracht en - op dat paspoort een niet afgegeven/niet bestaand en niet met het geperforeerde paspoortnummer (te weten [N0000000]) overeenkomend paspoortnummer (te weten [N0000001]) was aangebracht en - de expiratiedatum van dat paspoort en de geboortedatum niet overeenkomt met de overeenkomstige datum in het machine leesbare deel van de personalisering en - op die tussen enkele karakters van het machine leesbare deel van de personalisering hoogteverschillen bestaan die duiden op veranderingen; 9. hij op 07 november 2007 te Leimuiden, gemeente Jacobswoude, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd, op de weg, de Vriezenweg, een motorrijtuig, te weten een personenauto (met kenteken [kenteken]), van de categorie, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; 10. hij op 07 november 2007 te Leimuiden, gemeente Jacobswoude, als bestuurder van een motorvoertuig (auto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vriezenweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 95 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden; 4. De strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. 5. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. 6. De straf/maatregel 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 3 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief, 2, 4, 5, 6, 7, 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 9 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 10 tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis. 6.2. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft hij een werkstraf bepleit. 6.3. Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks misdrijven. In het algemeen blijkt daar al uit dat hij zich niets gelegen laat liggen aan de door het strafrecht te beschermen maatschappelijke ordening en aan de belangen van anderen in dat kader. Het zwaarste verwijt dat de rechtbank verdachte maakt, is dat hij (feit 1) op 16 oktober 2007, om aan controle door de politie te ontkomen, welbewust als bestuurder van een grote, zware auto, waarvan hij de snelheid had laten opvoeren, de levens van mede-weggebruikers, zowel buiten als binnen de bebouwde kom, in gevaar heeft gebracht door met extreme snelheden, in ernstige mate onder invloed van cocaïne (afzonderlijk tenlastegelegd onder 2) en met een ernstig slaaptekort, levensgevaarlijk verkeersgedrag heeft vertoond. Dat er geen doden en/of zwaargewonden tijdens zijn dollemansrit zijn gevallen, mag een wonder heten en is in ieder geval niet aan hem te danken. Eveneens treft verdachte het ernstige verwijt dat hij gedurende een lange periode een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd (feit 6). Voor eigen gewin heeft hij daarmee belangen van volksgezondheid ter zijde geschoven en criminele bij-effecten van deze overtreding van de Opiumwet op de koop toe genomen. Ten behoeve van zijn kwekerij heeft hij illegaal elektriciteit afgetapt (feit 7) met het nodige nadeel en gevaar voor anderen. Ook de schade die hij aan de door hem ten behoeve van de kwekerij gehuurde woning heeft toegebracht is een bijkomende omstandigheid die de rechtbank hem kwalijk neemt, evenals de omstandigheid dat hij ten behoeve van het huren van de woning valsheid in geschrifte heeft gepleegd (feit 8). De hardnekkigheid waarmee hij strafbare feiten pleegt, ook in dezelfde sfeer gelegen als de feiten die nu bewezen worden verklaard, blijkt niet alleen uit het feit dat verdachte pal na de bewezenverklaarde feiten van 16 oktober 2007 een auto heeft bestuurd, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd (feit 9) en daarbij wederom de maximumsnelheid heeft overtreden (feit 10), maar ook uit het Uittreksel Justitiële Documentatie op zijn naam, d.d. 4 juli 2008 (onder meer meermalen overtreding van de bepalingen van de Opiumwet en snelheidsovertreding). Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van de feiten en de mentaliteit van verdachte bij het plegen daarvan zoals uit het hiervoor overwogene naar voren komt. Uit het weinige dat over de persoonlijkheid van verdachte naar voren komt - hij heeft er ook voor gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen - blijkt niet van omstandigheden die tot een matigende werking op de straf aanleiding geven. De rechtbank zal derhalve na te noemen, geheel onvoorwaardelijke, gevangenisstraf opleggen. Tevens zal de rechtbank hem wegens de ernstige overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet (feit 2), die heeft bijgedragen aan de poging tot doodslag (feit 1), de rijbevoegdheid ontzeggen gedurende na te noemen periode. Naar aanleiding van de lengte van de op te leggen gevangenisstraf ziet de rechtbank aanleiding verdachte voor de snelheidsovertreding (feit 10) geen, op zich in aanmerking komende, geldboete op te leggen, maar zal zij hem daaraan schuldig verklaren zonder oplegging van straf. 7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel [persoon A.], heeft zich inzake feit 6 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 21.155,98. 7.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de door mevrouw [A.] geleden schade als directe schade ten gevolge van feit 6 kan worden aangemerkt. Niet vereist is volgens de officier van justitie dat de vernieling apart in de tenlastelegging is opgenomen. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van dit standpunt onder meer verwezen naar HR 11 april 2006, LJN AV4007 en HR 29 januari 2002, LJN AD7013. Een bedrag van € 10.150,71 is met rekeningen onderbouwd en een bedrag van € 4.129,30 is met een prijsopgaaf onderbouwd. De officier van justitie concludeert dat aldus een totaalbedrag van € 14.000,00 voldoende is onderbouwd en vordert dat dit bedrag aan de benadeelde partij zal worden toegewezen, onder niet ontvankelijk-verklaring van deze in haar vordering voor het overige. De officier van justitie vordert ook dat hierbij de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte zal worden opgelegd. 7.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6, de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering niet eenvoudig van aard is en dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 7.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, nu er geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van feit 6. Om de onderhavige schade aan te kunnen merken als rechtstreekse schade, moet immers het belang waar gelaedeerde in is getroffen door de overtreden strafbepaling worden beschermd. Het kweken van hennep is strafbaar ter bescherming van de maatschappij en de volksgezondheid. Dit belang is weliswaar ruim, maar de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden kan niet worden aangemerkt als een gevolg van schending van dit belang. Van rechtstreekse schade is daarom geen sprake. Nu zij niet-ontvankelijk is in haar vordering zal de benadeelde partij haar schade wel via een civielrechtelijke procedure op verdachte kunnen proberen te verhalen. 8. Bevel gevangenneming 8.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert de gevangenneming van verdachte, gelet op het vluchtgevaar. Verdachte is namelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats en blijft ook bewust onbereikbaar. Ook is er een grote kans op recidive. 8.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich niet uitgelaten over deze vordering. 8.3. Het oordeel van de rechtbank Een bevel tot voorlopige hechtenis kan gezien het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering worden gegeven voor de bewezenverklaarde feiten onder 1, 7 en 8. De rechtbank is van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een ernstig gevaar voor vlucht, nu hij ten tweede male niet ter terechtzitting is verschenen, de tweede maal ondanks een bevel van de rechtbank tot medebrenging. De mededeling van de raadsman ter terechtzitting, dat hij wel begrijpt dat verdachte niet is verschenen omdat hij gezien laatstbedoelde bevel de bui al zag hangen, versterkt het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich bewust aan de vervolging en aan de tenuitvoerlegging van de op te leggen straft onttrekt, respectievelijk zal onttrekken. De rechtbank zal dan ook bij apart geminuteerde beschikking de gevangenneming van verdachte bevelen. 9. De toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen: - 45, 47, 57, 62, 63, 225, 231, 287, 310 van het Wetboek van Strafrecht; - 8, 9, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994; - 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; - 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijsten I en II. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 10. De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 1 primair eerste cumulatief/alternatief: poging tot doodslag; ten aanzien van feit 2: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994; ten aanzien van feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod; ten aanzien van feit 6: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; ten aanzien van feit 7: diefstal; ten aanzien van feit 8: opzettelijk gebruik maken en in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is; en opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst; ten aanzien van feit 9: overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994; ten aanzien van feit 10: overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 primair eerste cumulatief/alternatief, 2, 4, 6, 7, 8 en 9 tot: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op: 17 oktober 2007, in vrijheid gesteld op: 19 oktober 2007; veroordeelt de verdachte voorts ten aanzien van feit 2 tot: een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren; verklaart verdachte ten aanzien van feit 10: schuldig zonder oplegging van straf; verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering; bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts aan kan brengen bij de burgerlijke rechter. Dit vonnis is gewezen door mrs. S.L. Donker, voorzitter, B. Bastein en M.H. Rochat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2009. 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreffen dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL15A4/2007/19695-50, d.d. 20 februari 2008, met bijlagen. 2 Proces-verbaal van aanhouding, blz. 55; proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 81. 3 Proces-verbaal van verhoor getuige Van den Brink, blz. 77; proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 85. 4 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74. 5 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 28. 6 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 19; proces-verbaal van bevindingen, blz. 29. 7 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 19. 8 Proces-verbaal van verhoor getuige Koorengevel, blz. 79. 9 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74. 10 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29. 11 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; proces-verbaal van bevindingen, blz. 73. 12 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; proces-verbaal van bevindingen, blz. 73. 13 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 20; proces-verbaal van bevindingen, blz. 29. 14 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29; proces-verbaal van bevindingen, blz. 73; uitklapkaart horende bij proces-verbaal van tekening, blz. 87. 15 Foto gemaakt door de flitspaal op de kruising Noordsingel / Weigelia, blz. 90. 16 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74. 17 Foto's gemaakt door de flitspaal op de kruising Noordsingel / Weigelia, blz. 89 en 90. 18 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29. 19 Proces-verbaal van verhoor getuige Derksen, blz. 75. 20 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30; foto's horende bij proces-verbaal van tekening, blz. 87. 21 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30; proces-verbaal van aanhouding, blz. 55. 22 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 71. 23 Proces-verbaal aanleiding onderzoek art. 8 WVW 1994, blz. 34; proces-verbaal van bloedonderzoek, blz. 36; proces-verbaal van bevindingen, blz. 71. 24 Deskundigenrapport NFI, blz. 39; deskundigenrapport NFI, blz. 44. 25 Proces-verbaal van aanhouding, blz. 55. 26 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74. 27 Loop proces-verbaal, blz. 5; proces-verbaal van aanhouding, blz. 56. 28 Loop proces-verbaal, blz. 6; proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming, blz. 13. 29 Proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming, blz. 14. 30 Rapport NFI, blz. 51. 31 HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199. 32 HR 17 februari 2004, NJ 2004, 323 en HR 10 februari 2009, LJN BG6631. 33 Geschrift "Snelheid: berekenen van de stopafstand", als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal, nr. 15A4/2007/19695-50, d.d. 20 februari 2008 (geen paginanummer) 34 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreffen dit de pagina's van de doorgenummerde processen-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL1513/2005/68761-29, d.d. 4 maart 2008, met bijlagen; respectievelijk genummerd PL1513/2005/68761-39, d.d. 16 augustus 2008, met bijlagen. 35 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41. 36 Proces-verbaal van aangifte [persoon A.], blz. 16; kopie huurovereenkomst, blz. 20-22; proces-verbaal van bevindingen, blz. 41. 37 Proces-verbaal van aangifte [persoon A.], blz. 16; kopie huurovereenkomst, blz. 20-22. 38 Proces-verbaal van aangifte [persoon A.], blz. 16; kopie paspoort, blz. 23; proces-verbaal van bevindingen, blz. 88. 39 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 88; politiefoto verdachte, blz. 89. 40 Proces-verbaal van verhoor getuige A. [A.], blz. 93; politiefoto verdachte, blz. 94. 41 Proces-verbaal van aangifte [persoon A.], blz. 16. 42 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 90. 43 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41; proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 45. 44 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 45. 45 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41; proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 46; proces-verbaal van bevindingen, blz. 90. 46 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 46; proces-verbaal van bevindingen, blz. 90. 47 Proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 26; proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 90. 48 Proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 26. 49 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 46; proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 26. 50 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41; proces-verbaal van bevindingen, blz. 43; proces-verbaal van bevindingen, blz. 46; proces-verbaal van bevindingen, blz. 90. 51 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 46. 52 Proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 27. 53 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 46. 54 Proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 26 en 27. 55 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 91. 56 Porces-verbaal van bevindingen, nr. 1514/2005/45796, d.d. 5 augustus 2005, met bijlagen (kopieën agenda). 57 Proces-verbaal van bevindingen, nr. 15A4/2007/19695, d.d. 30 november 2007, met bijlagen (kopieën agenda). 58 Proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. PL1514/2005/45796-27, d.d. 6 augustus 2005. 59 Proces-verbaal van aangifte Eneco, blz. 28; uitdraai klantgegevens Eneco, blz. 31; kopie paspoort verdachte van Eneco, blz. 40. 60 Kopie huurcontract, blz. 22; kopie Eneco aanvraag, blz. 74; kopie nieuwe paspoort van verdachte, blz. 78; proces-verbaal van verhoor verdacht, blz. 7 van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL15A4/2007/19695-50, d.d. 20 februari 2008, met bijlagen. 61 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 71 en 72. 62 Rapport onderzoek paspoort, blz. 76 en 77. 63 Kopie paspoort verdachte van [persoon A.], blz. 23; kopie paspoort verdachte van Eneco, blz. 40; aanvraag paspoort, blz. 95. 64 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. 65 Proces-verbaal van invordering rijbewijs ex art. 164 WVW 1994, nr. PL15A4/2007/19695-26; proces-verbaal art. 8 / 163 WVW 1994, nr. PL15A4/2007/19695-62; proces-verbaal van bevindingen, nr. PL15A4/2007/19695-66. 66 Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL15A4/2007/19695-66; proces-verbaal, nr. 07.11.2007.1520.000322