
Jurisprudentie
BI2454
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-05-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/1503
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/1503
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bestuursdwang. Woonschip in de zin van de Woonschepenverordening. Bevoegheid tot handhavend optreden. Bijzondere omstandigheden. Beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ander schip. Ambtshalve treffen van een voorlopige voorziening (schorsing primaire bestuursdwangbesluit).
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1503
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[A] en [B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. P. Bollema, advocaat te Franeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel,
verweerder,
gemachtigden: mr. J. Boskma en J.W. van der Meer, beiden werkzaam bij de gemeente Dongeradeel.
Procesverloop
Bij brief van 10 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel (hierna: het college) eisers mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van bestuursdwang.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 10 april 2009, waarbij eiser [A] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Motivering
Feiten
1.1 Het recreatieschap De Marrekrite is een samenwerkingsverband tussen de provincie Fryslân en 21 gemeenten in Fryslân. Doel van deze organisatie is om een goede balans te vinden tussen recreatie op en om het Friese water en het landschap en de natuur. In verband hiermee heeft De Marrekrite in Fryslân ruim 3.500 aanlegplaatsen gecreëerd, op 550 locaties. Een van deze locaties betreft het [woonplaats]er Grootdiep. Van een aanlegplaats mag volgens artikel 5.3.3 van de Algemene Politieverordening Dongeradeel (hierna: APV) maximaal drie dagen (3 keer 24 uur) gebruik gemaakt worden.
1.2 Bij brief van 15 juni 2007 heeft De Marrekrite het college verzocht handhavend op te treden tegen onder meer eisers, omdat zij langer dan drie dagen met hun schip ligplaats innemen aan een aanlegplaats in het Dokkumer Grootdiep.
1.3 Bij brief van 24 januari 2008 heeft het college eisers meegedeeld dat het voornemens is handhavend op te treden, omdat het innemen van een ligplaats aan de bewuste steiger in strijd is met de APV. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 4 februari 2008 hun zienswijze hieromtrent te geven. Aangekondigd is dat indien niet wordt gereageerd zo spoedig mogelijk na 5 februari 2008 een definitieve aanschrijving volgt.
1.4 Op 30 januari 2008 heeft eiser [A] de kwestie besproken met de burgemeester van Dongeradeel. Eiser heeft aangegeven dat hij staat ingeschreven als woningzoekende. Van de kant van de gemeente is toen aangegeven dat het schip van eisers uiterlijk 1 april 2008 de ligplaats moet hebben verlaten.
1.5 Bij besluit van 6 februari 2008 heeft het college eisers gelast hun schip uiterlijk 1 april 2008 te verwijderen van de ligplaats en uit de gemeente Dongeradeel. Mocht aan deze last geen gevolg worden gegeven, dan zal het college het schip laten verwijderen, op kosten van eisers.
1.6 Op 17 maart 2008 hebben eisers tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast is verzocht om een tijdelijke ontheffing van het ligplaatsverbod, teneinde gelegenheid te hebben een woning te zoeken.
1.7 Eisers hebben per 17 april 2008 hun intrek genomen in een woning in [woonplaats], aan de [straat en huisnummer].
1.8 Bij het bestreden besluit heeft het college de aanschrijving gehandhaafd, met dien verstande dat de grondslag hiervan is gewijzigd; de aanschrijving is gebaseerd op de Woonschepenverordening. Daarnaast is de begunstigingstermijn aangepast; eisers dienen hun schip uiterlijk 1 september 2008 te verwijderen.
Geschil
2.1 Partijen verschillen van mening over de grondslag van de aanschrijving. Eisers zijn van opvatting dat hun schip niet (langer) als woonschip in de zin van artikel 1 van de Woonschepenverordening beschouwd kan worden, omdat zij hun schip niet meer gebruiken voor bewoning. Van overtreding van de Woonschepenverordening is dus geen sprake, zodat het college niet bevoegd is, althans niet meer, om handhavend op te treden. Het college is daarentegen van opvatting dat de omstandigheid dat eisers hun schip niet langer gebruiken als woning, niet betekent dat dit schip niet meer als woonschip beschouwd kan worden.
2.2 Voorts beroepen eisers zich op het gelijkheidsbeginsel. Zowel in bezwaar als in beroep hebben eisers betoogd dat in de directe nabijheid van het schip van eisers een drietal vergelijkbare schepen liggen. Deze schepen liggen daar een geruim aantal jaren, waarvan één schip tenminste 20 jaar. Ten aanzien van deze schepen heeft het college niet handhavend opgetreden hetgeen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het college betwist dat er sprake zou zijn van vergelijkbare gevallen.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
3.2 Artikel 5:21 van de Awb bepaalt dat onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Het toepassen van bestuursdwang strekt er derhalve toe dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de rechtens behorende situatie.
3.3 Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen, zodat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht of in overeenstemming blijft met de rechtens behorende situatie.
3.4 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.5 Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Woonschepenverordening wordt onder een woonschip verstaan: elk drijvend of anderszins geheel of in hoofdzaak in het water geplaatst voorwerp, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de bouwverordening der gemeente Dongeradeel dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is.
3.6 Aan de orde is of het schip "uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is". Vast staat dat het schip sinds april 2008 niet meer wordt bewoond. Eisers hebben in april 2008 hun intrek genomen in een woning aan de wal. Ook staat vast dat het schip voor bewoning geschikt is. Eisers hebben jarenlang op het schip gewoond. Zij betwisten ook niet dat het schip nog steeds voor bewoning geschikt is. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de hiervoor aangehaalde definitiebepaling niet af te leiden dat een schip eerst als woonschip kan worden aangemerkt als het feitelijk wordt bewoond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college het schip van eisers terecht heeft aangemerkt als woonschip in de zin van de Woonschepenverordening. Dit betekent dat het college bevoegd is om handhavend op te treden en van het gebruikmaken van deze bevoegdheid slechts onder bijzondere omstandigheden afgezien kan worden.
3.7 Ten aanzien van eisers stelling dat het college handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel, overweegt de rechtbank het volgende. Het gelijkheidsbeginsel vergt een consistent en doordacht bestuursbeleid. Het veronderstelt dat een bestuursorgaan welbewust richting geeft en een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in vergelijkbare gevallen (vgl. AB 2008, 228).
3.8 Eiseres hebben in het kader van hun beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds in de bezwaarfase een aantal volgens hen vergelijkbare gevallen genoemd. Ook in beroep hebben zij zich op het gelijkheidsbeginsel beroepen. Ter zitting hebben zij hun betoog met foto's onderbouwd. Blijkens de in het dossier gevoegde pleitnota van het college ter gelegenheid van de openbare hoorzitting van de commissie voor de bezwaarschriften d.d. 14 april 2008, stelt het college zich op het standpunt dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt omdat het ook maatregelen neemt tegen andere illegale langliggers. In de onderhavige beroepsprocedure stelt het college in zijn verweerschrift echter dat een vergelijk met de drie andere schepen niet opgaat omdat deze schepen daar liggen met instemming van de havenmeester, niet als woonschip worden gebruikt en er geen aanwijzingen zijn die in die richting duiden. Het nemen van handhavingmaatregelen is volgens het college daarom niet aan de orde. Ter zitting is namens het college verklaard dat het schip dat in de buurt van eisers schip ligt, daar reeds twintig jaar ligt. Het zou volgens het college niet permanent worden bewoond, maar recreatief worden gebruikt.
3.9 Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van het college om aannemelijk te maken dat geen sprake is van rechtens vergelijkbare gevallen. Het college is hierin niet geslaagd. De enkele stelling dat de schepen daar liggen met instemming van de havenmeester en de schepen niet als woonschip worden gebruikt, acht de rechtbank onvoldoende ter onderbouwing van de stelling van het college dat er geen sprake zou zijn van vergelijkbare gevallen. De rechtbank tekent daarbij aan dat de instemming van de havenmeester en het feitelijk gebruik van de schepen geen rol mag spelen bij de beoordeling of de betreffende schepen daar op grond van de gemeentelijke verordeningen mogen liggen en de eventuele daaruit voortvloeiende bevoegdheid tot handhaving van het college. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het criterium van het feitelijk gebruik van de schepen haaks staat op het standpunt van het college dat het feitelijk gebruik niet doorslaggevend is voor het al dan niet zijn van een woonschip in de zin van de Woonschepenverordening. Onder 3.6 heeft de rechtbank thans beslist dat uit de definitiebepaling van woonschip in de Woonschepenverordening niet valt af te leiden dat een schip eerst als woonschip kan worden aangemerkt als het feitelijk wordt bewoond. Voorts heeft het college geen duidelijke verklaring kunnen geven voor het feit dat een ander schip ter plekke reeds 20 jaar een ligplaats inneemt en -klaarblijkelijk- door het college wordt gedoogd. Gelet op al het voorgaande ligt aan het besluit op bezwaar van 10 juni 2008 geen deugdelijke motivering ten grondslag, hetgeen, onder gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van het besluit moet leiden.
3.10 De rechtbank ziet aanleiding onder de gegeven omstandigheden bij wijze van voorlopige voorziening ambtshalve te bepalen dat het besluit van het college van 6 februari 2008 wordt geschorst tot twee weken nadat de nieuwe beslissing op bezwaar op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, met dien verstande dat wanneer binnen die termijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de schorsing doorloopt totdat de voorzieningenrechter op dat verzoek heeft beslist.
Griffierecht en proceskosten
4.1 Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient de gemeente Dongeradeel het door eisers gestorte griffierecht van € 145,00 te vergoeden.
4.2 Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb zal de rechtbank het college veroordelen in de kosten van het onderhavige beroep. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van eisers in deze procedure vastgesteld op € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De rechtbank wijst de gemeente Dongeradeel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Met toepassing van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb dient het bedrag aan proceskosten betaald te worden aan de griffier van de rechtbank.
4.3 Eisers hebben tevens verzocht het college te veroordelen in de kosten die zij hebben gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaarschrift van 17 maart 2008. Hiervoor bestaat echter geen ruimte, omdat eisers hierom niet hebben verzocht voordat op het bezwaarschrift is beslist. De rechtbank verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 7:15, derde lid, van de Awb.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- schorst het besluit van 6 februari 2008 tot twee weken na de bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar, met dien verstande dat wanneer binnen die termijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de schorsing doorloopt totdat de voorzieningenrechter op dat verzoek heeft beslist;
- bepaalt dat de gemeente Dongeradeel het griffierecht van € 145,00 aan eisers vergoedt;
- veroordeelt het college in de kosten van het onderhavige beroep ten bedrage van € 644,00, aan de griffier van de rechtbank te betalen door de gemeente Dongeradeel;
- wijst het verzoek om het college te veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaarschrift van 17 maart 2008 af.
Aldus gegeven door mr. G.C. Koelman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. G.C. Koelman
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.