Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2489

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700230-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

ongewenst vreemdeling / overmacht / ovar ---------------------------------------------------------- Naar het oordeel van de politierechter is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte feitelijk onuitzetbaar is en daarmee dus in een overmachtsituatie verkeert. Immers, heeft verdachte, volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting, reeds in 2006 in vreemdelingenbewaring gezeten teneinde door de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitgezet te worden naar zijn land van herkomst. Deze uitzettingsprocedure heeft er niet toe geleid dat verdachte daadwerkelijk is uitgezet terwijl dit niet aan een gebrek aan medewerking van verdachte is te wijten. Niet is gebleken dat nadere pogingen zijn ondernomen verdachte uit te zetten. Bovendien beschikt verdachte niet over reisdocumenten zodat het voor hem feitelijk onmogelijk is zelf Nederland te verlaten. Tenslotte betrekt de politierechter bij haar oordeel dat verdachte tegen de achtergrond van zijn specifieke situatie op dit moment al hetgeen heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verlangd kan worden om Nederland te verlaten. Door omstandigheden die buiten de verdachte liggen, is het de verdachte niet gelukt om Nederland te verlaten zodat in het onderhavige geval op dit moment sprake is van een overmachtsituatie waarin de verdachte zich bevindt. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Politierechter Parketnummer: 15/700230-09 Uitspraakdatum: 10 april 2009 Tegenspraak verkort strafvonnis (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 april 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum], Afghanistan zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande, thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 27 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: hij op 27 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijke voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard 5. Strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt de politierechter als volgt: Hoewel niet ter discussie staat dat verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard en hij nog altijd in Nederland verblijft heeft de politierechter zich ambtshalve een oordeel gevormd over de vraag of dit strafbare feit verdachte kan worden aangerekend. Een ongewenst verklaarde vreemdeling kan alleen dan geen verwijt worden gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland als hij kan aantonen dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan zijn verplichting om te vertrekken. Naar het oordeel van de politierechter is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte feitelijk onuitzetbaar is en daarmee dus in een overmachtsituatie verkeert. Immers, heeft verdachte, volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting, reeds in 2006 in vreemdelingenbewaring gezeten teneinde door de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitgezet te worden naar zijn land van herkomst. Deze uitzettingsprocedure heeft er niet toe geleid dat verdachte daadwerkelijk is uitgezet terwijl dit niet aan een gebrek aan medewerking van verdachte is te wijten. Niet is gebleken dat nadere pogingen zijn ondernomen verdachte uit te zetten. Bovendien beschikt verdachte niet over reisdocumenten zodat het voor hem feitelijk onmogelijk is zelf Nederland te verlaten. Tenslotte betrekt de politierechter bij haar oordeel dat verdachte tegen de achtergrond van zijn specifieke situatie op dit moment al hetgeen heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verlangd kan worden om Nederland te verlaten. Door omstandigheden die buiten de verdachte liggen, is het de verdachte niet gelukt om Nederland te verlaten zodat in het onderhavige geval op dit moment sprake is van een overmachtsituatie waarin de verdachte zich bevindt. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. 6. Beslissing De politierechter: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar. Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. 7. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.F. Donders, politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2009.