Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2491

Datum uitspraak2009-04-17
Datum gepubliceerd2009-04-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6162 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WIA-uitkering toe te kennen. Voldoende medische grondslag.


Uitspraak

07/6162 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 september 2007, 07/670 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 april 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. Z.M. Alaca, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2009, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Alaca voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant is werkzaam geweest als all-round medewerker/chauffeur. Op 18 oktober 2004 is hij uitgevallen, onder meer wegens nekklachten. Vervolgens heeft een beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In dat verband is appellant op 12 oktober 2006 onderzocht door de verzekeringsarts F.J.B.E. Schattenberg, die in zijn rapport van dezelfde datum tot de conclusie is gekomen dat appellant als gevolg van rug-, nek- en knieklachten beperkingen heeft. Met inachtneming van uit deze klachten voortvloeiende beperkingen heeft hij een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Daarna is de arbeidsdeskundige A.G.J. Wiertz tot de conclusie gekomen dat appellant niet geschikt is voor zijn eigen werk, maar nog wel geschikt voor een aantal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%. Bij besluit van 10 november 2006 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij per 26 oktober 2006 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. 2. Na rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige heeft het Uwv bij besluit van 30 maart 2007 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 november 2006 ongegrond verklaard. 3.1. In beroep is door appellant naar voren gebracht dat van de zijde van het Uwv ten onrechte geen informatie is opgevraagd bij de behandelende sector. 3.2. Nadat de bezwaarverzekeringsarts had toegelicht waarom geen informatie is ingewonnen bij de behandelende sector, heeft appellant alsnog informatie ingebracht van zijn huisarts. Daarop is gereageerd door de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 30 augustus 2007. 3.3. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met zowel de medische als de arbeidskundige component van het bestreden besluit. De rechtbank heeft het bestreden besluit echter vernietigd omdat het Uwv de maatmanomvang ten onrechte had gemaximeerd. De rechtbank heeft echter aanleiding gezien met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten omdat ter zitting door het Uwv is aangetoond dat berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de feitelijke maatmanomvang niet leidde tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35% of meer. Voorts heeft de rechtbank beslissingen gegeven omtrent proceskosten en griffierecht. 4. Appellant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft hij uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het hoger beroep nog slechts gericht is tegen het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is geweest. Appellant is van mening dat dit wel het geval is geweest omdat het Uwv niet de beschikking had over recente informatie uit de behandelende sector. 5. De Raad kan appellant hierin niet volgen. Onder de door appellant in beroep ingebrachte informatie van de huisarts bevindt zich recente informatie van de behandelend neuroloog. In een reactie daarop heeft de bezwaarverzekeringsarts laten weten dat deze gegevens geen medische informatie bevatte die nog niet bekend was of waar bij de bepaling van de belastbaarheid geen rekening mee was gehouden. Hieruit blijkt dat de bezwaarverzekeringsarts de vastgestelde FML nog heeft beoordeeld aan de hand van recente informatie uit de behandelend sector en dat deze informatie voor hem geen aanleiding heeft gevormd de FML te wijzigen. Dit standpunt kan de Raad niet voor onjuist houden. De Raad is dan ook van oordeel dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd. 6. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 april 2009. (get.) R.C. Stam. (get.) R. Benza. JL