Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2743

Datum uitspraak2009-04-29
Datum gepubliceerd2009-04-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/530291-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ter zake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte reed met een te hoge snelheid voor het veilig verkeer ter plaatse, waarbij hij enige tijd naar rechts heeft gekeken en derhalve afgeleid is geweest. De verdachte merkte hierdoor niet op dat hij een file naderde. Hij kwam in botsing met meerdere personenauto’s en een vrachtwagen, waarbij één persoon is overleden.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/530291-08 Uitspraak d.d.: 29 april 2009 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats op 1951], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2009. De tenlastelegging hij op of omstreeks 08 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A50, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - gereden over de linker rijstrook van de Rijsweg A50 komende uit de richting Apeldoorn en/of gaande in de richting Vaassen en/of - gereden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of - gedurende enige tijd naar rechts, gezien de rijrichting van verdachte, gekeken, althans zijn aandacht niet voortdurend bij het verkeer gehouden en/of - niet, althans niet tijdig, opgemerkt dat op voornoemde linker rijstrook van de A50 zich een file had gevormd, althans dat het verkeer op de linker rijstrook van de A50 langzaam reed en/of stilstond en/of - niet voldoende afstand gehouden van het door [slachtoffer] bestuurd motorrijtuig, die gezien de rijrichting van verdachte, voor hem, verdachte, reed op de linker rijstrook van de A50 en/of - zijn voertuig niet, althans niet tijdig, tot stilstand gebracht, waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en het door [slachtoffer] bestuurde motorrijtuig, waardoor [slachtoffer] werd gedood; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 08 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig), daarmee heeft gereden op de weg, de Rijksweg A50, althans enige weg, waarbij hij verdachte, - heeft gereden over de linker rijstrook van de Rijsweg A50 komende uit de richting Apeldoorn en/of gaande in de richting Vaassen en/of - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of - gedurende enige tijd naar rechts, gezien de rijrichting van verdachte, heeft gekeken, althans zijn aandacht niet voortdurend bij het verkeer heeft gehouden en/of - niet, althans niet tijdig, heeft opgemerkt dat op voornoemde linker rijstrook van de A50 zich een file had gevormd, althans dat het verkeer op de linker rijstrook van de A50 langzaam reed en/of stilstond en/of - niet voldoende afstand heeft gehouden van het door [slachtoffer] bestuurd motorrijtuig, die gezien de rijrichting van verdachte, voor hem, verdachte, reed op de linker rijstrook van de A50 en/of - zijn voertuig niet, althans niet tijdig, tot stilstand heeft gebracht, waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en het door [slachtoffer] bestuurde motorrijtuig, waarbij [slachtoffer] is overleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering 1 A. De vaststaande feiten 1. Aanleiding voor het onderzoek2 was een melding van een aanrijding op 8 februari 2008, op de Rijksweg A50 te Vaassen. B. Het standpunt van het openbaar ministerie 2. De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde. Het betreft hier geen simpele verkeersfout. De verdachte reed te hard voor het veilig verkeer ter plaatse, hij heeft te lang naar rechts gekeken en hij was afgeleid. C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging 3. Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het onder primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. De verdediging is van mening dat de verdachte niet als eerste tegen het voertuig (Toyota) van het slachtoffer is aangereden. De verdachte is tegen de Opel Corsa gereden, waarna hij in botsing kwam met de Toyota van het slachtoffer. De conclusie van de politie in de analyse van de toedracht van het ongeval is onjuist. 4. Tevens is de verdediging van mening dat niet vast staat ten gevolge van welke botsing het slachtoffer om het leven is gekomen. Het is niet ondenkbaar dat haar overlijden het gevolg is geweest van de zijwaartse botsing die haar auto heeft gemaakt met de naderende MAN-truck. 5. Ten slotte is de verdediging van mening dat het korte moment waarin de verdachte was afgeleid, niet kan leiden tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. D. Beoordeling van de tenlastelegging 6. De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden. 7. Uit de Verkeersongevalsanalyse3 blijkt dat het verkeer op de linker rijstrook van de Rijksweg A50 plotseling snelheid verminderde. Het achterste afremmende voertuig was de Toyota (voertuig van [slachtoffer]). Achter haar reed de verdachte in zijn KIA. De verdachte had kennelijk niet in de gaten dat het verkeer voor hem snelheid minderde en botste met de voorzijde van zijn voertuig met een aanzienlijk snelheidsverschil tegen de achterzijde van de Toyota. De Toyota werd hierdoor schuin naar rechts geworpen. Het verkeer op de rechter rijstrook reed aanzienlijk sneller dan het verkeer op de linker rijstrook. De Toyota kwam met de rechter voorzijde van het voertuig voor de linker voorzijde van de passerende MAN trekker en werd aansluitend ruim 35 meter meegesleurd. Door de botsing van de KIA met de Toyota botste de KIA al draaiend tergen de rechterachterzijde van de Oel Corsa. Aansluitend ging de KIA richting de rechter rijstrook en botste met de voorzijde tegen de linker achterzijde van de oplegger van de MAN trekker. Daarna werd de KIA ruim 35 meter met de MAN trekker meegesleurd. Voor de Opel Corsa stond, dan wel reed, de Citroen. Deze is geraakt door de rondtollende KIA. 9. De [getuige]4 heeft verklaard dat zij op 8 februari 2008 als bestuurster van haar Volkswagen Polo op de A50 reed. Voor haar zag zij een file ontstaan. Zij remde af en stopte voor de file. Terwijl zij haar remlichten aan deed zag zij in de achteruitkijkspiegel een grijze zilverkleurige auto de file met behoorlijk grote snelheid naderen. Zij hoorde vervolgens een klap en dacht meteen aan een aanrijding. De bestuurder van de zilverkleurige auto heeft niet goed opgelet, waardoor de aanrijding is ontstaan. 10. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, zakelijk weergegeven, dat de weg vrij was en dat hij auto’s inhaalde. In de rechterberm zag hij auto’s staan, met mensen er om heen. Dat vond hij zo vreemd dat hij werd afgeleid. Hij zag ineens een auto voor zich, maar die kon hij nog ontwijken. Daarna zag hij een vrachtwagen. Hij wilde die vrachtwagen rechts passeren. Hij schampte de auto die achterop reed, waardoor hij teveel naar rechts ging. Hij raakte de achterkant van de vrachtwagen. Hij had een te hoge snelheid. Hij heeft de auto van [slachtoffer] van achteren aangereden. Bewezenverklaring hij op 8 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A50, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, - gereden over de linker rijstrook van de Rijsweg A50 komende uit de richting Apeldoorn en gaande in de richting Vaassen en - gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en - zijn aandacht niet voortdurend bij het verkeer gehouden en - niet tijdig opgemerkt dat het verkeer op de linker rijstrook van de A50 langzaam reed en stilstond en - niet voldoende afstand gehouden van het door [slachtoffer] bestuurd motorrijtuig, die gezien de rijrichting van verdachte, voor hem, verdachte, reed op de linker rijstrook van de A50 en - zijn voertuig niet tijdig, tot stilstand gebracht, waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en het door [slachtoffer] bestuurde motorrijtuig, waardoor [slachtoffer] werd gedood. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten en verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. 2. De verdediging is van oordeel dat vrijspraak voor het primair ten laste gelegde dient te volgen en refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen de zeer tragische gevolgen van het ongeval. Een straf in welke vorm dan ook kan niet opwegen tegen het geleden verlies. 4. In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen. 5. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden – met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd – op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. 6. Daarnaast acht de rechtbank een lange voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen op zijn plaats, teneinde de verdachte in te scherpen nog oplettender in het verkeer te zijn. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing De rechtbank: * Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. * Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. * Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. * Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: Een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen. * Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te betsturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden. * Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. * Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen bij (stam)proces-verbaal nr. Pl0677/08-201617, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, gedateerd 17 juni 2008 2 (stam)proces-verbaal nr. PL0677/08-201617, doorgenummerde pag.3 3 Verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 6, doorgenummerde pag. 32 van 38 4 Proces-verbaal bevindingen, doorgenummerde pag. 12