Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2794

Datum uitspraak2009-04-20
Datum gepubliceerd2009-04-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers183527
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gesloten jeugdzorg 18+. Feitelijke situatie dusdanig dat toepassing artikel 29a en b WJZ niet in strijd is met art. 5 EVRM.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector Familie en Jeugd Zaakgegevens: [nummer] Datum uitspraak: beschikking van de kinderrechter van 20 april 2009 in de zaak van het op 14 april 2009 ingediende verzoekschrift van de STICHTING BUREAUS JEUGDZORG GELDERLAND, mede kantoorhoudende te [plaats], tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van:[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Het procesverloop Het plan van aanpak, het indicatiebesluit, de verklaring zoals bedoeld in artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg alsmede een instemmingsverklaring van de moeder van [betrokkene] zijn bij het verzoekschrift overgelegd. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de ontwikkeling van [betrokkene]. Aangezien de stichting machtiging heeft verzocht tot plaatsing van [betrokkene] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, is aan hem als raadsvrouwe toegevoegd mr. A.G. Ouwejan, advocate te Culemborg. Op 20 april 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord daarbij: - de minderjarige, bijgestaan door mr. A.G. Ouwejan, - een vertegenwoordigster van de stichting. Vaststellingen en overwegingen Door en namens [betrokkene] is ter zitting aangevoerd dat geen bezwaar bestaat tegen het verzoek. Op het moment dat het verzoek zou worden afgewezen zou hij geen enkele plek meer hebben waar hij kan verblijven. Het is de bedoeling dat [betrokkene] een traject inslaat naar zelfstandigheid onder meer door een plaatsing bij de [instantie]. Volgens de voormalige gezinsvoogd zal een dergelijk traject nog minstens zes maanden duren. De kinderrechter overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 29a juncto artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg (WJZ) bestaat de mogelijkheid een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlengen ten aanzien van een jeugdige meerderjarige (tot 21 jaar), indien deze machtiging gold ten tijde van de aanvang van zijn meerderjarigheid. Uit recente jurisprudentie over deze materie (onder andere van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 26 maart 2009, LJN: BH9207) volgt dat toepassing van het bepaalde in artikel 29a van de WJZ in relatie tot gesloten jeugdzorg in beginsel in strijd is met het bepaalde in artikel 5 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welk artikel het recht op vrijheid en veiligheid waarborgt. Uitgangspunt hierbij is dat in het geval van plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg sprake is van vrijheidsbeneming zoals bedoeld in voormelde verdragsbepaling. Indien hiervan sprake is, dient artikel 29a van de WJZ buiten toepassing te worden gelaten. Het Gerechtshof lijkt door het verzoek tot onverbindendverklaring van dit artikel in voormelde uitspraak af te wijzen, de mogelijkheid open te laten dat bijzondere feitelijk situaties denkbaar zijn waarin niettemin toepassing van artikel 29a van de WJZ kan plaatsvinden. Naar het oordeel van de kinderrechter is in het onderhavige geval sprake van een feitelijke situatie die bijzonder genoeg is om, niettegenstaande het vorenoverwogene, toepassing te geven aan artikel 29a van de WJZ in het licht van gesloten jeugdzorg. Deze omstandigheden bestaan er uit dat de jeugdige, [betrokkene], het eens is met het verzoek en zich hiertegen niet verzet waarmee hij in feite (tijdelijk) afstand doet van zijn recht op vrijheid. Hierbij speelt een belangrijke rol dat hij geen alternatieve verblijfplaats heeft en een verblijf op basis van vrijwilligheid in de instelling waar hij thans verblijft niet mogelijk is. Daarnaast laat de kinderrechter meewegen dat het in het geval van [betrokkene] niet gaat om een situatie van vrijheidsberoving doch van vrijheidsbeperking nu hem zijn vrijheid in de huidige setting niet geheel is ontnomen. In voormelde bijzondere omstandigheden ziet de kinderrechter redenen het verzoek toe te wijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen. De kinderrechter is echter van oordeel dat de thans ontstane, onwenselijke, situatie binnen korte termijn op een andere wijze tot een oplossing moet komen en zal de machtiging daarom verlenen voor de periode van drie maanden. Beslissing De kinderrechter: verleent machtiging tot plaatsing van [betrokkene] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg overeenkomstig het indicatiebesluit van 26 maart 2009, ingaande 21 april 2009 tot uiterlijk 21 juli 2009; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Snijders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.C. de Vries als griffier en in het openbaar uitgesproken opIndien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.