Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2817

Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-04-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers409693/ CV EXPL 09-66
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Schuldsanering en faillissement. Op gedaagde was bij dagvaarding de WSNP van toepasing. Lopende de procedure is gedaagde van rechtswege failliet verklaard. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de periode voorafgaande aan de toelating van gedaagde tot de WSNP, kan ingevolge artikel 313 jº artikel 26 van de Faillissementswet (Fw) op geen andere wijze ingesteld worden dan door aanmelding ter verificatie. Artikel 359 lid 1 sub c Fw bepaalt dat, indien de schuldenaar ingevolge artikel 350 lid 5 Fw in staat van faillissement komt te verkeren, nieuwe schulden, gedurende de toepassing van de schuldsanering ontstaan, niet zijnde boedelschulden, gelden als in het faillissement verifieerbare schulden. Dit brengt mee dat ook het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de periode ná de toepassing van de WSNP ingevolge artikel 26 Fw op geen andere wijze ingesteld kan worden dan door aanmelding ter verificatie.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 409693/ CV EXPL 09-66 datum uitspraak: 22 april 2009 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake de naamloze vennootschap N.V. PWN WATERLEIDINGBEDRIJF NOORD-HOLLAND te Velserbroek eisende partij hierna te noemen PWN gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders tegen [gedaagde] te [woonplaats] gedaagde partij hierna te noemen [gedaagde] procederende in persoon De procedure PWN heeft [gedaagde] gedagvaard op 8 december 2008. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft PWN schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. De feiten 1. PWN heeft ten behoeve van [gedaagde] de levering van drinkwater verzorgd op het adres [adres] te [woonplaats]. 2. PWN heeft [gedaagde] vanaf 21 juni 2007 tot 8 augustus 2008 in totaal een bedrag van € 136,36 aan voorschotnota’s in rekening gebracht. 3. Op 15 augustus 2008 heeft PWN een eindnota opgesteld voor het adres [adres] te [woonplaats]. Deze eindnota vermeldt dat een bedrag van € 45,31 aan [gedaagde] zal worden terugbetaald “na aftrek van evt. openstaande vorderingen”. 4. Op 16 oktober 2007 is [gedaagde] toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). 5. Op 17 februari 2009 is [gedaagde] van rechtswege failliet verklaard. De vordering PWN vordert, na haar vordering te hebben verminderd, (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 165,06. PWN stelt daartoe het volgende. [gedaagde] heeft vanaf 21 juni 2007 tot 8 augustus 2008 in totaal een bedrag van (€ 136,36 - € 45,31 =) € 121,05 onbetaald gelaten. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft [gedaagde] PWN genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. PWN heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 37,00. Deze kosten komen ingevolge de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden dan wel krachtens de wet voor rekening van [gedaagde]. Voorts is [gedaagde] ingevolge de algemene voorwaarden de wettelijke rente verschuldigd. Deze bedraagt tot en met 26 november 2008 € 7,01. Het verweer [gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe, kort samengevat en voor zover van belang, het volgende aan. [gedaagde] heeft het pand aan de [adres] te [woonplaats] per 1 juli 2007 verlaten. Tot die datum heeft [gedaagde] alle facturen voldaan. De stand van de watermeter heeft hij doorgegeven aan PWN. De eigenaar van het pand, de familie Sluijter, zou alle vastrechtzaken overnemen. [gedaagde] heeft nooit aanmaningen van PWN ontvangen. De beoordeling van het geschil PWN heeft [gedaagde] gedagvaard gedurende de schuldsanering. Op het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de periode vóór 16 oktober 2007 is artikel 313 jº 26 van de Faillissementswet (Fw) van toepassing. Ingevolge artikel 26 Fw kunnen rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende de schuldsanering op geen andere wijze ingesteld worden dan door aanmelding ter verificatie. [gedaagde] is lopende de onderhavige procedure van rechtswege failliet verklaard. Artikel 359 lid 1 sub c Fw bepaalt dat, indien de schuldenaar ingevolge artikel 350 lid 5 Fw in staat van faillissement komt te verkeren, nieuwe schulden, gedurende de toepassing van de schuldsanering ontstaan, niet zijnde boedelschulden, gelden als in het faillissement verifieerbare schulden. Dit brengt mee dat ook het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de periode ná 16 oktober 2007, ingevolge artikel 26 Fw op geen andere wijze ingesteld kan worden dan door aanmelding ter verificatie. Het voorgaande leidt ertoe dat de onderhavige procedure, gelet op het bepaalde in artikel 29 Fw, dient te worden geschorst. De procedure kan slechts dan worden voortgezet, indien de curator de verificatie van de vordering betwist. Beslissing De kantonrechter: - schorst het geding; - verwijst de zaak naar de parkeerrol van 24 juni 2009. Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.