Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2833

Datum uitspraak2009-03-18
Datum gepubliceerd2009-05-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers279460 / HA ZA 07-609
Statusgepubliceerd


Indicatie

7:904 BW. Bindend advies vernietigbaar wegens formeel gebrek.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 279460 / HA ZA 07-609 Uitspraak: 18 maart 2009 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiseres], gevestigd te NK Panningen, gemeente Helden, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. J.A. Bloo, - tegen - 1. [gedaagde 1], gevestigd te Vlaardingen, 2. [gedaagde 2], wonende te Vlaardingen, gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, advocaat mr. J.P.M. Borsboom. Eiseres in conventie, verweerster in reconventie, wordt hierna aangeduid als “[eiseres]”. Gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, worden hierna gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud aangeduid als “[gedaagden]” en afzonderlijk als “[gedaagde 1]” respectievelijk “[gedaagde 2]”. 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 25 januari 2007 en de daarbij door [eiseres] overgelegde producties; - conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 20 juni 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - de bij brief van 8 augustus 2007 zijdens [gedaagden] overgelegde producties (genummerd 1 tot en met 10); - de bij faxbericht van 20 augustus 2007 zijdens [eiseres] overgelegde productie; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 augustus 2007; - de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [eiseres] overgelegde brief d.d. 29 mei 2007 van (de secretaris van) de Kommissie inzake Modellenbescherming in de Meubelbranche aan [eiseres]; - akte uitlating in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, aan de zijde van [eiseres], met producties; - akte in conventie en in reconventie, tevens houdende wijziging van eis in reconventie, aan de zijde van [gedaagden], met een productie; - akte tot uitlating producties in reconventie aan de zijde van [gedaagden]; - antwoordakte in reconventie aan de zijde van [eiseres], met een productie. 2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast: 2.1 [eiseres] is een fabrikant van meubelen. Zij is lid van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten. [eiseres] ontwerpt en fabriceert in eigen beheer onder andere door haar ontworpen kasten onder de naam “Karat”. 2.2 [gedaagde 1] is een fabrikant van meubelen als ook een meubelgroothandel. [gedaagde 2] is zelfstandig ontwerpster. De door [gedaagde 2] ontworpen kasten onder de naam “Innova” worden door [gedaagde 1] op de markt gebracht. [gedaagde 1] is lid van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten; [gedaagde 2] is dit niet. 2.3 Tussen [gedaagde 1] (als klaagster) en [eiseres] (als verweerster) is eind 2006/begin 2007 een procedure gevoerd voor de Kommissie inzake Modellenbescherming in de Meubelbranche (hierna: “de Kommissie”). In de verhouding [gedaagde 1] en [eiseres] is van toepassing het Reglement der Kommissie inzake Modellenbescherming in de Meubelbranche, vastgesteld door de Centrale Bond van Meubelfabrikanten en de Centrale Branchevereniging Wonen (hierna: “het Reglement”). In het Reglement staat, indien en voor zover thans van belang, het volgende bepaald: “Artikel 1: Instelling der Kommissie De Centrale Bond van Meubelfabrikanten en de rechtsvoorganger van de Centrale Branchevereniging Wonen - hebben in 1979 ingesteld: de Kommissie inzake Modellenbescherming in de Meubelbranche, hierna te noemen: “de Kommissie”. Artikel 2: Taak der Kommissie 1. Aan de Kommissie is opgedragen het geven van bindend advies inzake aan haar voorgelegde geschillen betreffende nabootsing van modellen, in de ruimste zin des woords, tussen: a) leden en/of deelnemers van de in artikel 1 genoemde organisaties; b) en/of degenen die middels de reglementen van enig beursorganiserend orgaan, gebonden zijn aan de uitspraken van de Kommissie; c) alsmede tussen degenen die onder a) of b) van dit lid zijn genoemd, in de hoedanigheid van klager en zij die niet tot de onder a) of b) van dit lid genoemde categorieën behoren, voorzover deze laatsten zich bereid hebben verklaard zich te onderwerpen aan het advies van de Kommissie. 2. (…) 3. De Kommissie geeft haar oordeel rekening houdend met het recht en met de normen die in de Nederlandse meubelbranche ten aanzien van de bescherming van modellen gelden. (….) Artikel 4: Samenstelling der Kommissie 1. De Centrale Bond van Meubelfabrikanten en de Centrale Branchevereniging Wonen benoemen elk tenminste vier leden der Kommissie. (…) 4. (…) een secretaris der Kommissie, die geen lid is van de Kommissie. Artikel 5: Aanwijzing van adviseurs voor de behandeling van een geschil Ter behandeling van een geschil wijst de voorzitter twee leden der Kommissie aan, die tezamen met hem of met de plaatsvervangend voorzitter een bindend advies vaststellen. (…) Artikel 7: Behandeling voor de Kommissie 1. De behandeling voor de Kommissie geschiedt mondeling en niet in het openbaar. Alle leden der Kommissie, alsmede de secretaris, zijn tot geheimhouding verplicht. (…) (….) Artikel 9: Het bindend advies 1. De Kommissie geeft haar bindend advies met gewone meerderheid van stemmen. (…) Artikel 10: Beroep De uitspraken van de Kommissie binden partijen, met dien verstande dat de verplichting tot eerbiediging en naleving wordt opgeschort, indien de Kommissie een besluit neemt overeenkomstig artikel 9, lid 4 sub b, c en of d van haar reglement en degene tegen wie dit besluit is gericht binnen twee weken na dagtekening van de brief waarbij de uitspraak hem werd toegezonden, een geschil aanhangig maakt bij de bevoegde burgerlijke rechter. Een gerechtelijke uitspraak in kracht van gewijsde treedt in de plaats van een uitspraak van de Kommissie inzake Modellen-bescherming in de Meubelbranche.” 2.4 Bij het klaagschrift van [gedaagde 1] d.d. 21 november 2006 is een schriftelijk stuk gevoegd, gedateerd 17 november 2006, waarin het volgende staat vermeld: “ (…) [gedaagde 2], verleent hierbij aan (…) [gedaagde 1] (…) last en volmacht om opgemelde natuurlijke persoon te vertegenwoordigen voor de Kommissie (…) terzake de behandeling van het door haar ingediende bezwaarschrift van 17 november 2006, zulks in de ruimste zins des woords en met het recht van substitutie.” 2.5 Op 8 januari 2007 heeft de mondelinge behandeling bij de Kommissie plaatsgevonden. 2.6 In het bindend advies d.d. 8 januari 2007 van de Kommissie (hierna: “het bindend advies”) staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld: “ BINDEND ADVIES d.d. 8 januari 2007 van de Kommissie inzake Modellenbescherming in de Meubelbranche, bestaande uit [persoon 1], [persoon 2] (afwezig), [persoon 3] (voorzitter), (…) Aan de zijde van het secretariaat zijn aanwezig: [persoon 4] en [persoon 5]. Ter zitting toonde klaagster (Nb. [gedaagde 1], opm. rb): - dressoir DS.226 uit haar Innovalijn; - podiumkast PO.226 uit haar Innovalijn. Klaagster heeft de modellen uit de Innovalijn in 2004 op de markt gebracht. Ter zitting toonde verweerster (Nb. [eiseres], opm. rb): - dressoir KA-D242 uit haar Karatcollectie; - podiumkast KA-C242 uit haar Karatcollectie. Beide modellen zijn na 2004 door verweerster op de markt gebracht. De Kommissie, kennis genomen hebbende van (…..) heeft, na de in het geding zijnde modellen in ogenschouw te hebben genomen, overwogen: (….) stelt op grond van de voorgaande overwegingen bij wijze van bindend advies vast: - dat de eis van klaagster dient te worden toegewezen aangezien aan de modellen uit de Innovalijn auteursrechtelijke bescherming toekomt en verweerster inbreuk maakt op dit recht door modellen in het verkeer te brengen die gelijk dan wel nagenoeg gelijk zijn aan de modellen van klaagster; - (…)” 2.7 Bij brief van 12 januari 2007 van de raadsman van [eiseres] aan [gedaagde 1] heeft [eiseres] op de voet van artikel 5 en 7 van het Reglement en de algemeen geldende regels van goede procesorde gesteld dat het bindend advies nietig is, althans vernietigbaar en voor laatstgenoemd geval een beroep gedaan op de vernietigbaarheid. 2.8 In een brief d.d. 22 januari 2007 van een secretaris van de Kommissie, [persoon 5], aan [persoon 6] (zijdens [gedaagde 1]) staat het volgende vermeld: “In vervolg op ons telefoongesprek van afgelopen vrijdag bevestig ik u, dat het secretariaat van de Kommissie (…) van mening is dat er in de zaak van [gedaagde 1] (…) tegen [eiseres] (…) geen sprake is van een formeel gebrek doordat er geen drie maar twee arbiters bij de hoorzitting aanwezig waren. In artikel 5 van het reglement valt te lezen dat ter behandeling van een geschil de voorzitter twee leden der Kommissie aanwijst, die tezamen met hem of met de plaatsvervangend voorzitter een bindend advies vaststellen. De voorzitter was [persoon 3] en de twee aangewezen leden waren [persoon 1] en [persoon 2]. In het reglement is nergens een bepaling opgenomen, dat geen bindend advies kan worden uitgebracht indien niet alle drie arbiters bij de hoorzitting aanwezig zijn geweest. De twee wel aanwezigen arbiters waren overigens unaniem in hun oordeel.” 2.9 In een brief d.d. 29 mei 2007 van [persoon 5] namens de Kommissie aan [eiseres] staat het volgende vermeld: “Langs deze weg bericht ik u, op uw verzoek, dat [persoon 2], die samen met [persoon 1] en [persoon 3] was aangezocht om een bindend advies vast te stellen in de kwestie Van [gedaagde 1]/[eiseres] niet aanwezig was bij de hoorzitting. De wel aanwezige twee Commissieleden hebben na afloop van de hoorzitting mondeling een beslissing genomen. Door het secretariaat is vervolgens - in concept - een schriftelijk bindend advies geformuleerd, dat daarna ter beoordeling is voorgelegd aan alle drie de aangezochte commissieleden met het verzoek om binnen een bepaald tijdsbestek te reageren indien het concept naar hun mening diende te worden aangepast. [persoon 2] heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens is het bindend advies definitief vastgesteld, middels ondertekening door de voorzitter en de secretaris. (…)”. 3 Het geschil in conventie 3.1 De vorderingen luiden, verkort weergegeven, om bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 1. primair: te verklaren voor recht dat het bindend advies nietig althans vernietigd is; subsidiair: het bindend advies te vernietigen; 2. te verklaren voor recht dat aan [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] geen beroep toekomt op het bindend advies; 3. te verklaren voor recht dat [eiseres] middels de door haar ontworpen kasten in de Karat lijn geen auteursrechtelijke inbreuk maakt op de modellen uit de Innova lijn van [gedaagde 1] c.q. [gedaagde 2]; 4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2], des de een betalende de ander bevrijdende, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen de kosten van dit geding binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening. 3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven - aan de vorderingen de volgende stellingen ten grondslag gelegd. 3.2.1 Het bindend advies is nietig. De Kommissie heeft de klacht, in strijd met het bepaalde in de artikelen 5, 7 lid 1 en 9 lid 1 van het Reglement en het algemeen beginsel van behoorlijke procesorde, niet met het vereiste van drie leden mondeling behandeld en beslist. 3.2.2 Voor zover het bindend advies niet nietig is, is het op grond van artikel 7:904 BW vernietigbaar, omdat zowel wegens de wijze waarop het advies tot stand is gekomen als wegens de inhoud ervan het in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn [eiseres] daaraan gebonden te achten. 3.2.3 [gedaagde 2] noch [gedaagde 1] komt een beroep toe op het bindend advies. [gedaagde 2] komt geen beroep toe op het bindend advies, omdat zij niet is opgetreden als klaagster en [gedaagde 1] ook niet voor haar. Voor zover [gedaagde 2] wel als klaagster is aan te merken had de Kommissie haar niet-ontvankelijk moeten verklaren, omdat zij in strijd met artikel 6 lid 3 van het Reglement niet eerst heeft getracht het geschil in der minne op te lossen. [gedaagde 1] komt geen beroep toe op het bindend advies, nu zij op eigen titel heeft geklaagd en geen auteursrechthebbende is. 3.2.4 Ook voor zover het bindend advies niet nietig is, dient de rechtbank - gelet op het bepaalde in artikel 10 van het Reglement - de onderhavige zaak in volle omvang te toetsen. 3.2.5 De Innova kasten zijn niet auteursrechtelijk beschermd. Deze kasten ontberen geheel en/of gedeeltelijk bezien een oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker, zodat geen sprake is van een werk in de zin van artikel 1 juncto artikel 10 van de Auteurswet. 3.2.6 [eiseres] maakt met de door haar ontworpen Karat kasten geen inbreuk op enig op de Innova kasten rustend auteursrecht. 3.3 [gedaagden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Dit verweer zal hierna - voor zover van belang - onder 5 worden weergegeven en besproken. 4 Het geschil in reconventie 4.1 De gewijzigde vorderingen luiden om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. [eiseres] te verbieden om met onmiddellijke ingang inbreuk te maken op het auteursrecht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en de Karat meubelen die identiek of in overwegende mate gelijkend zijn op de meubelmodellen van de Innova lijn van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] openbaar te maken en/of te verveelvoudigen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere overtreding, met een maximum van € 250.000,--; 2. [eiseres] te bevelen binnen dertig dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan de raadsman van [gedaagden] een schriftelijke, door een registeraccountant geverifieerde en gecertificeerde, door alle daarop betrekking hebbende bescheiden gestaafde opgave van: a. de leveranciers, makers, producenten en distributeurs van wie [eiseres] de inbreukmakende Karat meubelen heeft verkregen, onder vermelding van de desbetreffende adressen, telefoon- en telefaxnummers; b. de aan [eiseres] geleverde aantallen, prijzen en leverdata van de inbreukmakende artikelen, per artikel gerangschikt per leverancier, maker, producent of distributeur van de meubels; c. de aantallen zelf door [eiseres] vervaardigde inbreukmakende artikelen; d. de afnemers, alsmede de verkochte aantallen, nummers, prijzen, leverdata en afleveradressen van elk van de inbreukmakende artikelen, zulks gerangschikt per afnemer; e. de bij [eiseres] aanwezige voorraad van de inbreukmakende artikelen, onder vermelding van de locatie waar de artikelen zich bevinden; f. de met de inbreukmakende artikelen behaalde omzet en winst, per artikel uitgesplitst, met de verschillende ter berekening van de winst op de omzet in mindering gebrachte kostenposten, voorzien van duidelijke en gedetailleerde schriftelijke bewijsstukken, waarbij bij de berekening van de winst alleen kosten in mindering mogen worden gebracht die direct toe te rekenen zijn aan de desbetreffende artikelen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke overtreding en voor elke dag dat deze overtreding voortduurt, tot een maximum van € 250.000,--; 3. [eiseres] te veroordelen om binnen dertig dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de gehele voorraad inbreukmakende zaken op kosten van [eiseres] en op een door [gedaagde 1] aan te geven wijze te verzenden naar één of meer door [gedaagde 1] aan te geven adressen, dan wel naar keuze van [gedaagde 1], de artikelen op kosten van [eiseres], te doen vernietigen onder toezicht van een deurwaarder die van die vernietiging uiterlijk na veertig dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis verslag dient te doen aan [gedaagde 1], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,--, met een maximum van € 100.000,--; 4. [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 20.000,-- aan [gedaagde 1] ten titel van voorschot op schadevergoeding en/of een winstafdracht; 5. [eiseres] te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die [gedaagde 1] heeft gemaakt te bepalen op € 17.613,10, zulks te vermeerderen met redelijke kosten van na 1 september 2007, althans te bepalen op een door de rechtbank redelijk geacht bedrag. 4.2 Aan deze vorderingen heeft [gedaagden] primair ten grondslag gelegd dat het bindend advies partijen tot overeenkomst strekt en dat [eiseres] met het (blijven) vervaardigen en in het verkeer brengen van de Karat kasten toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van die overeenkomst. Subsidiair heeft [gedaagden] aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiseres] met voormelde handelwijze inbreuk maakt op het auteursrecht van [gedaagde 2] c.q. het licentierecht van [gedaagde 1]. [eiseres] handelt onrechtmatig jegens [gedaagden] De billijkheid verzet zich voorts niet tegen het vorderen van de redelijke en evenredige gerechtskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, aldus [gedaagden] 4.3 [eiseres] heeft gemotiveerd verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden], met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], des de een betalende de ander bevrijdende, in de kosten van het geding. 4.4 [eiseres] heeft daartoe in aanvulling op haar stellingen als ten grondslag gelegd aan haar eis in conventie nog aangevoerd dat de Innova kasten (nagenoeg) gelijk zijn aan de reeds in 1999 en dus eerder dan de Innova kasten op de markt gebrachte kasten van de meubellijn Fino van Kettnaker (en ook overigens aan andere ‘oudere’ kastmodellen). Van een eigen oorspronkelijk werk aan de zijde van [gedaagden] is geen sprake, althans de beschermingsomvang van het beweerdelijk daarop rustende auteursrecht is zeer gering. Aan dit - in de bindend adviesprocedure tijdig door [eiseres] naar voren gebrachte - gegeven heeft de Kommissie op geen enkele wijze aandacht besteed. 5 De beoordeling in conventie 5.1 De kern van het tussen partijen bestaande geschil in conventie betreft de vraag of het bindend advies in stand kan blijven dan wel (ver)nietig(baar) is. Daarbij verschillen partijen van mening over de vraag op welke wijze de rechtbank het bindend advies dient te toetsen, marginaal of integraal. 5.2 De rechtbank stelt voorop dat het bindend advies gekwalificeerd moet worden als een vaststellingsovereenkomst waarop de bepalingen van boek 7 titel 15 BW van toepassing zijn. Op grond van artikel 7:904 lid 1 BW geldt dat de beslissing van een partij of van een derde slechts dan vernietigbaar is, indien gebondenheid aan die beslissing in verband met de inhoud of de wijze van de totstandkoming ervan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Of een gebrek in de totstandkomingsfase gebondenheid aan de beslissing onaanvaardbaar maakt, wordt marginaal getoetst. Op grond van de heersende jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat alleen ernstige gebreken in de beslissing gebondenheid eraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken, waarbij mede van belang is of en in hoeverre de wederpartij door dat gebrek (financieel of ander) nadeel heeft geleden. Een beroep op schending van de fundamentele rechtsbeginselen van procesrecht dient in beginsel te worden gehonoreerd. Naar inhoud is de beslissing slechts dan aantastbaar indien de beslissende persoon/personen, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in redelijk niet tot de beslissing heeft/hebben kunnen komen. Ook deze toets is marginaal. Indien het bindend advies wordt vernietigd en daarmee een (geldige) beslissing is komen te ontbreken, kan de rechter op de voet van artikel 7:904 lid 2 BW een beslissing geven na integrale toetsing van het geschil. Wel is het zo dat indien het bindend advies (uitsluitend) in verband met de wijze van totstandkoming vernietigbaar is, maar de inhoud daarvan in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid is, de rechter die beslissing - na een meer dan marginale toets - naar de inhoud tot de zijne kan maken. 5.3 De meest verstrekkende stelling van [eiseres] luidt dat de rechtbank bevoegd is het in de procedure voor de Kommissie voorgelegde en besloten auteursrechtelijke geschil integraal te toetsen, ook wanneer zij het bindend advies na een toetsing krachtens het bepaalde in artikel 7:904 BW in stand zou laten. Deze stelling komt erop neer dat partijen bedoeld hebben van het hiervoor onder 5.2 beschreven wettelijk stelsel af te wijken. Een argument daarvoor is volgens [eiseres] gelegen in artikel 10 van het Reglement en meer in het bijzonder in de zinsneden “(…) de verplichting tot eerbiediging en naleving wordt opgeschort, indien (…) degene tegen wie dit besluit is gericht (…) een geschil aanhangig maakt bij de bevoegde burgerlijke rechter (…). Een gerechtelijke uitspraak in kracht van gewijsde treedt in de plaats van een uitspraak van de Kommissie (…)”. Deze stelling wordt verworpen. Uit de bewoordingen van artikel 10 van het Reglement kan niet worden afgeleid dat partijen hebben bedoeld om in afwijking van artikel 7:904 lid 1 BW steeds een integrale toetsing door de rechter open te houden. Met het regelen van de rechtsgevolgen van het ter toetsing voorleggen aan de rechter wordt niets gezegd over de omvang van deze toetsing, terwijl de laatste zin van artikel 10 juist aansluit bij het bepaalde in artikel 7:904 lid 2 BW. De rechtbank is dan ook eerst dan tot integrale toetsing bevoegd, indien de rechtbank na een marginale toetsing als bedoeld in artikel 7:904 lid 1 BW tot het oordeel komt dat het bindend advies moet worden vernietigd. 5.4 De rechtbank begrijpt de stelling van [eiseres] inhoudende dat het bindend advies nietig is, omdat de Kommissie - kort gezegd - de klacht in strijd met het Reglement en het algemeen beginsel van behoorlijke procesorde heeft behandeld en beslist aldus dat [eiseres], gelet op de door haar in dat verband aangevoerde gronden die zien op de wijze van totstandkoming van het bindend advies en het feit dat gesteld noch gebleken is dat het advies overigens in strijd komt met de openbare orde of de goede zeden, heeft bedoeld ook met betrekking hiertoe (uitsluitend) een beroep te doen op de vernietigbaarheid van dat advies op grond van artikel 7:904 lid 1 BW. 5.5 [eiseres] heeft in dit verband allereerst aangevoerd dat de fundamentele rechtsbeginselen van procesrecht zijn geschonden bij de totstandkoming van het bindend advies, gelet op de samenstelling van de Kommissie en in het verlengde daarvan de wijze van besluitvorming door de Kommissie. Dit beroep slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. 5.5.1 Blijkens artikel 5 van het Reglement dient de voorzitter twee leden van de Kommissie aan te wijzen (waartoe niet behoort de secretaris, artikel 4 lid 4 van het Reglement) die tezamen met hem een bindend advies vaststellen. De behandeling voor de Kommissie dient mondeling te geschieden (artikel 7 lid 1 van het Reglement). Uit artikel 9 lid 1 van het Reglement vloeit vervolgens voort dat de Kommissie haar bindend advies met gewone meerderheid van stemmen dient te geven. Op grond van de inhoud van deze bepalingen kan geconcludeerd worden dat overeenkomstig het Reglement in elk geval vereist is dat de uit drie leden bestaande Kommissie in voltallige samenstelling met gewone meerderheid van stemmen dient te beslissen. 5.5.2 Uit (met name) de hiervoor onder 2.9 geciteerde brief van 29 mei 2007 van de Kommissie blijkt dat de Kommissie ter zitting van 8 januari 2007 niet voltallig aanwezig was en na afloop van de hoorzitting slechts door twee leden van de Kommissie (mondeling) een beslissing is genomen. Voor [eiseres] is, naar zij stelt, niet duidelijk geweest dat de ter zitting aanwezigen, behoudens [persoon 3] en [persoon 1], geen leden van de Kommissie waren. Kennelijk is ter zitting ook door of namens (leden van) de Kommissie niet gevraagd of partijen met de aanwezige samenstelling van de Kommissie akkoord gingen. Vervolgens is na de hoorzitting door het secretariaat - in concept - een schriftelijk bindend advies geformuleerd dat ter beoordeling is voorgelegd aan de drie leden van de Kommissie met het verzoek om binnen een bepaald tijdsbestek te reageren. Uit voornoemde brief blijkt dat het ter zitting afwezige derde lid [persoon 2] dit niet heeft gedaan. Vervolgens is het bindend advies nog diezelfde dag definitief vastgesteld door ondertekening daarvan door de voorzitter en de secretaris. Dat op enig moment tijdens deze procedure nog contact is geweest met [persoon 2] over de inhoud van het op te stellen bindend advies is gesteld noch gebleken. 5.5.3 Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken kan worden geconcludeerd dat besluitvorming heeft plaatsgevonden zonder enige betrokkenheid van het derde lid van de Kommissie, [persoon 2]. Daardoor is niet voldaan aan het vereiste als opgenomen in artikel 5 van het Reglement. Dat in deze bepaling of elders in het Reglement niet expliciet is bepaald dat geen bindend advies kan worden uitgebracht wanneer niet alle leden van de Kommissie bij de hoorzitting aanwezig zijn, kan daaraan niet afdoen. Bovendien impliceert het enkele feit dat de twee wel aanwezige leden unaniem in hun beslissing waren, nog niet - zoals [gedaagden] kennelijk meent - dat hoe dan ook aan het meerderheidsvereiste is dan wel zou zijn voldaan. Het proces van beslissen met drie mensen verloopt nu eenmaal anders dan met twee, zodat niet uitgesloten kan worden dat dit tot een andere meerderheid en uitkomst had geleid. Mede gelet hierop moeten de reglementaire bepalingen omtrent de samenstelling van de Kommissie worden beschouwd als fundamentele waarborgen voor partijen met betrekking tot de wijze van beslissen, waarvan het niet naleven in het nadeel van de ene of de andere partij geacht kan worden te zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een dermate ernstig formeel gebrek in de totstandkoming van het bindend advies dat reeds hierom dit advies op de voet van artikel 7:904 lid 1 BW voor vernietiging in aanmerking komt. Hetgeen partijen overigens op dit punt nog hebben aangevoerd kan dan ook buiten bespreking blijven. 5.6 Op grond van het voorafgaande, in samenhang met artikel 3:50 BW, zal de vordering tot verklaring voor recht als hiervoor opgenomen onder 3.1 sub 1 bij eindvonnis worden toegewezen in die zin dat de rechtbank bij wege van verklaring voor recht zal bepalen dat het bindend advies bij schrijven van 12 januari 2007 van [eiseres] aan [gedaagde 1] is vernietigd. 5.7 Nu het bindend advies voor vernietiging op de voet van artikel 7:904 lid 1 BW in aanmerking komt, kan de rechtbank de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een beroep toekomt op het bindend advies bij gebrek aan belang aan de zijde van [eiseres] (eveneens) onbesproken laten. De op dat punt gevorderde verklaring voor recht zal bij eindvonnis worden afgewezen. in reconventie 5.8 [gedaagden] heeft bij akte d.d. 10 oktober 2007 (de grondslagen van) haar eis in reconventie gewijzigd. [eiseres] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Aan dit bezwaar gaat de rechtbank voorbij, nu zij de wijziging van (de grondslagen van) de eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde acht. Immers, [eiseres] heeft in voldoende mate kunnen reageren op de eiswijziging en dit ook daadwerkelijk gedaan. in conventie en in reconventie voorts 5.9 Nu in conventie is geoordeeld dat het bindend advies op grond van artikel 7:904 lid 1 BW vernietigbaar is in verband met de wijze van totstandkoming, is een geldige beslissing tussen partijen - althans tussen [eiseres] en [gedaagde 1] - komen te ontbreken. Zoals hiervoor onder 5.2 reeds is overwogen, staat dit er niet aan in de weg dat de rechtbank, een beslissing gevend in het kader van artikel 7:904 lid 2 BW, het bindend advies overneemt wanneer dit ondanks de formele gebreken die daaraan kleven, naar de inhoud in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden geacht. De rechtbank ziet geen reden om in het onderhavige geval het bindend advies over te nemen gelet op het navolgende. Door [eiseres] is opgeworpen dat sinds de bindend adviesprocedure sprake is van een nieuw feit. Zij heeft in dat verband gesteld en met stukken onderbouwd dat de Innova kasten (nagenoeg) gelijk zijn aan de reeds in 1999 en dus eerder dan de Innova kasten op de markt gebrachte kasten van de meubellijn Fino van Kettnaker. Van een eigen oorspronkelijk werk aan de zijde van [gedaagden] is volgens [eiseres] dan ook geen sprake, althans de beschermingsomvang van het beweerdelijk daarop rustende auteursrecht is zeer gering. [gedaagden] heeft dit betwist. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat nergens uit blijkt dat de thans in het geding gebrachte foto van een dressoir van Kettnaker een reeds in 1999 op de markt gebracht model van de Fino meubellijn van Kettnaker betreft; zij heeft dit ten stelligste ontkend. De hiervoor kort weergegeven standpunten van partijen en - in onderlinge samenhang bezien - de inhoud van de op dit punt door [eiseres] overgelegde producties (producties 6 en 8), waarover de Kommissie destijds kennelijk niet beschikte, doen bij de rechtbank vragen rijzen over de (omvang van de) auteursrechtelijke bescherming van de Innova kasten en de mate van inbreuk daarop door [eiseres]. Daarom zal een comparitie van partijen worden bevolen ter nadere uitlating daarover door partijen, alsmede om te bezien of partijen het op een of meerdere punten eens kunnen worden. [eiseres] wordt verzocht voorafgaand daaraan schriftelijke bescheiden in het geding te brengen waaruit blijkt dat de in het geding gebrachte foto van een dressoir van Kettnaker een reeds in 1999 op de markt gebracht model van de Fino meubellijn betreft. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld ter zitting desgewenst modellen van de litigieuze modellen te tonen. 6 De beslissing De rechtbank, in conventie en in reconventie beveelt partijen, deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en tot het treffen van een schikking bevoegd is, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. G.J. Heevel, op woensdag 29 april 2009 van 10.00 tot 12.00 uur teneinde zich nader uit te laten over de (omvang van de) auteursrechtelijke bescherming van de Innova kasten en de mate van inbreuk daarop door [eiseres], alsmede om te bezien of zij het op een of meerdere punten eens kunnen worden; indien een partij verhinderd is op de hierboven vermelde datum, dient deze dat binnen twee weken na uitspraak van dit vonnis bij brief te melden aan de griffie van de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en daarbij opgave te doen van de verhinderdata van beide partijen voor de maanden mei en juni 2009; beveelt dat alle bescheiden waarop een partij zich in deze procedure nog wenst te beroepen en die nog niet zijn overgelegd door deze partij uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechter (sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) en aan de wederpartij dienen te worden toegezonden; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel. Uitgesproken in het openbaar. 1734/1515