
Jurisprudentie
BI2839
Datum uitspraak2009-04-29
Datum gepubliceerd2009-05-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4896 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4896 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Recht heeft op ziekengeld ter hoogte van 70% van het dagloon. Recht op 100% van het dagloon omdat appellante als gevolg van de bevalling nog steeds last heeft van een postnatale depressie? Gezien beschikbare medische informatie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat van een specifieke postnatale depressie geen sprake is en dat de psychische klachten vooral hun oorzaak vinden in diverse ‘life-events’ in combinatie met een aantal persoonlijkheidskenmerken.
Uitspraak
07/4896 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2007, 06/2401 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2009. Voor appellante is verschenen mr. G.P. Dayala, kantoorgenoot van mr. Mohamed Hoesein. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Bij besluit van 21 november 2005 heeft het Uwv bepaald dat appellante over de periode van 1 april 2005 tot 11 augustus 2005 recht heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) ter hoogte van 100% van het dagloon en dat zij vanaf 11 augustus 2005 recht heeft op ziekengeld ter hoogte van 70% van het dagloon.
1.3. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt en zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij vanaf 11 augustus 2005 recht heeft op ziekengeld ter hoogte van 100% van het dagloon omdat zij als gevolg van de bevalling nog steeds last heeft van een postnatale depressie.
1.4. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 november 2005, na een heroverweging van de bezwaarverzekeringsarts, bij besluit van 11 april 2006 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat nu het Uwv niet in staat is gebleken om de precieze oorzaak van de depressie vast te stellen, de zwangerschap als hoofdoorzaak van de depressie dient te worden aangemerkt. Ter onderbouwing heeft appellante en verklaring van de psychiater W.H. Lionarons van 19 december 2008 overgelegd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft de vrouwelijke verzekerde, nadat het recht op uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg is geëindigd, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, indien zij aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.
4.3. De Raad ziet op grond van de omtrent appellante beschikbare medische informatie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts J. van der Leij, dat van een specifieke postnatale depressie geen sprake is en dat de psychische klachten vooral hun oorzaak vinden in diverse ‘life-events’ in combinatie met een aantal persoonlijkheidskenmerken. Daarbij tekent de Raad aan dat Van der Leij zijn oordeel mede heeft gebaseerd op de informatie van de psychiater R. Holleboom van 20 februari 2006 en 3 april 2006, waaruit blijkt dat sprake is van een matige depressie, waartoe in de aanloop naar deze klachten verschillende factoren, zoals problemen met het werk, ontslag, relatieproblemen en de geboorte van een kind, de aanleiding hebben gegeven. Voorts acht de Raad de conclusie van bezwaarverzekeringsarts E. van Bottenburg-Kolman, die appellante met toestemming van de Raad op 7 maart 2008 nader heeft onderzocht, dat de depressie niet, zoals de criteria in DSM IV aangeven, binnen vier weken na de bevalling is ontstaan, voldoende onderbouwd. Hieruit volgt dat de zwangerschap en/of de daaropvolgende bevalling niet als hoofdoorzaak kan worden aangenomen, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
4.4. Gelet op het vorenstaande is de Raad van oordeel dat het Uwv op juiste gronden heeft bepaald dat appellante met ingang van 11 augustus 2005 recht heeft op een uitkering ingevolge de ZW ter hoogte van 70% van het dagloon.
5. Hetgeen onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009.