
Jurisprudentie
BI2854
Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-05-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers08/2211
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers08/2211
Statusgepubliceerd
Indicatie
Last onder dwangsom wegens overtreding voorschriften van de vergunning voor de niet-landelijke commerciële radio-omroep, omdat minder dan 50% van het gesproken woord Nederlands is.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/2211 TELEC-T1
Uitspraak in het geding tussen
[naam], gevestigd te Almere, eiseres,
gemachtigde [naam],
en
de staatssecretaris van Economische Zaken (Agentschap Telecom), verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 15 april 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 februari 2008 (hierna: het primaire besluit) ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2009.
2 Overwegingen
Eiseres heeft in 2003 als niet-landelijke commerciële radio-omroep bij de verdeling van frequenties voor radio-omroep kavel [nummer] (regio [plaats]) verworven. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de bij de aan eiseres verleende vergunning behorende voorschriften en beperkingen is eiseres verplicht de aan haar verleende vergunning te gebruiken voor het uitzenden van een radioprogramma voor niet-landelijke commerciële radio-omroep dat, voor zover het de gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.
Het Commissariaat voor de Media heeft op 22 en 23 maart 2007 de uitzendingen van eiseres gecontroleerd en op 30 augustus 2007 gerapporteerd dat op 22 maart 2007 tussen 07.00 en 19.00 uur 53,6 procent van het gesproken woord Nederlands is en dat op 23 maart 2007 dat percentage 25,7 is. Op grond van dit rapport heeft verweerder op 18 oktober 2007 zelf een rapport opgemaakt, waarin is geconstateerd dat op 23 maart 2007 sprake was van overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de vergunningvoorschriften.
In verband met deze overtreding heeft verweerder bij het primaire besluit eiseres een last onder dwangsom opgelegd om de overtreding ongedaan te maken dan wel om herhaling te voorkomen. Daarbij heeft hij de hoogte van de dwangsom bepaald op € 12.500 per overtreding met een maximum van € 50.000 en een looptijd van maximaal twee jaar. Het door eiseres hiertegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiseres voert in beroep aan dat er geen rekening is gehouden met de unieke positie van haar radio-omroep [naam], die zich richt op de Hindoestaanse radioconsument, dat de in het voorschrift gestelde 50%-norm haar in haar functioneren beperkt, dat zij haar programma’s heeft aangepast en nu aan deze norm voldoet, dat er in de uitzendingen veel Sarnami wordt gesproken waarin veel Nederlands zit en dat dit Nederlands meegerekend moet worden, dat onduidelijk is wat de achterliggende gedachte is van de 50%-norm en waarom deze norm niet gewijzigd kan worden.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de in de vergunningvoorwaarden opgenomen 50%-norm heeft overtreden. Het standpunt van eiseres dat een deel van het gesproken Sarnami als Nederlands gesproken woord meegeteld moet worden, zodat aan de norm van 50% gesproken Nederlands voldaan wordt, deelt de rechtbank niet. Het gaat immers om afzonderlijke talen.
Nu een overtreding is vastgesteld, is verweerder bevoegd om handhavend op te treden. In dat geval zal, gelet op het algemene belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts indien handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, behoort van optreden te worden afgezien.
De rechtbank overweegt dat de 50%-norm in de vergunningvoorschriften is opgenomen vanwege het bepaalde in de artikelen 21 en 22 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 (hierna: de Regeling). Hierin is bepaald dat de aanvrager voor niet-landelijke commerciële radio-omroep een door hem ondertekende verklaring moet overleggen waaruit blijkt dat de vergunning zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50% in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd. Als aan deze eis niet wordt voldaan, dan moet de aanvraag voor de kavel worden afgewezen. In de toelichting bij deze artikelen is opgenomen dat deze eis als voorwaarde in de vergunning moet worden opgenomen. Verder is in deze toelichting opgenomen dat de achtergrond van deze eis is het waarborgen van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen. Deze eis vindt zijn grondslag in artikel 6, derde lid, van het Frequentiebesluit en heeft betrekking op het belang van voldoende zorg voor het programma.
Gelet hierop, alsmede gelet op hetgeen verweerder in zijn verweerschrift en ter zitting naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat handhavend optreden tegen overtreding van de 50%-norm evenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De rechtbank merkt daarbij op dat eiseres het opnemen van de 50%-norm in de vergunningvoorschriften thans niet aan de orde kan stellen. Eiseres wist destijds bij het aanvragen van de vergunning dat dit voorschrift aan de vergunning zou worden verbonden. Zij heeft er toen vanaf gezien om dit vergunningvoorschrift ter discussie te stellen. Wat de redenen hiervan ook zij, in het kader van het in deze procedure ter beoordeling voorliggende handhavingsbesluit kan het bestaan van dit vergunningvoorschrift niet ter discussie worden gesteld.
Uit het voorgaande volgt dat verweerders besluit in stand kan blijven. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, voorzitter, en mr. A. Verweij en mr. J. Luijendijk, leden, in tegenwoordigheid van M.B. van Zantvoort, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 1 april 2009.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: