Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2860

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-05-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/6518
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser wordt aansprakelijk gehouden voor de motorrijtuigenbelasting. De auto is in beslag genomen in verband met een openstaande boete. Het kenteken is eveneens ingenomen. Eiser had zelf invloed op de lengte van de termijn van de inbeslagname door het wel of niet betalen van de boete. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/6518 Uitspraakdatum: 10 april 2009 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], wonende te [Z], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/[te P] verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 4 augustus 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009 te 's-Gravenhage. Namens verweerder is verschenen [A]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 februari 2009 aan het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT post is gebleken dat de brief op 12 februari 2009 is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. 1 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. 2 Gronden 2.1. Blijkens kentekenregistratie was eiser van 31 december 2007 tot en met 4 juni 2008 houder van het motorrijtuig, merk [merk], met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Datum van het kentekenbewijs deel I is 19 oktober 1995. 2.2. Ingevolge artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) wordt de belasting voor een personenauto geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Artikel 7 van de Wet MRB bepaalt dat een motorrijtuig wordt gehouden door degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer. De inspecteur kan, ingevolge artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de te weinig geheven belasting naheffen indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is voldaan. 2.3. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 4 juli 2008 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak 19 april 2008 tot en met 3 juni 2008 ten bedrage van € 97 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van deze naheffingsaanslag heeft verweerder eiser bij beschikking een verzuimboete van € 97 opgelegd. 2.4. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de naheffingsaanslag terecht aan eiser heeft opgelegd. 2.5. Eiser stelt dat hij ten onrechte aansprakelijk wordt gehouden voor de motorrijtuigenbelasting aangezien hij op 18 april 2008 geen eigenaar meer was van de auto. Op 18 april 2008 heeft de politie Zuid-Holland de auto in beslag genomen in verband met een openstaande boete uit 2005 ten bedrage van € 56,25. Tevens is daarbij het kenteken ingenomen. Eiser heeft geen vrijwaringsbewijs ontvangen. De auto is op 5 juni 2008 door de politie verkocht of vernietigd. De rechtbank begrijpt eisers stelling aldus dat hij daarmee een beroep doet op ontheffing van motorrijtuigenbelasting op grond van het besluit van de staatssecretaris van 4 juli 2007, nr. CPP2007/1107M, Stcrt. nr. 133. 2.6. Voor het standpunt van verweerder wordt verwezen naar de gedingstukken. 2.7. Vaststaat dat de auto bij aanvang van het tijdvak in het kentekenregister op naam van eiser was gesteld en dat hij de voor het tijdvak verschuldigde belasting niet op de uiterste betaaldatum heeft voldaan. Voor een geslaagd beroep op het voormelde besluit, is ingevolge Onderdeel 8, 'Einde Beschikkingsmacht', onder meer van belang dat eiser zelf geen invloed heeft op de lengte van de termijn van inbeslagname. De rechtbank acht niet voldaan aan deze voorwaarde nu vaststaat dat de inbeslagname verband hield met het niet betalen door eiser van een aan hem opgelegde boete. Mitsdien is het beroep in zoverre ongegrond. 2.8. Met betrekking tot de verzuimboete overweegt de rechtbank dat verweerder de boete op de juiste wijze heeft vastgesteld. Op grond van paragraaf 33, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 wordt bij een vierde en volgend verzuim een boete van € 113 opgelegd. Het bedrag van de boete bedraagt echter nooit meer dan de niet (tijdig) betaalde belasting. Op verweerder rust de last om te bewijzen dat sprake is van een (vierde) verzuim. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. Nu sprake is van een vierde verzuim is terecht een verzuimboete van € 97 opgelegd. 2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. 2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.P. Wismeijer. Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.