Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2861

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-05-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/4646
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser wordt aansprakelijk gehouden voor de motorrijtuigenbelasting. De auto noch de papieren zijn in zijn bezit. Auto is in beslag genomen. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/4646 Uitspraakdatum: 10 april 2009 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], wonende te [Z], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 27 mei 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009 te 's-Gravenhage. Namens verweerder is verschenen [A]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 februari 2009 aan het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Voormelde brief is ter griffie terugontvangen. Uit informatie van TNT post is gebleken dat bij de aanbieding op voormeld adres op 10 februari 2009 geen gehoor werd gegeven en dat de brief vervolgens niet op het postkantoor is afgehaald. Blijkens een afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, gedagtekend 20 maart 2009, staat eiser sinds 2 december 1998 ingeschreven op genoemd adres. Vervolgens heeft de griffier de brief bij gewone post op 20 maart 2009 verzonden aan eiser op dat adres. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. 1 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. 2 Gronden 2.1. Blijkens kentekenregistratie was eiser van 21 maart 2005 tot en met 6 oktober 2008 houder van het motorrijtuig merk [merk] met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Datum van het kentekenbewijs deel I is 9 mei 2000. 2.2. Ingevolge artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) wordt de belasting voor een personenauto geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Artikel 7 van de Wet MRB bepaalt dat een motorrijtuig wordt gehouden door degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer. De inspecteur kan, ingevolge artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de te weinig geheven belasting naheffen indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is voldaan. 2.3. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 24 april 2008 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak 9 februari 2008 tot en met 8 mei 2008 ten bedrage van € 273 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van deze naheffingsaanslag heeft verweerder eiser bij beschikking een verzuimboete van € 113 opgelegd. 2.4. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de naheffingsaanslag terecht aan eiser heeft opgelegd. 2.5. Eiser stelt dat hij ten onrechte aansprakelijk wordt gehouden voor de motorrijtuigenbelasting. Noch de auto, noch de papieren zijn in zijn bezit. Hij weet niet waar de auto is. Hij heeft daarvan geen bewijs. 2.6. Verweerder heeft naar aanleiding van correspondentie met eiser, navraag gedaan bij het Openbaar Ministerie te Middelburg. Uit informatie van het OM volgt dat eiser wegens het rijden zonder geldig rijbewijs tweemaal is veroordeeld. Op 19 februari 2008 is de auto door de Koninklijke Marechaussee in beslag genomen. Hoewel de auto in beslag is genomen is naar verweerder stelt geen sprake van een situatie als bedoeld in onderdeel 8, Einde beschikkingsmacht, van het besluit van de staatssecretaris van Financiën, 4 juli 2007, nr. CPP2007/1107M, Stcrt. nr. 133. Daartoe voert verweerder aan, dat nu niet is gebleken dat niet tevens de papieren van de auto in beslag zijn genomen, eiser het kenteken in verband met de inbeslagname had kunnen schorsen. 2.7. Vaststaat dat de auto bij aanvang van het tijdvak in het kentekenregister op naam van eiser was gesteld en dat hij de voor het tijdvak verschuldigde belasting niet op de uiterste betaaldatum heeft voldaan. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet, althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen waardoor hij met succes een beroep kan doen op onderdeel 8 van voormeld besluit. Immers nu niet is gesteld noch gebleken dat naast de auto niet tevens het kentekenbewijs in beslag is genomen, kan niet worden uitgesloten dat eiser de mogelijkheid had om in verband met de inbeslagname, de geldigheid van het kenteken te laten schorsen. Derhalve is niet voldaan aan één van de onder Ad 1 van voormeld onderdeel 8 genoemde voorwaarde, en kan daarmee geen beroep worden gedaan op het achterwege laten van de heffing van motorrijtuigenbelasting bij inbeslagname van de auto. Het gelijk is derhalve aan verweerder. 2.8. Met betrekking tot de verzuimboete overweegt de rechtbank dat verweerder de boete op de juiste wijze heeft vastgesteld. Op grond van paragraaf 33, derde lid, van het BBBB 1998 wordt bij een vierde en volgend verzuim een boete van € 113 opgelegd. Op verweerder rust de last om te bewijzen dat sprake is van een (vierde) verzuim. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. Nu sprake is van een vierde verzuim is terecht een verzuimboete van € 113 opgelegd. 2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. 2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.P. Wismeijer. Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.