Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2898

Datum uitspraak2005-06-29
Datum gepubliceerd2009-05-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers04-1298
Statusgepubliceerd


Indicatie

Deze zaak betreft het door eiser verbeuren van een dwangsom wegens overtreding van de Telecommunicatiewet, waartegen hij in verzet is gekomen. Bewijsopdracht Staat geslaagd, het verzet is ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - enkelvoudige kamer Vonnis in de zaak met rolnummer 04-1298 van: [eiser], wonende te [adres] eiser, procureur: mr. E. Grabandt, tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur: mr. A.J. Boorsma. De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook: - het vonnis van 15 december 2004; - het proces-verbaal van het op 17 februari 2005 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van de Staat; - de conclusie na enquête van de Staat; - de conclusie na enquête van [eiser] RECHTSOVERWEGINGEN 1. Deze zaak betreft het door [eiser] verbeuren van een dwangsom wegens overtreding van de Telecommunicatiewet, waartegen hij in verzet is gekomen. Bij voormeld vonnis is de Staat opgedragen te bewijzen dat op 24 oktober 2003 is uitgezonden vanaf het aan [eiser] in eigendom toebehorende perceel aan de [adres 1] te [plaats] 2. De Staat heeft de opsporingsambtenaren [A.] en [B.] als getuigen voorgebracht. [eiser] heeft afgezien van contra-enquête. 3. De getuige [B.] heeft verklaard dat hij op 24 oktober 2003 heeft geconstateerd dat een illegale uitzending werd verzorgd vanaf het aan [eiser] in eigendom toebehorende [perceel]. De antennemast was zichtbaar vanaf de [dijk] ongeacht de rijrichting. Beide getuigen hebben dezelfde locatie van de mast aangewezen op een aan het proces-verbaal gehechte kleurenfoto met gele pijl. De mast is volgens de getuige [A.] achter het woonhuis van [eiser] geplaatst, op de hoek van de [adres 1] en de [dijk]. Bij kadastrale controle is volgens deze getuige gebleken dat de mast op een perceel stond met een andere kadastrale aanduiding dan het woonhuis, hoewel op de grond beide percelen vloeiend in elkaar over lijken te lopen. 4. De rechtbank is van oordeel dat de Staat met deze verklaringen, gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2003, erin is geslaagd het opgedragen bewijs te leveren. Met de uitzending vanaf het terrein van [eiser] achter zijn woonhuis is tevens komen vast te staan dat hij de last niet heeft uitgevoerd. Het aanbod van [eiser] om te bewijzen dat hij op 24 oktober 2003 niet op het terrein aanwezig was, is niet relevant. Dat de overtreding mogelijk door anderen vanaf zijn perceel is gepleegd, ontslaat [eiser] niet van zijn verantwoordelijkheid onder het dwangsombesluit. 5. Het voorgaande betekent dat [eiser] de opgelegde dwangsom heeft verbeurd, aangenomen dat in de bestuursrechtelijke procedure het dwangsombesluit in stand blijft. Gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 15 december 2004 onder 3.3 is overwogen, is [eiser] ook de volledige invorderingskosten verschuldigd. 6. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden verwezen. De kostenveroordeling zal op het daartoe strekkend verzoek van de Staat uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor de gevraagde veroordeling tot betaling van wettelijke rente over de kosten bestaat echter geen grond, nu [eiser] daarmee niet in verzuim is. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het verzet ongegrond, onder de voorwaarde dat het dwangsombesluit van 2 oktober 2003 in stand blijft; - veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 241,- aan griffierecht en € 1.152,- aan salaris van de procureur; - verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.