Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2902

Datum uitspraak2009-05-04
Datum gepubliceerd2009-05-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001706-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie op grond van het gelijkheidsbeginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Het verweer van de raadsman wordt verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat in de onderhavige zaak sprake is van gelijke gevallen. Het hof verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging en wijst de zaak terug naar de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001706-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-676373-07 Arrest van 4 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 juni 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1990] te [geboorteplaats], wonende te [plaats 2], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de officier van justitie bij het vonnis niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Gebruik van het rechtsmiddel De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie ontvankelijk zal verklaren in de vervolging en de zaak terug zal wijzen naar de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2007 tot en met 24 mei 2007 te [plaats 1] en/of [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een brom(fiets/)scooter (merk Yamaha, kleur zwart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die brom(fiets/)scooter wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie op grond van het gelijkheidsbeginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof als verweer gevoerd dat fietsenhandelaar [getuige] de scooter heeft gekocht onder gelijke omstandigheden als die van verdachte, maar slechts aangemerkt is als getuige. Dit brengt een schending van het gelijkheidsbeginsel met zich, nu het openbaar ministerie wel is overgegaan tot vervolging van verdachte en niet tot vervolging van [getuige], aldus de raadsman. Het hof overweegt omtrent dit verweer het navolgende. Het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat de officier van justitie bevoegd is af te wegen of redenen bestaan om af te zien van vervolging op gronden, ontleend aan het algemeen belang. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat in zijn algemeenheid niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd is met de wettelijke en verdragsrechtelijke voorschriften en/of beginselen van goede procesorde. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (opzet- dan wel schuld)heling van een scooter. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat in de onderhavige zaak sprake is van gelijke gevallen. Informatie over de (strafrechtelijke) positie van [getuige], bevindt zich niet in het dossier en is ter terechtzitting niet nader toegelicht. Uit het uittreksel justitiƫle documentatie betreffende verdachte van 23 januari 2009, blijkt dat hij twee keer ter zake heling een transactie aangeboden heeft gekregen. De enkele omstandigheid dat verdachte eerder ter zake heling met justitie in aanraking is geweest, kan een beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat van schending van het gelijkheidsbeginsel en van willekeur bij het nemen van de beslissing niet is gebleken. Het hof verwerpt het verweer en verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Zowel de raadsman als de advocaat-generaal hebben verzocht, in geval de officier van justitie ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, de zaak terug te wijzen. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging; wijst de zaak terug naar de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft het tenlastegelegde feit op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.