Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2927

Datum uitspraak2009-04-23
Datum gepubliceerd2009-05-06
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6185 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herplaatsing. Appellant kan niet als functievolger worden aangemerkt.


Uitspraak

07/6185 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 september 2007, 06/7681 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: minister) Datum uitspraak: 23 april 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. T.G.J Horlings, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.P. Tang en J.P.R. Mulder, beiden werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. II. OVERWEGINGEN 1. Onder verwijzing overigens naar het in de aangevallen uitspraak gegeven overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden volstaat de Raad met het volgende. 1.1. Appellant was aangesteld in de functie van financieel ondersteunend medewerker (salarisschaal 8) (hierna: functie) bij de afdeling Kasbeheer en Financiële Administratie van de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering (hierna: GOB) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 1.2. In het Organisatie- en formatierapport GOB (2006 - 2009) van november 2005 zijn onder meer de wijzigingen van het takenpakket van de GOB van 2006 af beschreven. Een van de (drie) wijzigingen is het in gebruik nemen van het financiële systeem Hermes. De invoering van dit systeem brengt mee dat de benodigde formatie voor financiële dienst-verlening in de nieuwe organisatie van de GOB substantieel kleiner zal zijn dan toen het geval was en dat aan de inhoudelijke (financiële) kennis en aan het werk- en denkniveau van de medewerkers hogere eisen worden gesteld. Het rapport voorziet voorts in de vorming van drie teams: Betalen & Vorderen, Bekostiging & Subsidie en Financiële Administratie. Volgens de lijst van functievergelijkingen vervalt de functie van appellant. 1.3. Nadat het voornemen daartoe aan appellant was kenbaar gemaakt en appellant daarop schriftelijk had gereageerd, is bij besluit van 12 januari 2006 appellant wegens opheffing van zijn functie met ingang van 15 januari 2006 aangewezen als te herplaatsen ambtenaar. Het bezwaar van appellant tegen dat besluit is bij het bestreden besluit van 7 augustus 2006 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3.Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt. 3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank in de rechtsoverwegingen 1.1 tot en met 1.5 het hier van toepassing zijnde wettelijk kader juist heeft beschreven. Ook de Raad gaat van dat kader uit. 3.2. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de onder 1.1 genoemde functie van appellant is opgeheven. Appellant stelt ook in hoger beroep dat hij functievolger is in de nieuwe functie van financieel medewerker (salarisschaal 9) dan wel in die van financieel ondersteunend medewerker (salarisschaal 8), welke functies in de nieuwe organisatie van de GOB zijn geplaatst in het team Betalen & Vorderen. Volgens het onder 1.2 genoemde rapport zou appellant als functievolger zijn aan te merken indien de opgedragen taken in de functie voor meer dan 75% terugkomen in (een van) beide door hem aangewezen nieuwe functies. 3.3. De in het onder 1.2 genoemde rapport opgenomen regels geven geen aanspraak op een hoger ingeschaalde functie in de nieuwe organisatie. De functie van financieel medewerker is ten opzichte van de functie van appellant een dergelijke hoger ingeschaalde functie. Gezien de beschrijving van de functie financieel medewerker kan ook niet met vrucht worden betoogd dat de opgedragen taken van appellant in zijn functie voor meer dan 75% terug komen in deze nieuwe functie. Appellant kan dan ook in die functie niet als functievolger worden aangemerkt. 3.4. Ook de nieuwe functie van financieel ondersteunend medewerker (bij het team Betalen & Vorderen) is onvoldoende vergelijkbaar met de functie van appellant. De Raad acht voldoende aannemelijk gemaakt dat in deze nieuwe functie de nadruk niet ligt op het beheer van vorderingen zoals in de functie van appellant het geval was, maar op het vastleggen van financiële verplichtingen en het voorbereiden van betalingen, en dat dit wezenlijk verschillende taken zijn. Hierbij komt nog dat het aantal kandidaten voor deze nieuwe functie groter was dan plaatsbaar is. De minister heeft bij zijn keuze in redelijk-heid de voorkeur kunnen geven aan de medewerkers die in hun oude functie meer ervaring hadden met, kort gezegd, betalingen dan appellant in zijn functie had. 3.5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. De uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en B.W.N. de Waard als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 april 2009. (get.) J.G. Treffers. (get.) M. Lammerse. HD