Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI2973

Datum uitspraak2009-04-16
Datum gepubliceerd2009-05-06
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/518 MAW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing overboeken verlofoverschot. Niet verleend vakantieverlof wordt tot een maximum van 80 uren overgeboekt naar het volgende kalenderjaar. Geen bijzondere persoonlijke omstandigheid.


Uitspraak

08/518 MAW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], (Duitsland), (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 december 2007, 07/3907, (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Commandant Netherlands Armed Forces Support Agency Germany (hierna: commandant) Datum uitspraak: 16 april 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De commandant heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009. Appellant is verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.C.H. Pot, werkzaam bij het ministerie van Defensie. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende 1.1. Appellant vervulde ten tijde hier van belang in de rang van sergeant der 1e klasse van de Koninklijke luchtmacht de functie van vliegtuigonderhoudtechnicus en was te werk gesteld bij de National Support Unit Rheindahlen (Duitsland) (hierna: NSU). Met een daartoe bestemd formulier heeft hij op 13 december 2005 de commandant NSU verzocht in aanmerking te komen voor het overboeken van een verlofoverschot van 173 uren over 2005 naar 2006. Dit formulier is voorzien van een paraaf van de liaisonofficier van appellant, maar heeft vervolgens het bevoegd gezag (de commandant) niet bereikt. Op het verzoek van appellant is dan ook niet beslist. 1.2. Appellant heeft bij brief van 27 september 2006, gericht aan de commandant NSU, zijn verzoek van 13 december 2005 herhaald. 1.3. Bij besluit van 12 oktober 2006 heeft de commandant NSU het verzoek dat appellant bij de brief van 27 september 2006 had gedaan, afgewezen. Het bezwaar van appellant tegen dat besluit is bij het bestreden besluit van 27 maart 2007 ongegrond verklaard. 2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende. 3.1. In artikel 80, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) is - voor zover hier van belang - bepaald dat niet verleend vakantieverlof tot een maximum van 80 uren wordt overgeboekt naar het volgende kalenderjaar. Volgens artikel 80, tweede lid, van het AMAR kan uitsluitend indien operationele omstandigheden het tot het verlof verlenen bevoegd gezag hebben verhinderd vakantieverlof te verlenen of indien, naar het oordeel van bedoeld bevoegd gezag, gewichtige persoonlijke omstandigheden de militair hebben verhinderd het vakantieverlof te genieten, worden afgeweken van het overeenkomstig het eerste lid maximaal naar het volgend kalenderjaar over te boeken vakantieverlof. 3.2. Appellant heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat hij ten gevolge van ziekte in 2005 verhinderd was een (groot) gedeelte van zijn verlofuren op te nemen. Naar zijn mening moet de commandant daarom gebruik maken van de hem in artikel 80, tweede lid, van het AMAR gegeven (discretionaire) bevoegdheid af te wijken van het eerste lid van dit voorschrift. 3.3. Volgens het beleid dat op grond van artikel 80, tweede lid, van het AMAR is ontwikkeld, waarvan de essentie in de aangevallen uitspraak is beschreven, geldt (langdurige) ziekte in beginsel niet als een bijzondere persoonlijke omstandigheid. De reden hiervan is dat de militair tijdens ziekte geen verlof behoeft af te boeken. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het beleid op dit punt niet onjuist of onredelijk is te achten. 3.4. Nu het bestreden besluit met dit beleid overeenstemt, onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit de beperkte rechterlijke toetsing kan doorstaan. Hierbij tekent de Raad nog aan dat appellant in 2005 niet langdurig ziek is geweest, zodat hij voldoende in de gelegenheid is geweest het in 2005 opgebouwde verlof in dat jaar op te nemen. De Raad laat ook gelden dat appellant ervan op de hoogte was dan wel redelijkerwijs had kunnen zijn dat het overboeken van méér dan 80 verlofuren, in dit geval van 2005 naar 2006, in beginsel niet mogelijk was. Hij kon er dan ook niet op vertrouwen dat de commandant zijn aanvraag zonder meer zou inwilligen. 3.5. In hoger beroep heeft appellant voorts gesteld dat hij ten gevolge van operationele werkzaamheden in internationaal verband niet naar zijn wil vakantie kon opnemen. Appellant kan deze stelling evenwel, zoals hij heeft erkend, niet met bewijzen onderbouwen. Daarom slaagt ook in dit opzicht het hoger beroep niet. 3.6. De Raad gaat er niet aan voorbij dat, zoals onder 1.1 is vastgesteld, op de aanvraag die appellant in december 2005 deed, niet is beslist. Vast staat echter dat de commandant die aanvraag eveneens en op de dezelfde gronden als in het bestreden besluit zijn opgenomen, zou hebben afgewezen. Daarom zal de Raad verder aan dit feit voorbijgaan. 4. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en G.F. Walgemoed als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 april 2009. (get.) J.G. Treffers. (get.) K. Moaddine. HD