
Jurisprudentie
BI3034
Datum uitspraak2009-05-01
Datum gepubliceerd2009-05-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/551 WSF
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/551 WSF
Statusgepubliceerd
Indicatie
Onzorgvuldig genomen besluit. Hangende hoger beroep heeft de IBG een uitgebreid en inzichtelijk overzicht gegeven van de door betrokkene verschuldigde bedragen en de door haar gedane betalingen. Dit overzicht is ter zitting van de Raad nog door de IBG toegelicht. Betrokkene heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat dit overzicht een onjuiste weergave behelst van de hier van belang zijnde feiten en dat zij te veel aan de IBG heeft betaald. Derhalve is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit inhoudelijk juist is.
Uitspraak
08/551 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank `s-Gravenhage van 18 januari 2008, 07/22 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellante.
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.J. Zennipman, advocaat te `s-Gravenhage, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009. Appellante was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn. Betrokkene is verschenen bij haar gemachtigde mr. Zennipman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad heeft bij uitspraak van 17 november 2006, 05/888, bepaald dat appellante een nieuw besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een verzoek van betrokkene om een beslissing te geven waarin wordt vastgesteld dat betrokkene te veel aan appellante heeft betaald en dat appellante wat te veel is betaald aan betrokkene terug moet betalen.
1.2. Bij besluit van 30 november 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft appellante - beslissend op bezwaar - vastgesteld dat betrokkene niets onverschuldigd heeft betaald aan appellante, zodat er geen grond is voor restitutie van enig bedrag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Daarbij is het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd, is appellante opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en zijn aanvullende beslissingen genomen inzake griffierecht en proceskosten. Overwogen is daartoe dat appellante ten onrechte heeft nagelaten een duidelijke staat op te maken van de door betrokkene verschuldigde bedragen en de door haar gedane betalingen.
3.1. Appellante heeft zich niet met de aangevallen uitspraak kunnen verenigen. Daartoe is aangevoerd dat de overweging dat appellante ten onrechte heeft nagelaten een duidelijke staat op te maken van de door betrokkene verschuldigde bedragen en de door haar gedane betalingen onbegrijpelijk is, nu de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraak appellante uitsluitend heeft opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en appellante met het bestreden besluit aan deze opdracht uitvoering heeft gegeven. Verder heeft appellante bij brief van 19 februari 2009 een overzicht gegeven van door betrokkene verschuldigde bedragen en door haar gedane betalingen.
3.2. Betrokkene heeft zich in hoger beroep achter de overwegingen en het oordeel van de rechtbank geschaard. Verder houdt betrokkene vol dat zij te veel heeft betaald aan appellante.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb moet worden vernietigd. De Raad onderschrijft dit oordeel en de overwegingen waarop het berust en maakt deze tot de zijne. Het gegeven dat de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraak appellante heeft opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen zonder er uitdrukkelijk op te wijzen dat het bepaalde in artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb in acht moet worden genomen, betekent niet dat appellante ter uitvoering van die uitspraak kon volstaan met het nemen van een besluit dat niet zorgvuldig is voorbereid en evenmin deugdelijk is gemotiveerd.
4.3. Hangende hoger beroep heeft appellante een uitgebreid en inzichtelijk overzicht gegeven van de door betrokkene verschuldigde bedragen en de door haar gedane betalingen. Dit overzicht is ter zitting van de Raad nog door appellante toegelicht. Betrokkene heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat dit overzicht een onjuiste weergave behelst van de hier van belang zijnde feiten en dat zij te veel aan appellante heeft betaald. Derhalve is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit inhoudelijk juist is.
5. Gelet op het overwogene onder 4.3 ziet de Raad aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb geheel in stand te laten. Voor het overige bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak.
6. De Raad acht termen aanwezig om appellante te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat appellante een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bij de aangevallen uitspraak vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen door de Informatie Beheer Groep;
Bepaalt dat van de Informatie Beheer Groep een griffierecht van € 428,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM