Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3081

Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-05-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/711227-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/711227-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2009 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1990 te geboorteplaats] wonende te [woonplaats], [woonadres] raadsman mr. M. ‘t Sas, advocaat te Wijk bij Duurstede 1. Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Koreman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2. De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: harddrugs heeft gedeald; Feit 2: twee balletjespistolen en voor ontploffing bestemde voorwerpen voorhanden heeft gehad. 3. De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4. De beoordeling van het bewijs 4.1. De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht. 4.2. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Feit 1 in de periode van 1 mei 2008 tot en met 15 juli 2008 in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; Feit 2 op 15 juli 2008 te Zeist wapens van categorie I onder 7°, te weten twee balletjespistolen, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens voorhanden heeft gehad; De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5. De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6. De strafoplegging 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen 5 maanden jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun en daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie met aftrek van 6 uren. 6.2. Het standpunt van de verdediging De raadsman is met de officier van justitie van mening dat de beide feiten bewezen verklaard kunnen worden en kan zich tevens vinden in de door de officier van justitie geëiste straffen. 6.3. Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft in een periode van 2,5 maand samen met een kennis van hem cocaïne gedeald. In het algemeen geldt voor verdovende middelen als cocaïne dat zij in hoge mate verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel. Daarnaast heeft het gebruik van en de handel in verdovende middelen een aanzuigende werking op overig crimineel gedrag, zoals diefstal en heling. Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden heeft gehad. Vuurwapens en daarop gelijkende voorwerpen worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Het ongecontroleerde bezit daarvan leidt voorts veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en daarop gelijkende voorwerpen. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte dat hij een blanco strafblad heeft, hij alle medewerking heeft verleend aan justitie en hij een goede weg is ingeslagen. De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. Het zijn slechts de bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen omstandigheden, die de rechtbank heeft doen besluiten hiervan ten gunste van verdachte af te wijken. Alles afwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met jeugddetentie van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun en met een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie met aftrek. 7. Het beslag De in beslag genomen sok is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat feit 1 onder andere is begaan met behulp van dit voorwerp. De ponypacks en twee balletjespistolen worden onttrokken verklaard aan het verkeer. Gebleken is dat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. 8. De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod meermalen gepleegd; feit 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie meermalen gepleegd; - verklaart verdachte strafbaar; Straffen - veroordeelt verdachte tot jeugddetentie van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast; * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; * omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel Hulp en Steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig acht; - draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden; - veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf, bestaande deze straf uit: een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 50 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. - beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling. Beslag - verklaart verbeurd de inbeslaggenomen sok; - verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen ponypacks en twee balletjespistolen; Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.J.G. van Osta en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Marx, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 januari 2009.