Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3333

Datum uitspraak2009-04-24
Datum gepubliceerd2009-05-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers156768 / HA RK 09-41
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wraking. Verzoek afgewezen. Tussen verzoeker en de wederpartij bestaat geschil over de vraag of de wederpartij als werkgever aansprakelijk is jegens verzoeker voor tijdens werkzaamheden opgelopen letsel aan een van zijn ogen. De kantonrechter heeft ter zitting de bezwaren van verzoeker behandeld tegen het door de wederpartij ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging. Verzoeker legt aan het verzoek tot wraking ten grondslag dat de kantonrechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door op de zitting de juistheid van het standpunt van verzoeker dat de werkgever aansprakelijk is, ter discussie te stellen, door verzoeker voor te houden dat de feiten die van belang zijn voor de beslechting van het geschil tussen verzoeker en de wederpartij, nog niet duidelijk zijn en door verzoekers gemachtigde de mogelijkheid voor te houden een minnelijke regeling te beproeven. Verzoeker voert daarbij nog aan dat de kantonrechter in dit kader heeft opgemerkt dat het voor verzoeker nog geen gewonnen zaak betrof als vast zou komen te staan dat er instructies omtrent het dragen van een veiligheidsbril zouden zijn gegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigen die omstandigheden niet de wraking van de kantonrechter. Uit die mededelingen valt wel af te leiden dat de kantonrechter op de zitting nog meende dat discussie mogelijk is over de juistheid van het standpunt van verzoeker, maar daaruit valt niet af te leiden dat zij die discussie al ten nadele van verzoeker heeft beslecht en in die zin een partijdig standpunt heeft ingenomen. Er is derhalve geen sprake van vooringenomenheid van de kantonrechter.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Wrakingskamer zaaknummer: 156768 / HA RK 09-41 datum beslissing: 24 april 2009 Op verzoek van: [verzoeker] verzoeker gemachtigde mr. E.C. Kleverlaan, advocaat te Alkmaar. 1. Procesverloop 1.1 Bij schriftelijk verzoek , gedateerd 23 april 2009, ingekomen op 22 april 2009, heeft verzoeker de wraking verzocht van [de kantonrechter], hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sector kanton, aanhangige zaak met zaaknummer 404549 AL VERZ 08-2935, hierna te noemen: de hoofdzaak. 1.2 Verzoeker, de wederpartij en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 24 april 2009. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De kantonrechter en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt en hebben ter zitting mondeling op het verzoek gereageerd. 2. Het standpunt van verzoeker. 2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek (samengevat) aangevoerd, dat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling van 3 februari 2009 een oordeel heeft gegeven over de hoofdzaak en op een schikking heeft aangestuurd zonder kennis te nemen van het feitenrelaas van verzoeker. Verzoeker is daarom van mening dat de kantonrechter vooringenomen is en dat de rechterlijke onpartijdigheid niet is gegarandeerd. 3. Beoordeling 3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. Aan het onderhavige verzoek zijn nader beschouwd – uitsluitend – feiten ten grondslag gelegd die zouden wijzen op vooringenomenheid, zodat een toetsing aan uiterlijke schijn niet aan de orde is. 3.2 Tussen verzoeker en de wederpartij bestaat geschil over de vraag of de wederpartij als werkgever aansprakelijk is jegens verzoeker voor tijdens werkzaamheden opgelopen letsel aan een van zijn ogen. Op 3 februari 2009 heeft de kantonrechter ter zitting behandeld de bezwaren van verzoeker tegen het door de wederpartij ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging. Laatstbedoeld verzoek is door de kantonrechter toegewezen en op 24 april 2009 is het voorlopig getuigenverhoor bepaald ten overstaan van de kantonrechter. 3.3 Aan het verzoek tot wraking legt verzoeker ten grondslag dat de kantonrechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door op de zitting van 3 februari 2009 de juistheid van het standpunt van verzoeker dat de werkgever aansprakelijk is, ter discussie te stellen, door verzoeker voor te houden dat de feiten die van belang zijn voor de beslechting van het geschil tussen verzoeker en de wederpartij, nog niet duidelijk zijn en door verzoekers gemachtigde de mogelijkheid voor te houden een minnelijke regeling te beproeven. Verzoeker voert daarbij nog aan dat de kantonrechter in dit kader heeft opgemerkt dat het voor verzoeker nog geen gewonnen zaak betrof als vast zou komen te staan dat er instructies omtrent het dragen van een veiligheidsbril zouden zijn gegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigen die omstandigheden, die op zichzelf overigens niet in geschil zijn, niet de wraking van de kantonrechter. Uit die mededelingen valt wel af te leiden dat de kantonrechter op de zitting van 3 februari 2009 nog meende dat discussie mogelijk is over de juistheid van het standpunt van verzoeker, maar daaruit valt niet af te leiden dat zij die discussie al ten nadele van verzoeker heeft beslecht en in die zin een partijdig standpunt heeft ingenomen. Er is derhalve geen sprake van vooringenomenheid van de kantonrechter. 3.4 Het verzoek tot wraking zal worden afgewezen. 4. Beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek om wraking af; 4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden; 4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. E.A. Coyajee-Kappers, voorzitter, en mrs. R.H.M. Bruin en A.C. Terwiel-Kuneman, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2009 in tegenwoordigheid van mr. P.A.E. Altelaar als griffier. Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.