Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3556

Datum uitspraak2009-05-08
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5950 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. Onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de stelling dat de medische situatie op de datum in geding is onderschat. Geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant.


Uitspraak

07/5950 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2007, 07/3325 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 8 mei 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Namens appellant zijn aanvullende stukken overgelegd, waarop het Uwv een reactie heeft ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009, waar namens appellant is verschenen mr. W.G. Fischer, kantoorgenoot van mr. Weijsenfeld, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Sowka. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 4 mei 2007, waarbij het Uwv gegrond heeft verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 november 2006. Met dat besluit heeft het Uwv bepaald dat de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 6 november 2006 onveranderd berekend blijft naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat deze WAO-uitkering per 20 mei 2007 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. 3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst geen rekening is gehouden met zijn psychische klachten. Ter ondersteuning hiervan is informatie van zijn huisarts overgelegd. Voorts is gesteld dat de functie van parkeerwachter ongeschikt is voor hem vanwege de bijzondere belasting op het aspect ‘omgaan met conflicten’. Hierdoor blijven er onvoldoende functies over voor de schatting. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellant zowel in de primaire fase als in bezwaar is onderzocht, dat appellant tijdens die onderzoeken en op hoorzitting geen psychische klachten heeft gemeld en dat evenmin is gebleken van een behandeling voor deze klachten ten tijde van de datum hier in geding. Hetgeen appellant middels informatie van zijn huisarts heeft aangevoerd met betrekking tot zijn psychische gezondheidstoestand biedt naar het oordeel van de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de stelling dat de medische situatie op de datum in geding is onderschat. 4.2. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant. 4.3. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009. (get.) A.T. de Kwaasteniet. (get.) A.C. Palmboom. KR