Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3558

Datum uitspraak2009-04-22
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/13027
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / beroep hangende eerste beroep aangemerkt als vervolgberoep dat niet-ontvankelijk is
Ondanks dat de bewaring op 10 april 2009 is opgeheven en eiser op diezelfde datum wederom in bewaring is gesteld op grond van het bepaalde in artikel 59, eerst lid onder b, van de Vw 2000, is de bewaring naadloos blijven doorlopen. Volstaan had kunnen worden met het omzetten van de maatregel van bewaring naar de grond als bedoeld in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Eiser had, achterafgezien, geen tweede beroep hoeven instellen. Het bij de rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, ingediende beroep van 31 maart 2009 moet naar het oordeel van de rechtbank ook geacht worden te zijn gericht tegen de maatregel van bewaring van 10 april 2009. Nu op 31 maart 2009 een eerste beroep is ingesteld moet het thans voorliggende beroep van 11 april 2009 worden aangemerkt als een vervolgberoep als bedoeld in artikel 96 van de Vw 2000. Aangezien het eerste beroep nog niet is behandeld en derhalve daarop nog niet is beslist, moet het thans voorliggende beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 09/13027 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2009 inzake [eiser], geboren op [geboortedatum] 1979, nationaliteit Sierra Leoonse, verblijvende te Alphen aan den Rijn in de penitentiaire inrichting, eiser, gemachtigde mr. P. Ograjensek, tegen de staatssecretaris van Justitie, te Den Haag, verweerder, gemachtigde mr. J.C.O. Stiphout. Procesverloop Op 10 april 2009 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld. Op 11 april 2009 is namens eiser tegen zijn inbewaringstelling beroep ingesteld. Voorts is om schadevergoeding verzocht. De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2009, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. Eiser is op 30 maart 2009 voor de eerste maal in bewaring gesteld op grond van het bepaalde in artikel 59, eerste lid, onder a van de Vw 2000. Hiertegen is op 31 maart 2009 namens eiser beroep ingesteld. Op diezelfde datum heeft eiser verzocht om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. Op 7 april 2009 is de aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw 2000 afgewezen. Aangezien eiser op 9 april 2009 zou worden overgedragen aan de Sloveense autoriteiten, is tegen de afwijzing bezwaar gemaakt en is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Deze procedure is aanhangig bij de rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo, welk verzoek op 23 april 2009 ter zitting zal worden behandeld. Op 8 april 2009 is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen op grond van de Dublinovereenkomst. De mondelinge behandeling van het beroep tegen de inbewaringstelling van eiser van 30 maart 2009 (AWB 09/11186) stond gepland voor 14 april 2009 bij de rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle. De behandeling staat thans gepland voor 23 april 2009. Naar aanleiding van de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verweerder op 10 april 2009 de maatregel van bewaring opgeheven. Op diezelfde datum heeft verweerder een hernieuwde maatregel van bewaring opgelegd op grond van het bepaalde in artikel 59, eerste lid, onder b van de Vw 2000. 2. Ter zitting is gebleken dat verweerder in de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening aanleiding heeft gezien de op 30 maart 2009 opgelegde maatregel van bewaring om te zetten naar de grond als bedoeld in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Door de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft eiser immers rechtmatig verblijf verkregen op grond van het bepaalde in artikel 8, onder h, van de Vw 2000. Eiser mag derhalve de procedure in Nederland afwachten. Verweerder heeft abusievelijk de bewaring opgeheven en vervolgens opnieuw opgelegd op een andere bewaringsgrond. 3. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag hoe het thans voorliggende beroep van 11 april 2009, ingediend tegen de inbewaringstelling van 10 april 2009, dient te worden gekwalificeerd. 4. Naar het oordeel van de rechtbank is de bewaring, ondanks het feit dat de bewaring op 10 april 2009 is opgeheven en eiser op diezelfde datum wederom in bewaring is gesteld op grond van het bepaalde in artikel 59, eerst lid onder b, van de Vw 2000, naadloos blijven doorlopen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de bewaring is voortgezet en dat verweerder had kunnen volstaan met het omzetten van de maatregel van bewaring naar de grond als bedoeld in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Daarvan uitgaande had eiser, achterafgezien, geen tweede beroep hoeven instellen. Het bij de rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, ingediende beroep van 31 maart 2009 moet naar het oordeel van de rechtbank ook geacht worden te zijn gericht tegen de maatregel van bewaring van 10 april 2009. 5. Nu op 31 maart 2009 een eerste beroep is ingesteld moet het thans voorliggende beroep van 11 april 2009 worden aangemerkt als een vervolgberoep als bedoeld in artikel 96 van de Vw 2000. Aangezien het eerste beroep nog niet is behandeld en derhalve daarop nog niet is beslist, moet het thans voorliggende beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. 6. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. 7. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep niet-ontvankelijk; Aldus gedaan door mr. J.Y. van de Kraats als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2009.