Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3567

Datum uitspraak2009-05-01
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3381 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.


Uitspraak

08/3381 AKW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: verzoeker), tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 april 2008, 06/6041, in het geding tussen: verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 1 mei 2009 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 april 2008, 06/6041. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN 1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 1.2. In de uitspraak van 24 april 2008 heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 14 juni 2007, 06/6041, ongegrond verklaard. In laatstgenoemde uitspraak heeft de Raad overwogen dat verzoeker het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22, aanhef en onder a, van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 105,- niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft voldaan. 2. Het verzoek om herziening is uitsluitend gericht tegen de weigering om verzoeker in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. Verzoeker heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zijn pensioen onvoldoende is om zijn acht kinderen te onderhouden. 3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, (LJN AN7982) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht. 3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen. 4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009. (get.) M.M. van der Kade. (get.) W. Altenaar. RB III. DÉCISION La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), statue: Rejète la demande de révision. Par conséquent, décidée par M. le maître M.M. van der Kade comme membre, en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 1 Mai 2009.