
Jurisprudentie
BI3611
Datum uitspraak2008-09-30
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers920742
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers920742
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Een (ex) werknemer vordert vernietiging van een concurrentiebeding en voert daartoe aan dat er zwaarwegende belangen zijn. De kantonrechter wijst de vordering af.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [WOONPLaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 16 september 2008,
gemachtigde: mr. J.W.T.M. IJsseldijk te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Citronas B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.LJ.J.Nelissen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" en "Citronas B.V.".
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft overeenkomstig de dagvaarding en onder overlegging van stukken gevorderd om, bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang zal zijn vernietigd, dan wel zal worden geschorst zodat het eiser geheel vrij staat om als kwaliteitscontroleur van fruit elders in dienst te treden, alsmede indien en voor zover de kantonrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk in stand houdt, gedaagde te veroordelen, voor iedere maand dat de beperkingen voor [eiser] zullen voortduren, een door de Voorzieningenrechter, naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding, welke telkens voor het einde van iedere opvolgende maand dient te zijn voldaan, althans een voorschot daarop, ter zake van de door [eiser] te derven inkomsten, althans datgene te doen wat de Voorzieningenrechter wenselijk acht;
alles met veroordeling van Citronas in de kosten van het geding.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Citronas stukken toegezonden. Ter zitting is [eiser] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Citronas zijn verschenen dhr. C. Kleingeld, directeur en dhr. G.M. van Wijk, financieel manager bijgestaan door hun gemachtigde. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekeningen gehouden. De uitspraak is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de navolgende feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door een van partijen zijn gesteld en door de andere partij onvoldoende of niet zijn betwist of zijn erkend.
2.1 [eiser], geboren op [geboortedatum], is op 6 december 1999 bij Citronas in dienst getreden in de functie van (aankomend) kwaliteitscontroleur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is op 5 december 2000 van rechtswege geëindigd. Met ingang van 1 januari 2000 is [eiser] voor onbepaalde tijd in dienst van Citronas getreden in de functie van kwaliteitscontroleur. In die overeenkomst was steeds een non-concurrentiebeding opgenomen. Op 31 december 2007 is tussen partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen waarbij de gewijzigde arbeidsvoorwaarden schriftelijk zijn vastgelegd. Het salaris van [eiser] bedroeg laatstelijk € 3.091,45 bruto per maand.
2.2. De laatstelijk tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevat in artikel 9 het volgende concurrentiebeding:
"de werknemer verplicht zich binnen een tijd periode van een jaar na beëindiging van de dienstbetrekking, zoals hierboven beschreven, niet rechtstreeks of zijdelings een werkkring te aanvaarden bij enige maatschappij, welke als directe concurrent van Citronas B. V. beschouwd kan worden dan wel voor eigen rekening een dergelijke zaak te beginnen."
2.3 Op overtreding van dit beding staat een boete van € 4.500,- alsmede een boete van € 450,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats daarvan volledige schadevergoeding plus kosten en intresten te vorderen voor zover de werkelijk geleden schade de bedongen boete te boven gaat.
2.4 Bij brief d.d. 7 augustus 2008 heeft [eiser] zijn dienstverband opgezegd en Citronas verzocht hem uit het concurrentiebeding te ontslaan. Bij brief d.d. 26 augustus 2008 heeft Citronas [eiser] laten weten dat zij [eiser] aan het concurrentiebeding zal houden. Bovendien heeft zij [eiser] de gelegenheid gegeven zijn beslissing in heroverweging te nemen.
3. De beoordeling van het geschil.
Bij de beoordeling van het geschil zullen zo nodig ook de stellingen van partijen worden weergegeven.
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening zodat hij ontvankelijk is is in zijn vordering.
Niet wordt betwist dat er een rechtsgeldig concurrentiebeding als bedoeld in artikel 7: 653 BW voorligt. Dit betekent dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het beding [eiser] bindt. Niettemin kan de rechter -zij het in een bodemprocedure- het beding geheel of gedeeltelijk vernietigen op grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van Citronas, [eiser] door het beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7: 653 lid 2 BW).
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of een daartoe strekkende vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door schorsing van het beding bij wijze van voorlopige voorziening, gerechtvaardigd is. Of dit het geval is moet vastgesteld worden aan de hand van een belangenafweging.
[eiser] beroept zich op het recht van vrije arbeidskeuze als neergelegd in artikel 19 lid 3 van de Grondwet. Dit artikel staat er echter niet aan in de weg dat tussen werkgever en werknemer afspraken worden gemaakt, waarbij een zekere mate van beperking in die vrijheid van arbeidskeuze optreedt, zolang die maatregel proportioneel en subsidiair is. Naar het oordeel van de kantonrechter is zulks het geval, zoals ook uit het onderstaande zal voortvloeien.
[eiser] heeft een drietal argument aangevoerd, die volgens hem ertoe zouden moeten leiden dat bij een belangenafweging deze argumenten zwaarder zouden moeten wegen dan de belangen van de werkgever. [eiser] stelt dat hij een aanzienlijke loonsverbetering zou verkrijgen, te weten een salarisstijging van 8%. Afgezien van de omstandigheid dat de kantonrechter van oordeel is dat dit niet een zodanige significante stijging in het salaris is dat gesproken kan worden van een ernstige belemmering in het geval [eiser] niet bij de door hem beoogde nieuwe werkgever aan de slag kan, speelt daarbij voorts dat [eiser] ter zitting met zoveel woorden heeft verklaard dat geld niet zijn belangrijkste drijfveer is; hij heeft gesteld het niet meer naar zijn zin te hebben bij zijn huidige werkgever. Daarmee is een belangrijk gedeelte van de kracht aan dit argument van salarisverhoging komen te ontvallen.
Vervolgens heeft [eiser] betoogd dat hij aanzienlijk minder reistijd zou hebben. Ter zitting is gebleken dat zijn werkzaamheden voor het overgrote deel zullen plaatsvinden in een loods die op een steenworp afstand is gelegen van de loods waar hij thans voor Citronas zijn werkzaamheden uitvoert. Het argument voor de reistijd gaat dus niet op; sterker nog, als van [eiser] -zoals door hem gesteld- wordt verwacht dat hij ook in Zevenbergen werkzaamheden uitoefent, neemt zijn reistijd alleen maar toe.
Een derde argument van [eiser] is dat ook andere voormalige personeelsleden van Citronas bij Vevici aan de slag zijn gegaan. Dit is inderdaad juist, maar Citronas heeft in dit kader onweersproken gesteld dat ook~deze personeelsleden aan concurrentiebedingen gebonden waren en dat deze personeelsleden die -naar de letter gelezen- ook gerespecteerd hebben. Zelfs als het thans voorliggende concurrentiebeding van [eiser] regionaal zou worden beperkt tot eenzelfde straal als kennelijk is bedongen bij een aantal overige werknemers van Citronas (30 km buiten Rotterdam), dan zou dit [eiser] nog niet baten, nu immers is komen vast te staan dat [eiser] voor het overige gedeelte zijn werkzaamheden kan uitvoeren op een steenworp van waar hij deze voor Citronas uitvoerde.
Citronas heeft van haar kant terecht betoogd dat [eiser] tot driemaal toe een concurrentiebeding heeft aanvaard, laatstelijk nog in december 2007. [eiser] kan thans toch bezwaarlijk betogen dat een dergelijk beding met groot gemak naar de prullenmand kan worden verwezen, te meer nu [eiser] ter zitting heeft gesteld dat hij zich over de reikwijdte en betekenis van een concurrentiebeding niet heeft laten informeren.
Citronas heeft voorts terecht betoogd dat zij er belang bij heeft dat kennis en ervaring die [eiser] in haar bedrijf heeft opgedaan niet direct ten nutte gemaakt wordt van een zeer directe concurrent van Citronas. Wellicht is het inderdaad zo dat [eiser] niet over concurrentiegevoelige informatie beschikt, zoals klantenbestanden en prijzen, doch dit neemt niet weg dat [eiser] wel degelijk over kennis beschikt van toeleveranciers van Citronas, welke informatie voor de beoogde werkgever van [eiser] van belang kan zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de beperking van de duur van het concurrentiebeding tot één jaar als proportioneel te beschouwen. Voorts is onweersproken gesteld dat de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden plaatsvindt in belangrijke havens in Nederland, hetgeen thans voldoende verklaart dat er geen beperking in afstand is, die overigens, zoals hierboven betoogd, voor het onderhavige geval ook niet tot een ander resultaat zou kunnen leiden.
Op grond van alle bovengenoemde omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat voorshands met onvoldoende zekerheid kan worden voorspeld of in een bodemprocedure het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd, zodat de vordering tot vernietiging (die overigens in kort geding überhaupt niet voor toewijzing vatbaar is) en schorsing worden afgewezen.
De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om ten laste van Citronas een vergoeding aan [eiser] toe te kennen in verband met de omstandigheid dat [eiser] aan het concurrentiebeding wordt gehouden. Citronas heeft aangegeven dat er voor [eiser] wel degelijk mogelijkheden zijn om -indien hij dat persé zou wensen- in zijn vakgebied aan de slag te komen, maar niet bij een soortgelijk bedrijf als Citronas. Daarbij komt nog dat Citronas ter zitting haar aanbod gestand heeft gedaan om [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst ongedaan te maken. Ook deze vordering wordt derhalve afgewezen.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van geding.
Hetgeen partijen voorts nog hebben aangevoerd kan als in deze niet van belang zijnde onbesproken blijven.
5. De beslissing
de kantonrechter:
1. wijst de vorderingen af;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van geding tot op heden aan de zijde van Citronas
begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veenendaal en uitgesproken ter openbare terechtzitting.