Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3614

Datum uitspraak2009-03-30
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersEA VERZ 08-1844
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nakosten - Procedure inzake een verzoek dat strekt tot begroting van de na de uitspraak ontstane kosten.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaaknummer: EA VERZ 08-1844 Beschikking van: 30 maart 2009 481 Beschikking van de kantonrechter I n z a k e de besloten vennootschap Lindorff B.V., voorheen genaamd Transfair B.V. gevestigd te Zwolle verzoekende partij gemachtigde: [gemachtigde], gerechtsdeurwaarder t e g e n [verweerder] wonende te [woonplaats] verwerende partij verschenen in persoon VERLOOP VAN DE PROCEDURE De verzoekende partij heeft op 15 september 2008 een verzoek ingediend dat strekt tot begroting van de na de uitspraak ontstane kosten. De verwerende partij heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 maart 2009. De verzoekende partij is verschenen bij de heer [vertegenwoordiger verzoeker]. De verwerende partij is verschenen in persoon. Er is beschikking bepaald op heden. BEOORDELING VAN HET VERZOEK 1. Bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 2 januari 2006, is de verwerende partij veroordeeld tot betaling van de in dat vonnis genoemde bedragen, waaronder een bedrag aan proceskosten. 2. De verzoekende partij vraagt de kantonrechter een bevelschrift af te geven voor een bedrag aan nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 3. De verzoekende partij voert hiertoe aan dat zij vergoeding verlangt van de door haar verrichte handelingen, zoals het bestuderen van het vonnis, het onderhouden van schriftelijke en telefonische contacten met de verwerende partij en derden, het voeren en bewaken van betalingsregelingen, het rappelleren van de verwerende partij, het registreren en verwerken van betalingen en het informeren naar verhaalsmogelijkheden. Zij wenst de met deze werkzaamheden gemoeide kosten op de verwerende partij te verhalen. 4. De hoogte van de nakosten worden door de verzoekende partij gesteld op een half punt van het destijds toepasselijke liquidatietarief bij de competentiegrens voor zogenoemde “niet-aardvorderingen, een bedrag van € 75,00. 5. De verwerende partij heeft -kort gezegd- als verweer gevoerd dat er een regeling is getroffen die door de verwerende partij wordt nagekomen. 6. Het gevoerde verweer treft doel. Ter zitting is komen vast te staan dat partijen met elkaar een betalingsregeling zijn overeengekomen, die door de verwerende partij steeds is nagekomen. 7. Geoordeeld wordt dat onder deze omstandigheden er geen aanleiding is nakosten toe te wijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel 237 lid 4 Rv niet geschreven voor de onder 6 beschreven situatie. Bovendien heeft de verzoekende partij in deze zaak geen substantiële werkzaamheden verricht, die het toewijzen van nakosten rechtvaardigen. 8. Aan het bovenstaande doet niet af dat er vóór het treffen van de betalingsregeling executiemaatregelen zijn genomen, zoals het leggen van beslag. Voor deze executiemaatregelen zijn immers aan de verwerende partij ook kosten in rekening gebracht. 9. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. 10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. BESLISSING De kantonrechter: I. wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2009 in aanwezigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter