Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3630

Datum uitspraak2009-05-12
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers110256/HA RK 09-35
Statusgepubliceerd


Indicatie

wrakingsverzoek afgewezen


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Wrakingskamer zaaknummer: 110256 / HA RK 09-35 Datum uitspraak : 14 mei 2009 BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van: (Verzoekster), wonend (adres en woonplaats), hierna te noemen: verzoekster. 1 PROCESVERLOOP Verzoekster heeft bij verzoekschrift van 29 april 2009 op de daarin omschreven gronden de wraking verzocht van mr. J.H.A.C. Everaerts (hierna te noemen: de rechter) als rechter in de procedure met zaaknummer 109770 / KG ZA 09-135. Nadat het verzoekschrift aan de griffier ter hand is gesteld, is het ter kennis van de rechter gebracht. De rechter heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek. Hij heeft gemotiveerd laten weten niet te berusten in de wraking en er van af te zien om te worden gehoord door de wrakingskamer. De schriftelijke reactie van de rechter is aan verzoekster gezonden. Verzoekster heeft haar verzoek toegelicht ter openbare zitting van de wrakingskamer van 7 mei 2009. Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en bepaald dat de beslissing binnen twee weken zal worden gegeven. 2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK 2.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn. 2.2. Verzoekster heeft de grondslag van de wraking opgegeven in haar faxbrief van 29 april 2009, en heeft dit ter zitting van de wrakingskamer geadstrueerd met een aantal situaties die zich ter zitting van de rechter van 28 april 2009 zouden hebben voorgedaan. Hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, laat zich als volgt samenvatten. 1. Ik mocht van de rechter mijn producties niet ter zitting overleggen. De wederpartij mocht tijdens de zitting wél nieuwe producties inbrengen. 2. De rechter onderbrak mij bruut tijdens mijn verweer. De rechter heeft me daardoor niet de gelegenheid gegeven mij ten volle te verweren. 3. De rechter heeft persoonlijke banden met het advocatenkantoor van de wederpartij. Tijdens de zitting sprak hij de advocaat van de wederpartij aan met je en jij. Op de website van het advocatenkantoor van de wederpartij staat een publicatie van de advocaat van de wederpartij waaraan ook de rechter heeft meegewerkt. 2.3. Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet een uitzonderlijke omstandigheid op die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid van de rechter, noch geven zij grond voor het oordeel dat een bij verzoekster bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer heeft hiertoe het volgende overwogen: Ad 1. In het dossier van de hoofdzaak bevindt zich de aan verzoekster uitgebrachte dagvaarding met 13 producties. Tevens bevindt zich in het dossier een bij de rechtbank op 24 april 2009 ontvangen schrijven van de advocaat van de wederpartij met als bijlagen de producties 14 tot en met 17. In dat schrijven is vermeld dat dit, tezamen met de bijlagen, ook aan verzoekster is gezonden. Aan de pleitnota van de advocaat zijn diezelfde producties 14 tot en met 17 gehecht. Dat de producties van de advocaat van de wederpartij zijn geaccepteerd is correct omdat deze tijdig zijn ingediend. Van het ter zitting door de advocaat van de wederpartij inbrengen van nieuwe producties is geen sprake geweest. Uit de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting 28 april 2009 (die aan deze beslissing zijn gehecht) blijkt dat de rechter heeft beslist dat de overlegging van de producties van verzoekster op de zitting niet werd toegestaan omdat dit, gezien het zittingsprotocol, niet tijdig was en de advocaat van de wederpartij daar, wegens de omvang van die producties, bezwaar tegen had gemaakt. Gelet op het rolreglement komt die beslissing de wrakingskamer niet onjuist voor. Hetgeen verzoekster onder 1 heeft aangevoerd vormt dan ook geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter vooringenomen zou zijn. Ad 2. In zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter erkend dat hij verzoekster heeft onderbroken, dit met het verzoek zich tot de kern van de zaak te beperken. Daarnaast heeft hij haar op enig moment verzocht om tot een afronding te komen. De wrakingskamer is van oordeel dat uit deze omstandigheid evenmin vooringenomenheid dan wel de schijn van partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Het behoort immers tot de taak van de rechter om de procesorde op de zitting te bewaken en de wrakingskamer meent dat het optreden van de rechter niet anders dan in dat kader kan worden geduid. Voorts blijkt uit de zittingsaantekeningen dat na de onderbreking van verzoekster door de rechter nog een standpuntwisseling tussen partijen heeft plaatsgevonden. Daarna hebben verzoekster en de medegedaagde als laatsten gesproken. Hetgeen verzoekster op dit punt heeft aangevoerd is dan ook onjuist. Ad 3. Dat de rechter de advocaat van de wederpartij aansprak met je en jij, levert onvoldoende grond op om aan te nemen dat tussen deze rechter en de advocaat een zodanige relatie bestaat dat dit leidt tot het oordeel dat de rechter partijdig is. Overigens is het aanspreken met je en jij niet opgenomen in het wrakingsverzoek. Als gevolg daarvan heeft de rechter in diens schriftelijke reactie niet kunnen reageren op hetgeen verzoekster daaromtrent heeft aangevoerd. Daarmee is niet komen vast te staan dat de rechter zich aldus zou hebben uitgesproken en, als dat wel het geval zou zijn geweest, in welke context dit zou zijn gebeurd. Verzoekster heeft ter zitting verklaard een mede door de rechter geschreven stuk te hebben gevonden op de website van het advocatenkantoor van de advocaat van de wederpartij, doch dit stuk om een technische reden niet te hebben kunnen kopiëren. Wat hier ook van zij, de wrakingskamer is van oordeel dat dit deel van het verzoek niet is onderbouwd, al was het maar door de titel of een korte inhoud van het stuk bekend te maken aan de wrakingskamer. Bovendien heeft nader - maar beperkt - onderzoek door de wrakingskamer uitgewezen dat een dergelijke co-productie niet op de website is terug te vinden. 2.4. Al het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen. 3 BESLISSING De rechtbank: - wijst het verzoek tot wraking van de rechter af; - bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek; - beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster, de rechter en mr. J.G. Geertsma. Deze beslissing is gegeven door mr. M. Zijp, voorzitter, mr. L.J. Saarloos en mr. J.H. Gisolf, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 12 mei 2009. griffier voorzitter Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.