Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3632

Datum uitspraak2009-02-10
Datum gepubliceerd2009-05-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHD 103.005.736
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon.


Uitspraak

typ. KM zaaknr. HD 103.005.736 ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, vierde kamer, van 10 februari 2009, gewezen in de zaak van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant bij exploot van dagvaarding van 24 september 2007, advocaat: mr. R.H. van Muijen, tegen: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SNS ASSURANTIËN B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], 2. [Y.], wonende te [woonplaats], geïntimeerden bij gemeld exploot, advocaat: eerst mr. J.E, Lenglet, thans mr. L.E.J. Jonker, op het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 27 juni 2007 tussen appellant – [X.] - als eiser en geïntimeerden - SNS Assurantiën en [Y.] - als gedaagden. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 113414/HA ZA 06-842) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2. Het geding in hoger beroep 2.1 [X.] is van dit vonnis tijdig in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven, tevens houdende een wijziging van eis heeft [X.] onder overlegging van zeven producties twee grieven aangevoerd, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van zijn gewijzigde vorderingen. 2.2 Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden onder overlegging van één productie de grieven bestreden. 2.3 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het procesdossier van [X.] ontbreekt de appeldagvaarding. 3. De gronden van het hoger beroep De grieven luiden: Grief 1 "Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat [X.] er niet in is geslaagd te bewijzen dat [Y.] heeft verzuimd om in het aanvraagformulier te vermelden dat [X.] ook een onderneming in internet en een belwinkel uitoefende." Grief 2 "Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat het onaannemelijk is te achten dat [Y.] over de beveiliging informatie zou verstrekken die evident in strijd komt met de expliciete voorwaarden in de offerte en polis, zodat [X.] er niet in is geslaagd te bewijzen dat [Y.] hem gezegd heeft dat beveiligingsmaatregelen in de vorm van bouwkundige aanpassingen niet nodig waren, en dat hetzelfde geldt voor brandblus." 4. De beoordeling 4.1 De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 en 2.2 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Kortheidshalve verwijst het hof naar deze weergave van de feiten. 4.2 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. a) [X.] is volgens opgave in het Handelsregister per 1 oktober 2004 op het adres [straatnaam en nummer] te [plaats] onder de naam Supermarkt [naam supermarkt] een detailhandel in levensmiddelen gaan voeren. b) Voor het pand waarin de onderneming was gevestigd is per 10 februari 2005 een verzekering afgesloten bij Reaal Verzekeringen/SNS Assuradeuren. Deze verzekering dekte onder meer brandschade. De verzekering is tot stand gekomen door bemiddeling van SNS Assurantiën, waarbij [Y.] als [functie] werkzaam is. c) In verband met het afsluiten van deze verzekering heeft [Y.] [X.] in diens pand bezocht op 20 januari 2005 , waarna [Y.] [X.] op 3 februari 2005 een offerte heeft toegezonden. Deze offerte heeft [Y.] op 10 februari 2005 met [X.] in diens pand besproken, waarop de verzekering is afgesloten. d) Op 3 juni 2005 is het pand waarin de onderneming was gevestigd door brand verwoest. [X.] heeft op 15 augustus 2005 een voorschot op de verzekeringsuitkering verzocht maar de verzekeraar heeft op 24 augustus 2005 laten weten dat om verschillende redenen de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Hierbij ging het, kort gezegd, om een onvolledige bedrijfsomschrijving in de aanvraag en het ontbreken van de vereiste voorzieningen voor brand- en inbraakpreventie. 4.3 In eerste aanleg stelde [X.] zich op het standpunt dat [Y.] jegens hem toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen om als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon de belangen van [X.] te behartigen. Op grond daarvan achtte [X.] [Y.] aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden doordat de verzekeraar niet tot uitkering overgaat. [X.] achtte SNS Assurantiën als werkgever van [Y.] op grond van artikel 6:170 BW hoofdelijk aansprakelijk. 4.4 In verband met deze aangelegenheid heeft op verzoek van [X.] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij [X.], diens echtgenote [X.]-[Z.] en [Y.] als getuigen zijn gehoord. Het procesverbaal van dit voorlopig getuigenverhoor is in deze procedure ingebracht. 4.5 De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vorderingen van [X.] afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, kort gezegd, dat [X.] niet heeft bewezen dat [Y.] bij het opstellen van het aanvraagformulier voor de verzekering de bedrijfsomschrijving onvolledig heeft weergegeven en [X.] over de vereiste voorzieningen voor brand- en inbraakpreventie onjuist heeft geïnformeerd. Op de kwestie van de onvolledige bedrijfsomschrijving ziet grief 1, op de kwestie van de vereiste voorzieningen grief 2. 4.6 [X.] heeft bij memorie van grieven (de grondslag van) zijn vordering gewijzigd zodat zijn vordering (met een enkele correctie) thans luidt: a. voor recht te verklaren dat SNS Assurantiën, vertegenwoordigd door haar werknemer [Y.] jegens [X.] is tekortgeschoten in de zorgplicht die op haar als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon rustte; b. voor recht te verklaren dat SNS Assurantiën en [Y.] jegens [X.] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor geleden en nog te lijden schade; c. geïntimeerden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [X.] te betalen de door hen veroorzaakte schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening; d. geïntimeerden te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties. SNS Assurantiën en [Y.] hebben tegen de wijziging van eis geen bezwaar gemaakt zodat het hof bij de verdere beoordeling van de aldus gewijzigde eis uitgaat. 4.7 Gelet op deze gewijzigde formulering van de vorderingen legt [X.] thans kennelijk het zwaartepunt bij de uitvoering van de bemiddeling door SNS Assurantiën, als degene met wie [X.] in dit verband een contractuele relatie had. De contacten tussen [X.] en SNS Assurantiën verliepen steeds via [Y.]; iets anders is in ieder geval gesteld noch gebleken. 4.8 In de brief van Reaal Schadeverzekeringen NV van 24 augustus 2005 worden verschillende gronden vermeld voor het weigeren van (een voorschot op) schadevergoeding. Allereerst wordt aangegeven dat alle recht op schadevergoeding vervalt indien de verzekerde verzuimt mededeling te doen van enige wijziging van bestemming of gebruik van het gebouw. Daarnaast wordt aangegeven dat indien niet wordt voldaan aan een of meer garantieclausules die deel uitmaken van de polis, de maatschappij ontheven is van alle verplichtingen tot schadevergoeding tenzij verzekerde aannemelijk maakt dat de schade door het niet nakomen van de garantie niet is veroorzaakt of vergroot. Dat deze laatste uitzondering zich zou voordoen is door [X.] kennelijk niet aannemelijk gemaakt. Iets dergelijks is in ieder geval gesteld noch gebleken. De garantieclausules waar de verzekeraar op doelt betreffen de vereiste inbraakpreventie en de aanwezigheid van voldoende blusmiddelen. Tussen partijen staat vast dat het pand van [X.] ten tijde van de brand aan geen van beide garantie-clausules voldeed. De brief houdt hiermee twee afzonderlijke gronden voor het weigeren van schadevergoeding in. Dit brengt dat de vordering van [X.] reeds strandt wanneer SNS Assurantiën ten aanzien van één van beide gronden voor weigering geen verwijt gemaakt kan worden. 4.9 Het hof zal eerst ingaan op grief 2. Deze grief betreft de stelling van [X.] dat SNS Assurantiën, in de persoon van [Y.], jegens hem toerekenbaar tekortgeschoten is door [X.] bij het sluiten van de verzekering, in afwijking van de tekst van de offerte, te zeggen dat beveiligingsmaatregelen in de vorm van bouwkundige aanpassingen niet nodig waren en dat hetzelfde gold voor brandblusmateriaal. Het hof stelt voorop dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van SNS Assurantiën wanneer komt vast te staan dat [Y.] deze informatie heeft verstrekt. In dat geval heeft SNS Assurantiën niet gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon, terwijl dat van haar in haar contractuele relatie tot [X.] wel verlangd mocht worden. 4.10 Naar het oordeel van het hof ligt het niet voor de hand dat [Y.] bij zijn gesprekken met [X.] in weerwil van de duidelijke tekst van de offerte van 3 februari 2005 en in afwijking van wat algemeen gebruikelijk is bij dergelijke verzekeringen een andersluidend standpunt zou hebben verkondigd. Door [X.] is ook niets gesteld dat als verklaring kan dienen voor een dergelijke opstelling van [Y.]. [X.] heeft volstaan met de stelling dát [Y.] hem op die wijze heeft geïnformeerd. Door SNS Assurantiën is gemotiveerd betwist dat dit het geval is geweest. Tegenover deze betwisting is het aan [X.] om zijn stelling te bewijzen. 4.11 [X.] heeft als enig bewijs van zijn stelling gewezen op de verklaringen die bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd. Daarbij zijn [X.], diens echtgenote en [Y.] als getuigen gehoord. [X.] en SNS Assurantiën zijn bij het voorlopig getuigenverhoor aanwezig geweest of zijn er vertegenwoordigd geweest. Ingevolge het bepaalde in artikel 192 lid 1 Rv komt aan deze verklaringen ten aanzien van deze partijen dezelfde bewijskracht toe als wanneer zij in deze procedure zouden zijn afgelegd. Voor de verklaring die hierbij door [X.] is afgelegd geldt dat hij partij is in het geding en dat op hem de bewijslast van zijn stellingen rust. De door hem als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in zijn voordeel opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt. 4.12 Dergelijke steun is voor [X.] niet te vinden in de getuigenverklaring van [Y.], die stellig en zonder voorbehoud ontkent de gestelde onjuiste informatie te hebben verstrekt. In de getuigenverklaring van zijn echtgenote is voor [X.] enige steun te vinden. Haar verklaring houdt in dat zij bij een gesprek tussen [X.] en [Y.] aanwezig is geweest en dat het volgens [Y.] niet nodig was om extra te beveiligen en dat ook de sloten op de deur niet vervangen behoefden te worden. In verband met de verzekering behoefden zij volgens [Y.] niets aan te schaffen, aldus deze verklaring. Deze verklaring dient evenwel met enige terughoudendheid bezien te worden. Niet alleen kan deze getuige als belanghebbende worden beschouwd, maar ook verklaart zij over haar beheersing van het Nederlands, de taal waarin [X.] en [Y.] met elkaar spraken, dat zij het een beetje begrijpt en het ook een beetje spreekt. Daar komt bij dat [Y.] uitdrukkelijk ontkent dat de echtgenote van [X.] bij de gesprekken aanwezig was. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat in deze verklaring in ieder geval geen sterk bewijs te vinden is. Alles bij elkaar acht het hof de verklaring van [X.] als partijgetuige, gevoegd bij de beperkte waarde die aan de verklaring van zijn echtgenote kan worden toegekend en gesteld tegenover de gedetailleerde en op zichzelf niet ongeloofwaardige andersluidende getuigenverklaring van [Y.], onvoldoende om als bewijs voor de stelling van [X.] te kunnen dienen. Ander bewijs is, zoals gezegd, niet voorhanden, terwijl door [X.] op dit punt evenmin een voldoende gespecificeerd nader bewijsaanbod is gedaan. 4.13 Op grond van deze overwegingen komt het hof tot de slotsom dat grief 2 wordt verworpen. De consequentie hiervan is dat niet is komen vast te staan dat ten aanzien van de hierbij behandelde grond voor weigering van schadevergoeding aan SNS Assurantiën een verwijt gemaakt kan worden, zodat, zoals hiervoor onder 4.8 aangegeven, de vordering van [X.] hierop strandt. Dit brengt mee dat grief 1 geen behandeling behoeft nu deze niet tot een ander resultaat kan leiden. De grief faalt derhalve. Ook hetgeen [X.] in hoger beroep meer of anders gevorderd heeft dan in eerste aanleg strandt op hetgeen hiervoor met betrekking tot grief 2 is geoordeeld. 4.14 Nu beide grieven worden verworpen, wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd met afwijzing van het in hoger beroep meer of anders gevorderde en met veroordeling van [X.] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [X.] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van SNS Assurantiën en [Y.] begroot op € 300,= aan verschotten en op € 894,= aan salaris advocaat; verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2009.