Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3678

Datum uitspraak2009-05-08
Datum gepubliceerd2009-05-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900666/1/R2 en 200900666/2/R2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 23 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Wijzigingsplan 119 woningen bestemmingsplan Nagtegael te Beilen".


Uitspraak

200900666/1/R2 en 200900666/2/R2. Datum uitspraak: 8 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 23 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Wijzigingsplan 119 woningen bestemmingsplan Nagtegael te Beilen". Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben het college van burgemeester en wethouders en Credo Integrale Planontwikkeling B.V. (hierna: Credo), uitvoerder van het project, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellant] heeft voor de zitting nog nadere stukken ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2009, waar [appellant] is verschenen. Voorts zijn ter zitting het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door R.A. Ipema en A. Karsten, ambtenaren in dienst van de gemeente, en Credo, vertegenwoordigd door [directeur] en [medewerker], bij Credo, gehoord. Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Het plan voorziet in de wijziging van de in artikel 1, lid C, onder 1.1., van de planvoorschriften opgenomen zinsnede "481 woningen" in de zinsnede "600 woningen". Hierdoor wordt voorzien in de mogelijkheid de woonwijk Nagtegael die reeds deels is opgericht, dan wel thans in aanbouw is, te verdichten tot 600 woningen. 2.3. [appellant] woont op een afstand van minimaal 200 meter van de dichtstbijzijnde grens van het plangebied. Hij woont echter op een afstand van ongeveer 450 tot 550 meter van de gronden met de bestemming "Woondoeleinden -W-" die in de stukken worden aangeduid als "Fase 2" en "Fase 3". Uit de stukken is gebleken, en ter zitting is bevestigd, dat de verdichting van de woonwijk enkel op die gronden, en met name in "Fase 3", kan plaatsvinden. Vanuit zijn woning heeft [appellant] geen direct zicht op bedoelde gronden, nu dit zicht hem wordt ontnomen door bomenrijen en de woningen in de zone "Landheer" en "Fase 2". Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt, waaronder ook is begrepen de omstandigheid dat het geen geheel nieuwe ruimtelijke ontwikkeling betreft maar een verdichting van een bestaande woonwijk, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. De door [appellant] nog aangevoerde omstandigheid dat hij in de winter, als de bomen kaal zijn, lichtschijnsel uit de woonwijk ziet, doet daaraan niet af. Desgevraagd heeft [appellant] toegelicht waarom hij meent als belanghebbende bij het bestreden besluit te kunnen worden aangemerkt. Daartoe heeft hij aangevoerd te vrezen voor een toename van fietsverkeer op het fietspad nabij zijn woning en voor de aanleg van een wandelpad nabij zijn woning ten gevolge van de bebouwing van een in de woonwijk voorziene groenzone. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het fietspad een veelgebruikt regionaal fietspad naar een recreatiegebied betreft, dat niet is bedoeld als ontsluitingsweg voor de wijk. Niet aannemelijk is gemaakt dat ten gevolge van de bouw van 119 extra woningen de drukte op dat fietspad merkbaar zal toenemen. Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat dit plan niet voorziet in bouwmogelijkheden op de in de bestaande woonwijk voorziene groenzone. De gevreesde aanleg van een wandelpad nabij de woning van [appellant] is dan ook geen direct uit het bestreden besluit voortvloeiend gevolg. Gelet op het bovenstaande heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks bovengenoemde afstand, een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, geen beroep kan instellen. 2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren w.g. Vogel-Carprieaux voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009 458.