Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3680

Datum uitspraak2009-05-08
Datum gepubliceerd2009-05-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901746/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 16 december 2008, kenmerk 1168290, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Helmond (hierna: de raad) bij besluit van 10 januari 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Tuincentrum Akkerweg".


Uitspraak

200901746/2/R2. Datum uitspraak: 8 mei 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 december 2008, kenmerk 1168290, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Helmond (hierna: de raad) bij besluit van 10 januari 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Tuincentrum Akkerweg". Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 april 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Stedelaar, en het college, vertegenwoordigd door A.J.J.M. Danen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en E. de Ruiter, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [belanghebbende A] en [belanghebbende B], handelend onder de naam [Tuincentrum], vertegenwoordigd door mr. M.J.H.M. Verhoeven, advocaat te Waalre, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan voorziet in een tuincentrum met een bedrijfswoning aan de Akkerweg in de stadswijk Mierlo-Hout van Helmond. Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft het college beslist over de goedkeuring van het plan. De Afdeling heeft bij uitspraak van 10 oktober 2007, no. 200607640/1 dit besluit vernietigd, voor zover dit betrekking heeft op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Tuincentrum". Reden voor vernietiging was dat geen duidelijkheid was gegeven over de vraag of er sprake is van een uitbreiding van de voor detailhandel toegestane oppervlakte ten opzichte van de oppervlakte voor detailhandel die op grond van het voorheen geldende planologische regime was toegestaan. Verder heeft de Afdeling overwogen dat ten onrechte geen onderzoek naar de mogelijke toename van het aantal te verwachten bezoekers was gedaan. Gelet op de onduidelijkheid over de mogelijke toename van het aantal te verwachten bezoekers, was evenmin duidelijk wat de gevolgen zijn van het plan voor de verkeersveiligheid op de toegangswegen naar het tuincentrum en of het bestreden besluit in overeenstemming was met het Besluit luchtkwaliteit 2005, aldus de voornoemde uitspraak. 2.3. Bij het bestreden besluit heeft het college wederom goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Tuincentrum". Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling. 2.4. [verzoeker] kan zich met dit besluit niet verenigen. Hij voert aan dat [Tuincentrum] ten onrechte wordt beloond voor illegaal handelen, omdat het tuincentrum als zodanig wordt bestemd en tevens is voorzien in een grootschalige uitbreiding. Een tuincentrum van de toegestane omvang van 6953 m² is volgens hem niet passend in het landelijke karakter van het gebied waarbinnen dit is gevestigd. [verzoeker] vreest voor een afname van de verkeersveiligheid, een verslechtering van de luchtkwaliteit, parkeeroverlast en een aantasting van de omliggende natuurwaarden. [verzoeker] voert aan dat alternatieve locaties voor het tuincentrum onvoldoende zijn onderzocht. [verzoeker] wijst er ten slotte op dat hij het gemeentebestuur heeft verzocht handhavend tegen [Tuincentrum] op te treden. Ten einde deze procedure niet bij voorbaat kansloos te maken wenst hij dat het besluit wordt geschorst. 2.5. Ter zitting is gebleken dat bij de rechtbank Den Bosch een beroepsprocedure aanhangig is tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond op bezwaar over de weigering handhavend op te treden tegen [Tuincentrum]. In verband hiermee ziet de voorzitter aanleiding om het besluit van het college te schorsen, ten einde te voorkomen dat de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Tuincentrum" vooruit zou lopen op de uitkomst van de procedure bij de rechtbank. Over de planologische aanvaardbaarheid van het voorziene tuincentrum op deze plaats dient in de bodemprocedure te worden beslist. De voorzitter zal bevorderen dat de hoofdzaak op korte termijn zal worden behandeld. 2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] om het college te veroordelen in de reiskosten van twee personen, overweegt de Afdeling dat voor een zitting gemaakte reiskosten in beginsel slechts eenmaal voor vergoeding in aanmerking komen. De Afdeling ziet geen aanleiding hierop in het onderhavige geval een uitzondering te maken. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 16 december 2008, kenmerk 1168290; II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 698,65 (zegge: zeshonderdachtennegentig euro en vijfenzestig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting w.g. Nienhuis voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009 466.