
Jurisprudentie
BI3709
Datum uitspraak2009-05-01
Datum gepubliceerd2009-05-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4919 WSF
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4919 WSF
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening toegekende studiefinanciering over de periode van 1 augustus 2004 tot en met 30 juni 2006. Termijnoverschrijding. De Raad stelt vast dat betrokkene er niet in is geslaagd haar stelling dat zij haar verhuizing naar het nieuwe adres aan appellante heeft doorgegeven, met bewijzen te staven. Nu de besluiten van 11 mei 2007 zijn verzonden naar het adres waarvan appellante - op grond van de eigen opgave van betrokkene van 20 april 2006 - mocht uitgaan dat betrokkene op dat adres woonachtig was, zijn deze besluiten bekend gemaakt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb en heeft de termijn waarbinnen betrokkene een bezwaarschrift had kunnen indienen, een aanvang genomen op de dag na die waarop de besluiten aan haar zijn verzonden. Geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
08/4919 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 1 augustus 2008, 08/290 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellante.
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. S.C.H. Poelman, advocaat te Brunssum, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009. Voor appellante is verschenen mr. M. van der Toorn. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Poelman, voornoemd.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de gedingstukken heeft betrokkene op 20 april 2006 aan appellante doorgegeven dat zij met ingang van deze datum woonachtig is op het adres [adres 1] te [plaatsnaam]. Op 5 en 6 december 2006 heeft appellante aanmaningen in verband met aflossing achterstallige schuld naar betrokkene verzonden op het adres [adres 2] te [plaatsnaam]. Sedert september 2006 was betrokkene op dit adres woonachtig. Bij brief van 24 oktober 2007 heeft betrokkene aan appellante doorgegeven dat zij met ingang van deze datum woonachtig is op het adres [adres] te [plaatsnaam]. Daarbij heeft zij gemeld dat haar vorige adres [adres 2] was.
Bij besluiten van 11 mei 2007 heeft appellante de aan betrokkene toegekende studiefinanciering over de periode van 1 augustus 2004 tot en met 30 juni 2006 herzien. Deze besluiten zijn gezonden naar het adres [adres 1] te [plaatsnaam].
Tegen deze besluiten heeft appellante een bezwaarschrift, gedateerd 30 oktober 2007, ingediend.
Bij besluit van 4 januari 2008 heeft appellante het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. In de in het bezwaarschrift aangevoerde omstandigheden heeft appellante geen aanleiding gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de twee brieven van appellante van 5 en 6 december 2006, verzonden naar het adres [adres 2] te [plaatsnaam], appellante kennelijk toen reeds op de hoogte was van dat adres van appellante. De rechtbank heeft niet vermogen in te zien op grond waarvan appellante de besluiten van 11 mei 2007 heeft gestuurd naar het voormalige adres van betrokkene. In verband hiermede had appellante naar het oordeel van de rechtbank moeten motiveren waarom het feit dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt, waardoor betrokkene buiten de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt, niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege kan worden gelaten. Om deze reden heeft de rechtbank (met beslissingen over proceskosten en griffierecht) het beroep gegrond verklaard en het besluit van 4 januari 2008 vernietigd.
Appellante kan zich hiermee niet verenigen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de besluiten van 11 mei 2007 zijn gezonden naar het door betrokkene bij haar opgegeven adres. Betrokkene heeft bij haar niet gemeld dat zij was verhuisd naar de [adres 2]. Daarbij heeft appellante erop gewezen dat in diverse aan betrokkene gezonden Berichten Studiefinanciering telkens is vermeld: “Kloppen je gegevens niet of verandert er iets? Geef wijzigingen in je gegevens zo snel mogelijk aan de IB-groep door”. Met betrekking tot de verzending van de aanmaningen van 5 en 6 december 2006 heeft appellante uiteengezet dat dwangbevelen worden betekend op het adres zoals dat staat vermeld in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Vooruitlopend hierop worden aanmaningen niet alleen verzonden naar het bij appellante bekende adres, maar tevens naar het GBA-adres.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
De Raad stelt vast dat betrokkene er niet in is geslaagd haar stelling dat zij haar verhuizing naar de [adres 2] aan appellante heeft doorgegeven, met bewijzen te staven. De Raad houdt het er dan ook voor dat zij wel haar verhuizing naar de Hofpoelstraat en later in oktober 2007 naar de [adres] heeft doorgegeven, maar niet dat zij heeft doorgegeven dat zij in de tussenliggende periode woonachtig was in de [adres 2].
Nu de besluiten van 11 mei 2007 zijn verzonden naar het adres waarvan appellante - op grond van de eigen opgave van betrokkene van 20 april 2006 - mocht uitgaan dat betrokkene op dat adres woonachtig was, zijn deze besluiten bekend gemaakt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb en heeft de termijn waarbinnen betrokkene een bezwaarschrift had kunnen indienen, een aanvang genomen op de dag na die waarop de besluiten aan haar zijn verzonden. Dat de aan betrokkene toegezonden aanmaningen tevens zijn gezonden naar haar GBA-adres, dat in de periode van april 2006 tot oktober 2007 afweek van het door haar aan appellante opgegeven adres, betekent niet dat appellante ervan uit moest gaan dat betrokkene op dat adres woonachtig was. De Raad wijst er hierbij ook op dat artikel 3:41, eerste lid, van de Awb niet bepaalt dat bekendmaking van besluiten (mede) geschiedt door toezending naar het GBA-adres en dat de WSF 2000 evenmin een zodanige bepaling bevat.
Voor het antwoord op de vraag of de termijnoverschrijding met toepassing van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar is, kunnen slechts beslissend zijn niet aan betrokkene toe te rekenen feiten en omstandigheden, ten gevolge waarvan zij niet binnen de voorgeschreven termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt. Van zodanige feiten en omstandigheden is de Raad niet gebleken. De termijnoverschrijding is veroorzaakt doordat betrokkene heeft verzuimd appellante van haar adreswijziging op de hoogte te stellen. Van haar had mogen worden verwacht dat zij appellante van haar verhuizing naar de [adres 2] in kennis had gesteld. Dit klemt te meer, nu zij blijkens de gedingstukken er bij herhaling op is gewezen een wijziging in haar gegevens, waaronder vanzelfsprekend een adreswijziging moet worden begrepen, door te geven. De persoonlijke omstandigheden waarop betrokkene in bezwaar en (hoger) beroep heeft gewezen, maken dit niet anders.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het inleidend beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM