Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3743

Datum uitspraak2009-05-08
Datum gepubliceerd2009-05-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3929 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Juiste vaststelling beperkingen. De Raad is van oordeel dat de beperkende toelichtingen bij de aspecten IV.9 (frequent reiken tijdens het werk), IV.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk) en V.7 (boven schouderhoogte actief zijn), alsook de overige, mogelijke overschrijdingen op de belastbaarheid voldoende door de bezwaararbeidsdeskundige zijn gemotiveerd.


Uitspraak

07/3929 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 mei 2007, 06/2389 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 8 mei 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009, waar namens appellant is verschenen mr. B. van Dijk, opvolgend gemachtigde en kantoorgenoot van mr. Schaap. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J. Langius. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak als haar oordeel gegeven dat het Uwv terecht en op goede gronden de naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% berekende uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 1 mei 2006 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Zij heeft daartoe de juistheid onderschreven van het aan het bestreden besluit van 5 oktober 2006 ten grondslag liggende standpunt dat appellant, uitgaande van de ten aanzien van hem vastgestelde beperkingen, per 1 mei 2006 in staat was met de hem voorgehouden functies een zodanig inkomen te verdienen dat de mate van arbeidsongeschiktheid 25 tot 35% bedraagt. 2. In hoger beroep is onder verwijzing naar de rapporten van de medisch adviseur D.J. Schakel herhaald dat het Uwv onjuiste beperkingen heeft aangenomen en dat de geduide functies onvoldoende afwisseling bieden in zitten, staan en lopen. Daarnaast is gewezen op verstopte beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Tenslotte zijn de gronden herhaald met betrekking tot de geschiktheid van de functies, Nederlandse taalbeheersing en opleidingsniveau. 3. De Raad overweegt als volgt. 3.1. Ten aanzien van de medische beoordeling door het Uwv onderschrijft de Raad hetgeen door de rechtbank in de aangevallen uitspraak hieromtrent is overwogen. 3.2. De Raad heeft evenals de rechtbank, gelet op de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts T. Miedema, in de rapporten van de medisch adviseur Schakel onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat de opgestelde FML te weinig beperkingen weergeeft op de onderdelen zitten, staan en lopen. De omstandigheid dat uit de anamnese, zoals weergegeven door deze medisch adviseur, kan worden afgeleid dat appellant zich meer beperkt acht op deze onderdelen en dat bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellant bij een onderzoek in 1999 meer beperkingen zijn aangenomen, acht de Raad ontoereikend om de opgestelde FML voor onjuist te houden. 3.3. De opvatting van appellant dat de functies ten onrechte zijn geduid, berust op het standpunt van de medisch adviseur dat voor appellant meer beperkingen gelden. Zoals hiervoor overwogen, onderschrijft de Raad dit standpunt niet. Naar het oordeel van de Raad voldoen de voor appellant geduide functies wel aan de voorwaarde van een normale vrijheid van vertreden. 3.4. Voor wat betreft de motivering van de overige in de FML weergegeven beperkingen, waarvan drie beperkingen voorzien zijn van een beperkende toelichting, sluit de Raad zich aan bij hetgeen de bezwaararbeidsdeskundige J. Langius in zijn rapportages heeft overwogen. De Raad is van oordeel dat de beperkende toelichtingen bij de aspecten IV.9 (frequent reiken tijdens het werk), IV.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk) en V.7 (boven schouderhoogte actief zijn), alsook de overige, mogelijke overschrijdingen op de belastbaarheid voldoende door de bezwaararbeidsdeskundige zijn gemotiveerd. Ook onderschrijft de Raad de motivering met betrekking tot het opleidingsniveau en de taalbeheersing van het Nederlands. 3.5. Hiermee is naar het oordeel van de Raad op voldoende en inzichtelijke wijze inzicht geboden in en voldoende mogelijkheid tot toetsing verschaft van de arbeidskundige grondslagen en uitgangspunten waarop de schatting in onderhavige geval berust. De Raad onderschrijft deze arbeidskundige grondslag. 3.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 4. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009. (get.) A.T. Kwaasteniet. (get.) A.C. Palmboom. CVG