
Jurisprudentie
BI3766
Datum uitspraak2009-05-13
Datum gepubliceerd2009-05-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3122 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3122 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking ZW-uitkering. De Raad kent evenals de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan het oordeel van de neuroloog dr. Anten. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat deze onafhankelijke en onpartijdige deskundige zijn oordeel baseert op eigen onderzoek van appellante en op de in het dossier aanwezige op appellante betrekking hebbende stukken en zijn standpunt voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd.
Uitspraak
08/3122 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 17 april 2008, 06/7 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 31 maart 2009 is bij de Raad een schrijven van de gemachtigde van appellante met nadere medische informatie van de huisarts en de reumatoloog H.A. Cats binnengekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. L.N. Foppen, eveneens werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming. De Raad voegt hier nog aan toe dat appellante tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 januari 2004 hoger beroep heeft ingesteld. De Raad heeft bij uitspraak van 14 april 2006, 04/1081 WAO, die uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Op 12 februari 2004 heeft appellante zich ziek gemeld voor haar arbeid als consultant/projectmanager met klachten van het bewegingsapparaat, voornamelijk van nek en linkerarm. Per 1 november 2004 is het dienstverband met haar werkgever ontbonden door de kantonrechter.
1.3. Op 17 augustus 2005 is appellante door de verzekeringsarts per 18 augustus 2005 niet langer ongeschikt geacht tot het verrichten van de laatst verrichte arbeid. Bij het besluit van 17 augustus 2005 is appellante ingaande 18 augustus 2005 verdere uitkering in gevolg de Ziektewet geweigerd. Namens appellante is daartegen bezwaar gemaakt.
1.4. Bij besluit van 1 december 2005, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2.1. Bij de thans aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij zijn oordeelsvorming doorslaggevende betekenis toegekend aan het standpunt van de door haar ingeschakelde deskundige, de neuroloog dr. H.W.M. Anten. Deze deskundige heeft in zijn rapport van 2 augustus 2007 aangegeven dat hij zich kan verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts op 18 augustus 2005 vastgestelde beperkingen, mede in aanmerking genomen dat er op zijn vakgebied in het geheel geen beperkingen zijn vast te stellen. Voorts heeft hij geconcludeerd dat appellante op die datum niet ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid of soortgelijk werk bij een andere werkgever en heeft hij nader onderzoek door een andere deskundige niet nodig geacht daar appellante reeds vele malen is onderzocht.
3.1 Namens appellante is in hoger beroep naar voren gebracht dat er wel degelijk sprake is van een ziekte of gebrek waardoor zij haar arbeid niet kan verrichten, ook al heeft de medische sector nog geen verklaring kunnen vinden voor haar (pijn)klachten. Voorts is aangegeven dat nader onderzoek naar de klachten van appellante plaatsvindt.
3.2. Het Uwv heeft daar in het verweerschrift tegenover gesteld dat er geen nieuwe gezichtspunten in hoger beroep naar voren zijn gebracht en dat er gezien de beschikbare medische gegevens, waaronder het rapport van de deskundige, onvoldoende aanknopingspunten zijn om appellante in haar mening te volgen. Het Uwv acht het niet waarschijnlijk dat nader onderzoek van de behandelende sector zodanige bevindingen kan opleveren dat het bestreden besluit in een ander daglicht komt te staan. Daaraan is toegevoegd dat niet de diagnose maar het klinisch beeld per 18 augustus 2005 bepalend is.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. De Raad kent evenals de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan het oordeel van de neuroloog dr. Anten. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat deze onafhankelijke en onpartijdige deskundige zijn oordeel baseert op eigen onderzoek van appellante en op de in het dossier aanwezige op appellante betrekking hebbende stukken en zijn standpunt voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd.
4.2. Hetgeen daartegenover in hoger beroep is ingebracht levert ook naar het oordeel van de Raad onvoldoende aanknopingspunten om appellante in haar mening te volgen. De Raad merkt daarbij nog op dat ook de behandelend reumatoloog dr. Cats in zijn brief van 24 maart 2009 geen duidelijke oorzaak kon aanwijzen voor de door appellante ervaren klachten en beperkingen. De gemachtigde van het Uwv heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat de bezwaarverzekeringsarts kennis heeft genomen van voormelde brief en in reactie daarop heeft aangegeven dat en geen ziekte of gebrek valt aan te wijzen.
4.3. De omstandigheid dat thans wordt gedacht aan de ziekte van Bechterew als mogelijke oorzaak en daarnaar nader onderzoek zal worden verricht werpt, in aanmerking genomen dat de datum in geding 18 augustus 2005 is, geen ander licht op de zaak.
4.4 Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.L. de Gier.