
Jurisprudentie
BI3767
Datum uitspraak2009-05-01
Datum gepubliceerd2009-05-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3790 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3790 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WAJONG/AAW-uitkering toe te kennen, omdat appellante niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Geruime tijd gewerkt zonder meer dan gebruikelijk verzuim. Indicatie voor WSW-arbeid niet relevant, omdat de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken vanuit een geheel ander wettelijk kader zijn verricht.
Uitspraak
07/3790 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 mei 2007, 06/4518 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Door beide partijen zijn aanvullende stukken ingezonden en is gereageerd op elkaars standpunt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009, waar namens appellante is verschenen mr. De Jonge. Namens het Uwv is verschenen drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 3 november 2006 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv ongegrond heeft verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 juni 2006. Met dat besluit heeft het Uwv een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) met ingang van 1 juni 1986 geweigerd, omdat appellante vanaf 1 juni 1985 niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. Namens appellante is in hoger beroep herhaald dat het onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen onzorgvuldig was en dat de belastbaarheid op de datum hier in geding niet juist is vastgesteld. Ter ondersteuning is verwezen naar de overgelegde informatie van haar huisarts, de behandelende sector en het Instituut Psychosofia, Centrum voor Spirituele Geneeswijze en Spirituele Dans (Psychosofia). Tenslotte is gesteld dat voorbijgegaan is aan de rapportage van Aob Compaz en haar indicatie voor WSW-arbeid.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Ten aanzien van de weigering appellante een WAJONG-uitkering vanwege op 1 juni 1985 bestaande arbeidsongeschiktheid toe te kennen overweegt de Raad in de eerste plaats dat deze weigering, inhoudelijk gezien beoordeeld dient te worden aan de hand van de bepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), zoals deze luidden op de datum in geding.
4.2. De Raad ziet in hetgeen appellante naar voren heeft gebracht geen aanleiding het bestreden besluit in medisch opzicht voor onjuist te houden. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest, dat de informatie van de huisarts en de behandelend sector afdoende is meegewogen en dat de belastbaarheid juist is vastgesteld. Voor wat betreft de overgelegde rapporten van Psychosofia verwijst de Raad naar zijn, de gemachtigde van appellante bekende, vaste jurisprudentie ter zake van gegevens afkomstig van dit instituut.
4.3. De Raad neemt voorts in aanmerking dat uit de stukken blijkt en door appellante is verklaard, dat zij in het verleden vanaf 1987 ondanks de bestaande beperkingen goed heeft kunnen functioneren in het arbeidsproces, ook fulltime, en dat haar mogelijkheden om blijvend te functioneren door de jaren heen zijn afgenomen. In dit verband stelt de Raad vast dat appellante van 1989 tot 1997 acht jaren fulltime als agrarisch medewerkster heeft gewerkt zonder meer dan gebruikelijk verzuim.
4.4. Voor wat betreft de rapportage van Aob Compaz en appellantes indicatie voor WSW-arbeid overweegt de Raad dat die informatie niet tot een ander oordeel kan leiden, omdat de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken vanuit een geheel ander wettelijk kader zijn verricht.
4.5. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin aanknopingspunten om ervan uit te gaan de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat appellante op de datum in geding terecht niet als arbeidsongeschikt in de zin van de AAW kan worden beschouwd en het Uwv eveneens terecht heeft geweigerd appellante een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen.
5. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) R.L. Rijnen.
CVG