Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI3778

Datum uitspraak2009-05-15
Datum gepubliceerd2009-05-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers43072
Statusgepubliceerd


Indicatie

81 RO (ambtshalve; vermindering boete in verband met overschrijding redelijke termijn)


Uitspraak

nr. 43.072 15 mei 2009 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2006, nrs. P04/00880 en 04/03400, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking. 1. Het geding in feitelijke instantie Aan belanghebbende is over het jaar 1998 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, alsmede een boete. De Inspecteur heeft bij uitspraken het tegen de navorderingsaanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het tegen de boetebeschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Hof heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken vernietigd, de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd van ƒ 267.844 tot ƒ 241.059. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. 3. Beoordeling van de middelen De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 10 maart 2006. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert wat de cassatieprocedure betreft een overschrijding op van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM met meer dan twaalf maanden. De Hoge Raad vindt hierin aanleiding de boete in dit geval verder te verminderen tot op ƒ 230.000 (€ 104.369,45). 5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 6. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep in cassatie ongegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en die van de Inspecteur, doch enkel voor zover deze betrekking hebben op de boete, en vermindert de boete tot op € 104.369,45. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.