
Jurisprudentie
BI4034
Datum uitspraak2009-05-06
Datum gepubliceerd2009-05-18
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4734 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-18
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4734 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Buiten behandeling laten aanvraag om bijstandsuitkering. Schending inlichtingenverplichting. Niet alle gevraagde gegevens zijn binnen de daarvoor gestelde termijn door het College zijn ontvangen. De Raad heeft in de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten gevonden om tot de conclusie te komen dat appellant redelijkerwijs niet in staat is geweest om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn over te leggen. Het College heeft zich terecht bevoegd geacht om de aanvraag om bijstand met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te laten.
Uitspraak
07/4734 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 1 augustus 2007, 07/977 en 07/838 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo (hierna: College)
Datum uitspraak: 6 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 24 maart 2009, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 24 januari 2007 een aanvraag ingediend om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij brief van 7 februari 2007 heeft het College appellant gevraagd (nadere) gegevens over te leggen vóór 20 februari 2007.
1.2. Bij besluit van 1 maart 2007 heeft het College de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gelaten op de grond dat appellant niet vóór 20 februari 2007 de nadere gegevens heeft verstrekt waarom het College had verzocht. Het College heeft daarbij nog overwogen dat ook indien met de tot 26 januari 2007 overgelegde gegevens mede rekening zou worden gehouden nog niet volledig aan het gestelde in de brief van 7 februari 2007 zou zijn voldaan.
1.3. Bij besluit van 29 mei 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van
1 maart 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter onder meer het beroep tegen het besluit van 29 mei 2007 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank en de in de aangevallen uitspraak gegeven overwegingen waarop dit oordeel berust. Ook de Raad is van oordeel dat de gevraagde stukken nodig waren voor een goede beoordeling van de aanvraag en dat het College terecht van appellant heeft verlangd met name inzichtelijk te maken op welke wijze hij in de periode vanaf 31 december 2005 tot de aanvraag om bijstand op 24 januari 2007 in zijn levensonderhoud heeft voorzien.
4.2. De Raad stelt voorts vast dat het College appellant in feite een termijn van vier weken heeft gegund om de gevraagde stukken over te leggen, aangezien al in de op 24 januari 2007 gedateerde aanvraagbevestiging om overlegging van deze stukken is gevraagd. Vaststaat dat niet alle gevraagde gegevens binnen de daarvoor gestelde termijn door het College zijn ontvangen. De Raad heeft in de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten gevonden om tot de conclusie te komen dat appellant redelijkerwijs niet in staat is geweest om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn over te leggen.
4.3. Appellant heeft in hoger beroep nog gewezen op de in bezwaar overgelegde verklaring van een familielid over jaarlijkse financiële bijdragen aan hem. De Raad stelt evenwel vast dat die verklaring niet met objectieve en verifieerbare gegevens is onderbouwd.
4.4. Het College heeft zich gelet op het voorgaande terecht bevoegd geacht om de aanvraag om bijstand met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te laten. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond om te oordelen dat het College niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
(get.) C. van Viegen.
(get.) B.E. Giesen.
IJ