Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4351

Datum uitspraak2009-04-28
Datum gepubliceerd2009-05-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers139548/KG ZA 09-149
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

schorsing executie; 351 Rv.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak: 28 april 2009 Zaaknummer : 139548 / KG ZA 09-149 De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen inzake 1.[EISER1] handelende onder de naam “KWALITEITSSLAGERIJ [eiser1]”, wonende te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, 2.[EISER2] handelende onder de naam THE READ SHOP POSTKANTOORWINKEL MALBERGPLEIN “[eiser2]”, wonende te Maastricht, eisers in kort geding, advocaat mr. J.J. Paalman, kantoor houdende te Almelo; tegen: de stichting STICHTING WOONPUNT, statutair gevestigd te Beek, kantoor houdende te Elsloo, gemeente Stein, gedaagde in kort geding, advocaat mr. W.C.M. Coenen. 1.Het verloop van de procedure Eiser sub 1, hierna te noemen “[eiser1]”, en eiser sub 2, hierna te noemen “[eiser2]”, gezamenlijk te noemen “eisers”, hebben gedaagde, hierna te noemen “Woonpunt”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 24 april 2009, hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij hun vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader hebben doen toelichten. Woonpunt heeft aan de hand van een conclusie van antwoord verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. Ten slotte hebben eisers om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is gelet op het uiterst spoedeisend belang bepaald op 28 april 2009, op welke dag een verkort vonnis is gewezen waarvan de beslissing luidt zoals hieronder is bepaald, waarbij is aangegeven dat de schriftelijke uitwerking van dit vonnis zo spoedig mogelijk zal volgen. Ten slotte is dit uitgewerkte vonnis aan partijen afgegeven op 15 mei 2009. 2.Het geschil 2.1 Eisers huren van Woonpunt winkelruimten in de Maastrichtse wijk Malberg, meer specifiek in het winkelcentrum Malberg aan het Malbergplein. [eiser1] is huurder van de winkelruimte aan het Malbergplein 9a. Hij exploiteert aldaar een ambachtelijke slagerij. [eiser2] is huurder van de winkelruimte aan het Malbergplein 10a/11a. Hij exploiteert aldaar een detailhandel in boeken, tijdschriften, papier en schrijfwaren, sigaren, tabak, alsmede een postagentschap. Woonpunt is in de wijk Malberg bezig met stadsvernieuwing, op basis van het buurtontwikkelingsplan “Manjefiek Malberg”. Onderdeel daarvan is de sloop en nieuwbouw van het winkelcentrum waarin eisers hun onderneming drijven. Als het aan Woonpunt ligt, kunnen eisers na gereedstelling van de nieuwbouw terugkeren in het nieuwe winkelcentrum, na een tijdelijk verblijf van vermoedelijk ongeveer twee jaar in door Woonpunt (tegen huurbetaling) aangeboden tijdelijke winkelruimten. Eisers zouden twee keer moeten verhuizen: van de oude naar de tijdelijke en vervolgens weer van de tijdelijke naar de nieuwe locatie. Vanaf het voorjaar van 2005 is tussen partijen overleg gevoerd over de voorwaarden voor vertrek en eventuele terugkeer. Partijen verschillen tot op heden van mening over de grondslagen waarop de aan eisers toekomende vergoedingen moeten worden gebaseerd en zodoende ook over de hoogte van die vergoedingen. Bij brief van 7 augustus 2006 heeft Woonpunt de huur opgezegd tegen 16 februari 2008 in het geval van [eiser1], en tegen 29 februari 2008 in het geval van [eiser2]. Eisers hebben de opzegging niet geaccepteerd. 2.2 Bij dagvaarding van 1 april 2008 heeft Woonpunt eisers voor de kantonrechter te Maastricht gedagvaard met de vordering het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomsten met eisers zullen eindigen. Deze bodemprocedure (zaaknummer 287581 CV EXPL 08-1170) loopt nog. Op 18 februari 2009 heeft een comparitie van partijen op locatie plaatsgevonden. Woonpunt diende op 18 maart 2009 te concluderen, maar heeft daarvan uitstel gevraagd. Inmiddels heeft zij op 15 april 2009 geconcludeerd. Eisers mogen nu concluderen op 13 mei 2009. 2.3 Op 30 januari 2009 heeft Woonpunt [eiser1] en [eiser2] in kort geding voor de kantonrechter te Maastricht gedagvaard tot –kort gezegd- (na eiswijziging) ontruiming op uiterlijk 15 mei 2009. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnissen van 11 maart 2009 -zaaknummers 322141 CV EXPL 09-321 (ten aanzien van [eiser1]) en 322161 CV EXPL 09-322 (ten aanzien van [eiser2]), hierna: “de vonnissen”- heeft de kantonrechter –kort gezegd- in conventie [eiser1] en [eiser2] veroordeeld om na betekening van het vonnis uiterlijk op 15 mei 2009 het gehuurde te ontruimen, en in reconventie Woonpunt veroordeeld tot betaling aan [eiser1] en [eiser2] van een (voorschot-)bedrag van € 62.550,- binnen vijf dagen na betekening van het vonnis. Eisers hebben tegen de vonnissen appèl ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, met het instellen van incidentele vorderingen tot schorsing van de tenuitvoerlegging. Op 7 april 2009 heeft het Hof te kennen gegeven dat de appellen als spoedappellen zullen worden behandeld. Inmiddels heeft Woonpunt een memorie van antwoord in de hoofdzaak en het incident genomen. Op 2 april 2009 zijn de vonnissen aan eisers betekend. Ondanks daartoe strekkend verzoek zijdens eisers, weigert Woonpunt de executie van de vonnissen op te schorten. 2.4 Eisers stellen –kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende. Eisers hebben een spoedeisend belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de vonnissen totdat door het gerechtshof arrest is gewezen op de ingestelde spoedappellen/ incidentele vorderingen tot schorsing. Tenuitvoerlegging heeft tot gevolg dat bij eisers een (financiële) noodtoestand ontstaat, en levert misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Woonpunt op. De belangen van Woonpunt zijn niet zo zwaarwegend dat zij niet nog tot enkele weken na 15 mei 2009 zou kunnen wachten, mede gelet op de eiswijziging in de kort gedingprocedure bij de kantonrechter, alwaar Woonpunt heeft gesteld dat zij zich subsidiair kon vinden in ontruiming van het gehuurde door eisers op uiterlijk 1 juni 2009. 2.5 Op grond van het vorenstaande hebben eisers gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren: 1.Woonpunt verbiedt de op 11 maart 2009 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht sector kanton locatie Maastricht onder de zaaknummers 322141 CV EXPL 09-321 en 322161 CV EXPL 09-322 gewezen vonnissen ten uitvoer te leggen en haar te gelasten een eventueel reeds aangevangen tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden, totdat door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal zijn beslist op de door eisers ingestelde appellen althans terzake de beslissingen te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht, op straffe van verbeurte aan de betreffende eiser van een dwangsom ter grootte van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat Woonpunt niet aan de veroordeling voldoet; 2.Woonpunt in de kosten van dit kort geding veroordeelt. 2.6 De vordering wordt door Woonpunt weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting voorgedragen, en vervolgens aan de stukken toegevoegde, pleitnota. Op het verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan. 3.De beoordeling 3.1 Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak. 3.2 Het feit dat een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is ingesteld, betekent niet dat er om die reden geen taak meer voor de voorzieningenrechter kan zijn weggelegd. De voorzieningenrechter verwijst terzake naar het arrest van de voorzieningenrechter van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 23 december 2008 (LJN BG9853). Mede vanwege het feit dat de praktijk leert dat zaken bij de voorzieningenrechter in eerste aanleg sneller kunnen worden afgedaan dan via bedoelde incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv, kunnen er omstandigheden zijn waaronder de voorzieningenrechter niet een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging als de onderhavige kan afwijzen op de grond dat van de appelrechter een beslissing ex artikel 351 Rv op korte termijn valt te verwachten. Gelet op de met onderhavige zaak gemoeide spoed, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in casu de beslissing van het hof op de incidentele vorderingen tot schorsing van de tenuitvoerlegging, niet kan worden afgewacht. Dit brengt met zich dat de voorzieningen-rechter thans aan de hand van de gebruikelijke maatstaf dient te beoordelen of de executie van de vonnissen dient te worden gestaakt. Verwezen zij naar het hiernavolgende. 3.3 De voorzieningenrechter kan slechts de staking van de tenuitvoerlegging bevelen, indien hij van oordeel is dat Woonpunt, mede gelet op de belangen aan de zijde van eisers die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan. De voorzieningenrechter kan derhalve slechts de staking van de executie bevelen in geval van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Woonpunt. Dit zou het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien het te executeren vonnis op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van eisers een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984/145). Anders dan eisers stellen, geldt voormeld criterium niet alleen wanneer het gaat om een uitvoerbaar bij voorraad verklaard bodemvonnis, maar ook in het geval dat er, zoals in casu, sprake is van een kort gedingvonnis. 3.4.1 Dat de vonnissen op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag berusten, is niet gebleken. Eisers hebben in hun pleitnota aangegeven dat –kort gezegd- de sector kanton de plank heeft misgeslagen door de vorderingen van Woonpunt toe te wijzen. Voor het aannemen van een “klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag” ligt de lat onmiskenbaar hoog. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake als de vergissing in het recht of in de feiten zó in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de kritiekpunten die eisers hebben aangevoerd niet aan te merken als misslagen, omdat zij geen betrekking hebben op een evidente vergissing in het recht of in de feiten. Aanvaarden dat het hier om misslagen gaat, zou de betekenis die door de rechtspraak (en doctrine) aan dat begrip is gegeven, veel te ver oprekken. Een beoordeling van de door eisers weergegeven kritiekpunten, zou de voorzieningenrechter bovendien nopen om plaats te nemen op de stoel van de appèlrechter, hetgeen in een executiegeschil niet toelaatbaar is. 3.4.2 Dat het kantongerechtsvonnis op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van eisers een (financiële) noodtoestand zal doen ontstaan, is evenmin gebleken. Voor zover eisers hun huidige standpunt dat de geboden vergoeding veel te laag is, als een bedoeld nieuw feit beschouwen, oordeelt de voorzieningenrechter dat hij die visie niet deelt. Dit feit was namelijk ook al bekend ten tijde van de kantongerechtsprocedure, althans had bekend kunnen zijn. Eisers hadden immers reeds toen naar voren gebracht, althans gemotiveerd naar voren kunnen brengen, dat de aangeboden vergoeding zodanig gering is dat zij in een financiële noodtoestand zullen komen te verkeren. Alleen nova, feiten die ten tijde van de kantongerechtsprocedure niet bekend waren, kunnen in overweging worden genomen bij de beantwoording van de vraag of de executie kan worden geschorst, niet feiten die verzuimd zijn aan te voeren, of feiten die bij de kantonrechter reeds aan bod zijn gekomen. 3.5 Het vonnis van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing berust op een belangenafweging door de kantonrechter. Het is derhalve niet aan de voorzieningenrechter om, staande voor dezelfde vraag of Woonpunt het vonnis al dan niet bij voorraad kan tenuitvoerleggen, de belangenafweging nogmaals te maken. Dit kan alleen dan anders worden, en een nieuwe belangenafweging zal dan gemaakt moeten worden, indien blijkt dat het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel indien sprake is van nieuwe feiten, die na het vonnis zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen (arrest gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 13 september 2005, rolnr. KG C0500524/MA). In casu is, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor bij 3.4 is overwogen, van geen van beiden sprake. Daarbij komt dat de toets in het kader van misbruik van bevoegdheid niet leidt tot een belangenafweging in die zin dat voor de uitkomst bepalend is of het belang van de ene partij zwaarder weegt dan dat van de andere partij. Van misbruik van bevoegdheid is eerst sprake in geval men in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen, aldus artikel 3:13 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, terwijl de Hoge Raad in het in 3.2 genoemde arrest een mogelijk nog scherper criterium lijkt te stellen, uitgedrukt in de woorden “geen in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan”. Dat Woonpunt geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging, is gesteld noch gebleken. Nu de rechtbank haar vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard en daarmee het belang van Woonpunt zwaarder heeft geoordeeld dan de belangen van eisers, dient er van te worden uitgegaan dat Woonpunt voldoende belang heeft bij tenuitvoerlegging. 3.6 (Andere) feiten of omstandigheden op grond waarvan de voorzieningenrechter zou moeten concluderen tot misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Woonpunt, zijn gesteld noch gebleken. 3.7 Op grond van het vorenstaande dient het gevorderde te worden afgewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 4.De beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht: wijst het gevorderde af; veroordeelt eisers in de kosten van de procedure aan de zijde van Woonpunt gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 262,- aan vast recht en € 816,- voor salaris advocaat; verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. F.B.